Het Liegend Konijn. Jaargang 8(2010)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 243] [p. 243] Willem van Zadelhoff o Arnhem, 1958 is ook prozaïst. Recentste bundel: Tijd en landen (2008) [pagina 244] [p. 244] 5 Manieren om een stad te zien 1 wij zijn hier niet gekomen om een brug te zien hier wordt niets verbonden daarom want wat niets met elkaar te maken heeft moet van elkaar afblijven duidelijk stil water en verder geen enkele boot geen gras om op te liggen geen oneindigheid geen vrouw zelfs geen matras om God te prijzen hoogstens een dek vol dofklinkend hout kromhout gewoon de brug negeren en voor je uitkijken strak voor je uitkijken en zo min mogelijk waarnemen je geen strobreed in de weg laten leggen en vooral geen mist van geluiden en geuren optrekken want niets zijn niets geweest zijn en nooit iets worden dat besef je en dat geen hand jou zal bewaren geen vinger geen nagel [pagina 245] [p. 245] 2 daar ligt het Pruisisch beest te maagdelijk maar al bijdehand luchtbel van vrijheid nog even vluchtplaats zeepbel van dienst gedachten aan een Belgische zondag na nachtelijk vertier veel stemmen in de nacht de stilte overschreeuwen kreten in inkt die deze nocturne tot zwijgen brengen in deze banale stad waar haren grijzen tijdens een dans waar is de werkelijkheid in deze droomnacht waar raast de banjo waar de angst de pijn [pagina 246] [p. 246] 3 kleine stad lange stad brede stad dode stad waar is de horizon gebleven waar het water met zijn golfslag waarin de hemel wordt weerspiegeld waar loopt het pad achter de huizen dat je ongezien thuisbracht waar de schoorsteen het raam waar de lamp waar de tafel met de krant alles vervlogen opgelost want hier is alles vogelvrij hier wordt weinig binnengehouden deze stad heeft geen dak meer [pagina 247] [p. 247] 4 het moet maar eens gezegd de stad waar ik geboren ben die stad keer ik voorgoed mijn rug toe ik voel geen enkele verplichting haar nog langer te ontzien deze spookstad die alleen nog in mijn hoofd bestaat is bij deze opgeheven mijn taal hangt niet langer aan haar kin [pagina 248] [p. 248] 5 hoog in de lucht het gefluister van vogels plaatsnamen nederzettingen aan een rivier pikzwarte stenen in het gras brokstukken van een omgeving die niet meer is als ik moe ben rol ik mijn mat uit als ik honger heb denk ik soms aan eten mijn dorst wordt enkel gelest als het de hemel behaagt ook vandaag weer veel licht hels licht wit licht oogverblindend wit de stad is gras geworden elke steen een aandenken elke oever zijn eigen spiegelbeeld Vorige Volgende