| |
| |
| |
Thomas Möhlmann
o Baarn, 1975
is ook criticus.
Recentste bundel: Kranen open (2009)
| |
| |
| |
Zout
1
Er is een trein en de vraag is willen we erop of eraf.
We slapen allemaal nog, wie springt die valt.
Allemaal, wie springt wordt wakker.
We slapen nog en er is hier geen trein.
Tussen vertrek en aankomst buigen de rails
hun eigen banen, om ons te bereiken, om ons
te verplaatsen, ons ergens los te kunnen laten.
We willen erop of eraf. Allemaal. Nog is de trein
er niet. Wie springt geeft toe ergens te zijn.
| |
| |
| |
2
Of het goed is of niet. Ik kan je niet zeggen
of het goed is of niet. Er is een trein en
een pluisje op de zitting verschuift een fractie
of is het onze blik, door of voor de ruit, onze blik
die soms hooguit een seconde op ons kijken
vooruit lijkt te lopen. Het hapert, geruisloos
of verstopt tussen alle geluiden klikt een hapering
tikt een hapering ons langzaam kapot.
| |
| |
| |
3
De klok holt en boven het perron hangt
tollend op zijn plaats en zonder rust
het ronde ruizen en de enige
De klok tolt samen met wat stilstaat
hier een liedje van het ogenblik.
| |
| |
| |
4
Er is geen trein, maar wel, onder meer
zout voor op het eten zout voor in het bloed
een wachtende met koffer en een koffer alleen
een overstelpende hoeveelheid muntsoorten
gebruiksaanwijzingen zegswijzen taalvariaties
gerechten televisiekanalen weblogs meningen
bonusvermeerderingen vermageringsmethoden
griepverschijnselen kinderziektes nekklachten
ademhalingsmoeilijkheden zachte doeken zoete
koek en zout voor in het water zout voor op de wijn
niemand die wacht een wachtkamer vol wachtenden
een perron waarover de stofwolken razen alsof
ze hoger in een radeloze wind de maan bovenaan
beschermen wilden en konden, zout voor in de wond
en de kleuren rood geel blauw, de kleuren oranje groen
paars de kleuren die jouw ogen mengen en de kleuren
die je ziet verschieten over het water in de lucht tussen
de razende wolken over de maan die wit ziet van honger
en blauw ziet van kou en manieren om te zeggen dat ik
je nodig heb en onder niet meer van boven zou weten
te onderscheiden zonder jou.
| |
| |
| |
5
Niemand slaapt meer maar iedereen
kijkt naar de wolken, wacht op een wonder
wacht op het korreltje zout het laatste korreltje
iedereen wacht in de luwte op genade op nieuwe
woorden op een ander die simpelweg de moeite
neemt om zonder onderhandelen te fluisteren dat
alles goed komt, want alles komt goed.
| |
| |
| |
6
Er is een vraag, er zijn altijd vragen te over, zoals
wat was het dat je tegenhield?
wat was het dat je tegen wilde houden?
waarom is precies wat je zeggen wilt
zo moeilijk precies te zeggen?
wat blijft overeind als alles is neergehaald?
waarom denk je dat je geboren bent?
wat wilde je dat tegengehouden zou worden?
wat dat tegengehouden werd had je gewild?
| |
| |
| |
7
Een hapering tikt ons langzaam kapot en intussen
mompelen we onze namen voor ons uit, zouden we
het liefst vanuit de verte geroepen worden maar
door wie, vergeten we maar zelden een gezicht
dat ertoe doet, kunnen we de banen volgen die
de aders over onze onderarmen en handen trekken
zie je dat ik grijzer wordt bij de slapen zie ik dat je
moeite hebt rechtop te lopen langer dan tien minuten
te luisteren te wachten langer dan een uur of drie te slapen
en intussen tikt een hapering binnenin je binnen in mij
vlak onder de huid als een zachte warme vriend als een
pleister een gefluisterde geruststelling een liefdevolle
vuist in het midden van je gezicht ik zou mijn huid nu
rustig tegen de jouwe willen leggen ik zou warm willen
worden ik zou degene willen zijn die zorgt dat je slaapt.
| |
| |
| |
8
Wie springt wordt wakker.
| |
| |
| |
9
Ik ken je huid, je vuist, je lippen
en de randen rond je mond
de randen die alleen maar geslepener en scherper
worden, de zwarte randen onder mijn nagels de
pagina's en pagina's en pagina's en pagina's en pagina's
en pagina's en pagina's en pagina's en pagina's en pagina's
en pagina's die we lezen en vergeten en de pinda's
die me twintig jaar terug even goed smaakten als nu, precies
even slecht en precies even goed. En het zout.
| |
| |
| |
10
Waarom denk je dat je geboren bent?
de wielen die over de bielsen zeilen
de wielen die zonder haperen razen
de dagen die we leven en vergeten
|
|