| |
| |
| |
Sylvie Marie
o Tielt, 1984
Recentste bundel: Zonder (2009)
| |
| |
| |
Posities van perfect geluk
I
hoe lang kunnen we ontwaken in dit huis?
langer dan we sliepen? we proberen het,
zingen elkaar het doezelen toe, dommelen
in, worden weer wakker, dompelen
ons opnieuw de lakens onder en
het is wat we met elkaar vormen
dat ons bij elkaar houdt: twee stoelen
naar elkaar toe geschoven, een hart
als je het van bovenaf bekijkt.
als de dag dan toch begint, is hij
een sjaal van dunne, doorzichtige zijde.
| |
| |
| |
II
het huis waarin wij opstaan
kent geen adres, noch in- of uitgang,
we leggen ons op de vloer te luisteren: huis
ademt en leeft, maar klopt niet, ons hart
we hebben alles voor elkaar
en niets meer voor een ander. er is geen ander,
de woonst is een vacuüm van ons geworden.
als in een fles zijn wij halsoverkop
| |
| |
| |
III
dit huis zweeft als een bol boven de grond.
gordijnen lezen het licht dat onze lichamen
beschijnt, ze maken het vlees malser,
de dag schudt nog wel seconden
van zich af, maar ze vallen
we zijn astronauten, geland in het tijdledige.
voor ontploffen zijn we niet bang.
we zitten in het juiste pak,
het huis de perfecte schuilplaats.
| |
| |
| |
IV
het huis deint op ons deinen,
waar wij wentelen, wiegen planten,
meubels mee. een stoel bukt zich, een tafel knikt
ons toe. in de kern van de kolk
die onze woonst is geworden, groeit iets.
het is een boom waarvan we de appels
met druipende kinnen mogen eten, we weten:
niemand jaagt ons het huis uit.
| |
| |
| |
V
als je rustig genoeg bent,
nu we in ons huis gestopt zijn
de wijsvinger van onze linkerhand
één voor één op de toppen
| |
| |
| |
VI
voor het overige weten we niets.
van het overige willen we in dit huis niets weten.
het overige ook niets van ons.
we smeden geen plannen, warmen
ons aan woorden zonder verhaal, ze klinken
als komen ze ketsend van de sterren gevallen.
we herhalen elkaar liever en liever:
ogen vonken, handen laaien op,
elke aanraking druppelt op een hete plaat.
wij, volmaakt in de navel, kneden het heden
tot een lome kat met zeven levens.
| |
| |
| |
VII
aan het venster kijkt de kat
naar onze deinende lichamen,
ze rekt zich uit en vleit zich neer.
als wij daartoe het teken geven
zal zij de vensterbank afspringen,
samen met de grond de tijd aantikken.
dat het bolle huis weer hoeken krijgt, uit-
ademt en zich opnieuw nestelt in een straat,
|
|