Het Liegend Konijn. Jaargang 8

[p. 143]

[Waar wanneer u mij gedenkt bevinden zich uw handen]

Waar wanneer u mij gedenkt bevinden zich uw handen.

Wroeten zij in aarde om te planten.
Pellen zij uien voor soep van etmalen trektijd.
Schroeven zij met blauwe pluggen luchters in beton.
Verschikken zij zijden bandjes kroelen rond kroezend geslacht.
Toetsen zij katbel op katbel aan uw ander.

Uw vingers vormen dingen voor de heb onduurzaam.
Uw koten knakken lieflijk naast ketelmuzieken.
Hoe sierlijk ontrouwt het kapmes uw ernstige nagels.
Hoe protserig uw tekens aan de wand.

Omarmt wanneer ik terugkeer u mij warmpjes.
Verwerpt u mij wanneer ik brand en teer.