Het Liegend Konijn. Jaargang 8

[p. 54]

De kapel

Het bijbelboek ligt open bij een wonder.
Lang geleden stapte een man uit een vissersboot
en liep barrevoets over een meer. Van gezichtsbedrog
geen sprake, een die er bij was
tekende het op.

Dezelfde man riep kort daarop een dode vriend
tot leven, het lijk lag in een spelonk
achter een zware steen. Rol de steen weg
gebood hij de volgelingen, bevrijd hem
van de grafdoeken en koorden. Even later
met bezwerende stem: Sta op
jij Lazarus, ga heen.

Kaarsen branden rond het altaar voor zo'n wonder
maar de spelonken blijven dicht, de stoutmoedige
verdrinkt. De bloemen drukken dank uit
of smeken om genade. Achter een kolom
zit een jongen uit diep Afrika
voor zich uit te zingen, kraal voor kraal
glijdt door zijn vingers.
Verder stilte.

Buiten huilen de sirenes
van de eerste maandag
van de maand.