Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] Gesprek voor Bert André Je zat al aan de overkant van de tafel. Tijd sleep de bedding dieper en dieper tussen ons uit. Je gezicht sneed scherp als een vleesmes, maar elk van je zinnen tintelde, zwanger van al je gedachten. Taal bond ons aan de stoelen. De thee in de koppen verdampte. Het vuur van je verhalen knetterde in ons gesprek, de uren warmden zich onder de lamp, je woorden schoolden samen in mijn versleten recorder. Gelukkig dat je ze zacht herhaalde tegen die wildvreemde die met zijn lepeltje in je roerde. Je sprak over jazz en Dixieland, Johnny Cash en Bill Haley - spel hun namen niet verkeerd, jongen - over Maastricht en hoe ze in het gangpad van de bioscoop de jaren vijftig indansten. Jij blozende rozentuil, jaren voor de stengels een na een knakten. Over het mysterie van het theater waar je veertig jaar later het mysterie niet meer van inzag, maar wat maakte het uit, het was mooi geweest zo. Er bleef altijd de geur van de planken. Er bleef altijd een plek waar je man en paard schouders kon geven tot ze er helemaal stonden. Over Jules wou je praten, Davies, met geen bruine veter tevreden. Dat je lach stuiterde over de vloer van je loge: Verrek hoe flikt hij het! Je legde de sleutel van je schatkamer op tafel: meisje met parel, Mauritshuis, Den Haag, het gesuis van de wind in de Provence van je hart, [pagina 190] [p. 190] Sandrine en Mieke zonder wie geen straat je te wandelen nam. Je was niet bang van je bühne te donderen, al stak je geen Latijn in een later. Het godentheater had je afgeschaft. Je begon gelaten aan je dagreis door de nacht. Je vuistdikke, je terminale. Je slaat een gat hier in Antwerpen. Een krater in kroegen en pleinen en straten. Je smeult nog, weet je. We blijven je opgraven, oprakelen onder elkaar, je botten warmen, buurman. We zullen je schrijven op ongeadresseerde kaarten. Aan lege tafels over je praten en praten. Vorige Volgende