Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Een men Een men had een menigte meningen naast elkaar opgeprikt, sommige hadden geen water meer, hingen wat slap, en andere, daar had nog niemand de kern van beduimeld of even gauw tegen gestoten zodat er wat tinkelde, hier en daar brokkelden woorden af: evengoed, wij met ons allen, een schande, in dat licht bezien, wat u zegt houdt geen steek. Wie zichtbaar zich meebracht naar binnen, mocht kijken, betasten en rapen, terug hangen wat daar niet hoorde, kon gaan. [pagina 129] [p. 129] Een men zoekt de geuren van wat er verdween, door rotting heen appels, door muffe met ouderdomsvlekken bedekte papieren hoe schielijk een boompje zich hoger wou maken dan oud kruidig gras en hoe het zijn eerste voorzichtige vruchtwerk probeerde en hoe dat eraf plofte of het een klad was van wat het zich dacht, reusachtig voor diertjes die vreten. [pagina 130] [p. 130] Een men neemt de dag aan, een dag met wat zeentjes en vetrand maar verder week zonlicht, en weet dat de wereld berekend en weggezet moet voor het over- zicht, zit achter ruiten, geen hang-en-sluitwerk, leest dwars dat elders een bom op een trouwfeest, die mensen die waren daar nog niet eens naakt voor elkaar, dat was heilig, en alles is doordeweeks, lauw in de schedel, een men neemt de dag aan en denkt hem haast veilig, zoals die voorbij schrijdt met zachtvlezen klauwen. [pagina 131] [p. 131] Een men hoort door deuren wat handen doen, hamers op snaren, vilt voor de stiltes, het samenspan vingers, het spiertjesplezier. Hoort wat de handen vertolken, bezwerend en teder en kolkend en wetend wat kan met wat niet lijkt te kunnen. Een vrouw buigt naar voren. De deuren gaan open. Een vogel speelt mee met een partitutierelier, om en om, vogel en vrouw weer en vogel en vrouw. Dan vliegt er een weg en maakt er een vuur van oud hout en de lucht is daar, vol van niet horen. Vorige Volgende