Het Liegend Konijn. Jaargang 7(2009)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Ei I De mispelblom de kwee de kwetsen en de bramen framboos zo roos zo rood de gloeiende pioen zo teer de malve een neveltje en een vlam ha ja toen ze in de zomer kwamen weer in hun heerlijk goed wandelen op vleugelvoet ra ra onder een wolkenhoed met koperen trommen mee waarop de zon aan 't bonzen veldnimf en waterfee ja ja ons tegemoet heemst alsem berevoet papaver ruige bree leliën acoleyen hazelaar vingerhoed rozen en ze rieken goed vele volkeren munt slingers die meisjes breien in mei met ongeduld omdat het zomeren moet en wat de horens vult van aardes overvloed het wordt dit land gegund. [pagina 75] [p. 75] II De zomer komt als wij hem roemen worden wij warm dan rijst zijn kam hoog kraait de haan in zijn koleuren de sleutel van de dag krijst in het slot draait dicht de maan de wereld ligt weer open voor wat er moet gebeuren en wat gebeuren mag eer hij zal ondergaan naar 't wendelend gebod. Wie zal de dagen ramen weerhaakse hinderlagen in weerwil van 't seizoen gebaren en het doen? [pagina 76] [p. 76] III 't Is toeval het is plicht zo legt de hen haar ei het ei dat uit het kieken kwam heer canteclaer had het getreden ka ka en kakelt zo wij het onze en ik zei hij zie zo de tureluur de koekeloer is het vergeten buiten beraming en beschik zei zij het breekt zijn schaal het oogt nog kaal 't gaat aan de haal het vlerkt het sjirpt het zurkelt 't spreekt vogeltaal het waant zich nachtegaal zie zo de tierelier maar deerlijk toegetakeld 't natuur- nood- zakelijk gedicht. Vorige Volgende