Het Liegend Konijn. Jaargang 6
(2008)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
DierbaarPas toen je op een draagbaar
over de vensterbank
getild, gegleden kwam
moest ik wel ontleden:
dierbaar, het duren waard.
In de pure vrieskou
van een nacht na nieuwjaar
hortensia's, dahlia's, Maria's,
mij, verwende verwerpende.
sneeuwmaand | |
Nieuwjaarsconcert, twee jaar laterJe vingers walsten over het tafelblad,
je ogen glansden in een sound of music-decor.
En nu, nu ik weer lucht van Strauss hoor:
een diepe cantate, een machtig Magnificat.
Want nooit blauwer kan de Donau nog zijn
dan in januari tweeduizendenvier.
Nooit halen we je nog meer naar hier
dan met deze valse, oprechte marsepein.
| |
[pagina 86]
| |
regenmaand Als het regent en als het nacht is
bovendien kan ik bijna zien
hoe verkleumd en vooral
alleen je ligt, been naast been.
Ik wil, ik wil heel hard
denken aan de klanken, kleuren,
wapens waarmee jij niet liet gebeuren
wat hier toch gebeurt.
windmaand Er zal veel veranderen nu,
zei je met een achtergebleven stem.
En ja, moeder,
we liepen opeens over keien,
het zand was weg,
onze lichamen waren niet langer
veelbelovend, ze zweefden
onaanvaardbaar licht
over nooit betreden paden.
Voor altijd zouden de gordijnen
open blijven als het donker werd,
onze silhouetten kwetsbaar,
blootgesteld aan blikken van medeleven.
| |
[pagina 87]
| |
groeimaand Daar het bloed stroomde
buiten zijn geoorloofde baan,
je gezicht rozig en vol maakte,
ongepast warm voor iemand die
ons weldra achter zou laten
Daar je nauwelijks bedekt was
met een zilveren deken,
je schouders naakt alsof het zomerde,
schokkend voor ons in de ochtendvorst,
we je lichaam konden raden
voor het eerst en voor het laatst
heb ik gebeden om meer
of minder verleden, en mijn bloed
kroop waar het niet kon gaan.
| |
[pagina 88]
| |
bloeimaand | |
LenteschoonmaakDe winter heeft een schaduw van mos
gelegd om de letters van je naam.
Ik zie je hand arceren met Chinese inkt
en veeg voorzichtig rond de h,
blaas hem schoon,
alsof ik hier woon, als vroeger,
dicht bij je werkkamer
en de geur van ecoline.
Ik blader in je bladen, een veldboeket
waait me tegemoet, maagdenpalm, Marialied,
het Vlaamse heir, en hoe pal
je stond, hoe met een knal
de deur tussen ons soms dichtsloeg
hoe de vazen uiteenvielen
mijn bloemenjurk opwaaide
als ik met twee treden tegelijk
de trap op van je wegliep
en boven mijn eigen wereld
schiep, een schaduw van woorden, die jij pas veel later
hoorde toen ze al niet meer te horen waren.
| |
[pagina 89]
| |
grasmaand | |
VlinderlandschapDagpauwoog op distel, oranjebruin op paars, waterverf.
Koninginnepage op mesthoop, trage, gistende zomergeur.
Admiraalsvlinder op wortelopslag van linde in het gazon.
Koolwitje, kaal in je lens.
Rouwmantel.
oogstmaand Gras is weer hooi geworden:
de geuren zijn het wreedst, ze klimmen
tot ze een bergwei zijn, buiten
bereik van mijn bange hand.
De inwendige mens wil waaien,
hogerop. Maar zo middelpuntvliedend
als zijn verlangen, zo gemetseld
en gemompeld zit hij in zijn hok.
Je hebt wind gezaaid, vader,
ik oogst storm als het hooi gemaaid wordt
en ik achter je
aan wil klimmen.
| |
[pagina 90]
| |
warmtemaand | |
Aardappelmesje. rondeelZachte kromming van het staal:
uitgeslepen met jouw hand,
het moest scherp zijn, telkens weer,
om op zijn beurt kleur te slijpen.
Scherp is het, nu mijn hand
het houten heft vastpakt.
Scherp als de tekening
van de aders op je pols
die de potloden
de juiste kromming gaf
voor een haarfijn silhouet
van mijn kindergezicht.
Scherp in haast geheelde herinnering.
vruchtmaand Zurige, kleine Coxen, met een pennenmes in vier.
Dikbuikige rabauwen, geschild op krantenpapier.
Gekronkelde appels, als de aders op je hand,
wormstekige, boodschappen uit Onderland.
| |
[pagina 91]
| |
wijnmaand | |
Stil leven met perenstroopOp zijn handen een knoop
gebundelde kracht, nog altijd,
bij het openen van een pot stroop.
Dat komt van schoppen, schoffelen,
de aarde vruchtbaar maken.
Op de pot staan bloesembomen,
het fruit strijkt op de tafel neer.
Keer op keer krijg ik op mijn brood
dat hij niet stopt, de dood,
ons voor het leven warm te maken.
nevelmaand De laatste foto is vaag, je wuift
jezelf uit, je zwaait naar het niets.
Twee dagen later schudde het
aan je arm, je linker, trok je
over de streep, je stribbelde tegen
in het warme bed waarin je wilde
liggen, hoe goed
ben je erin geworden.
| |
[pagina 92]
| |
Hoe goed ben je geworden
in mijn geheugen,
hoe goed? Te goed, unfair
tegenover wie nog zit, loopt,
zij het moeizaam.
O, hoe gulzig een foto voor
het te laat is.
|
|