Het Liegend Konijn. Jaargang 6(2008)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Sermoen in elegisch geprevel verzinkend De fin'amors is vergeefs als altijd, en vergeefster dan ooit is haar woord. O, kom mij niet aan boord met neuzelend geneuzel van een neuzelend neukdier dat zich wijdbeens met janhagel op schermen en buizen vertoont. Mmmwwă, tffrr, karak, brwă - (imiteer, transformeer, pasticheer) - Haast alle creaturen gaan gebukt onder het juk van winterkou. De man buigt van nature dieper onder het liefdesgeweld van de vrouw - Zag haar dansen, uitbundig haar vlezig warm lijf. Hoorde haar stem, voelde haar adem. Ze streelde de lucht met een lied. Stond even naakt op de planken, verdween weer meteen uit het zicht. ‘BLOODY HELL,’ zei Ierse Tim, de beschroomde toffelemoon uit de Clarissensteeg. ‘NEVER TOUCHED HER JEWISH TIT!’ ‘Geen parkiet verandert dit.’ [pagina 45] [p. 45] Moet dus anders. Pffft, arghh, prwll! Miserabel gemier. Zzoek 't maar uit, en zzie wat ervan kkomt. Al die grimmige bedenksels (grrruwzaam, grrruwzaam) doen een mens de dampen aan. Gegrom in de tuin. Iemand loopt door je verleden als een brevierende pater het pad op en neer. ‘Laat af! Verzaak! Niet aan de duivel, jij domkop. Het moet wreder, geloof me: De meiden, de vrouwen, ze zien je niet staan!’ Iemand gruwt van je onwetendheid. IGNORANCE IS TRAGEDY (jaren later in ijzig Ontario met Mike Mendelsohn en Jerry R op sneeuwschoenen door het gestolde moeras. Rode neuzen, sproze lippen, jij een sleeuwe mond met tinteltand.) KENNIS EEN HINDERNIS (SOMS) Gruw gutturaal tot je keel is verrauwd. [pagina 46] [p. 46] Herinner je liever Hoe Dizzy of Art, nee, toch Lee met de Messengers Moanin' speelde en Benny Golson's fluwelen klank je vervulde. Puur geluk, en geen meidengezeur. Halfluid neuriënd 's nachts door Amsterdam gelopen Padíeee-dábab. Padóó-dadiedadóó...àh... Voor dag en dauw terug gelift naar het dorp. Je lichaam gonsde, was euforisch moe. De geur van vers brood opgesnoven. Geen stuiver op zak. Stond in de deur, de oven stoof af. De bakker streek over zijn hart. Zijn ruitjesbroek onder het meel. Gaf twee warme puntjes en puddingbrood toe. Vielen gaten sindsdien, de ziel, eerst ontkend, bleek naderhand een onstelpbaar vergiet. Dode vrienden, lege stoelen in steeds andere tuinen die voor jou dezelfde zijn. Laat ze spreken. Plaats een oproep in de krant: [pagina 47] [p. 47] ZAG JE IN DE TREIN VAN 10.03 u. JE LEEK OP IEMAND DIE VERDWEEN. DONKERE OGEN EN BRUIN HAAR. STUDEERDE AAN SMITH COLLEGE IN NORTHAMPTON. EEN ANDER KWAM JE HALEN (DROEG EEN ZWARTE JAS). JE KEEK OM, DE DOOD KROOP NADER EN JE ZWAAIDE. BEL ME MAAR ALS JIJ HET WAS. Zoek nog eenmaal in de lege, witte straten van Kingston, Toronto, Detroit (de laatste met levensgevaar). Omhels al je dierbare schimmen voordat je elders ontwaakt. Hier kruipt de avond weer vroeg naar de huizen. Herfstlicht. Draden van hekken naar hagen. Geur van appelrot en vochtig blad. Het grote weven is gaande. Een pad tussen bomen voert naar een stulp in hoog gras waar wij vroeger graag kwamen. Verveloos hout en verval. Oord van verzoening en vluchtig genot. Een paard schurkt haar flank tegen een paal. Een beeld keert terug in het oog. [pagina 48] [p. 48] Klinkt van ver de onzichtbare zee. Is de ruit zoutbeslagen. Schrijft een stem in je oor: ‘De eenzame staat er weer bij de ramen.’ Zodat, en waardoor... Vorige Volgende