Het Liegend Konijn. Jaargang 4(2006)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] [Op mijn rug...] Op mijn rug torste ik de doodskist waarin mijn vader lag. Diep voorovergebogen, voetje voor voetje, schreed ik wankelend voort. Het ging steeds moeizamer, de last werd te groot, ik hield het niet meer. Voorzichtig liet ik mij neerzakken op de grond, languit, schoof onder de kist vandaan, lichtte het deksel op en fluisterde zonder aarzeling Vader, ik kan je niet dragen, het spijt me, kun je misschien een eindje meelopen? Het duurde even voor hij zijn ogen opende. Zijn gezicht was ongeschoren, zijn haar zat verward. Hij droeg een lange witte onderbroek en een wit hemd. Toen zuchtte hij en schudde zijn hoofd, spottend-medelijdend, zoals altijd. Hij richtte zich op, stapte uit de kist, bewoog zich voort met kalme tred. Ik liep achter hem aan, ook ik zei niets. De kist bleef achter, midden op het pad. We kwamen aan bij het graf. Het was al gedolven. Zonder een woord vlijde hij zich neer. Ging liggen op zijn zij, draaide zich toen op zijn andere zij. Hij moet van zijn god met zijn gezicht naar het oosten liggen, dacht ik, richting Mekka. Gelukkig vraagt hij me niet waar het oosten is, want ik weet het niet. Hij vouwde zijn handen op elkaar, schoof ze als een kussen onder zijn hoofd, zuchtte weer diep en sloot zijn ogen en ik, ik zakte door mijn knieën, en met woeste armbewegingen dichtte ik het graf. Vorige Volgende