Het Liegend Konijn. Jaargang 4

[p. 64]

I Spes in alium...

Een kleine jongen in een kleine stad.
Hij loopt voor moeder om een brood, om kolen,
hij gaat naar kleine en naar grote scholen,
zijn zwaarste zonde is een modderspat

op nieuwe kleren, zijn geheimste pad
de keldertrap. Het zwalpen en het dolen
is nog een nevel. Dromen en symbolen
zijn in een hecht getimmerd schrijn gevat.

Wat hoort een kleine jongen? Fietsen suizen,
er is de radio, de tram, de trein,
het roepen van een vrouw die haring vent,

de stemmen in de kerk, op straat, in huizen,
geluiden breken binnen in zijn brein,
hij huilt, hij hoort, een operafragment.

(Thomas Tallis, Spem in alium nunquam habui...)