| |
| |
| |
Stefan Hertmans
Een middagkopje...
Een middagkopje koffie, Meester?
Een handvol geur en zwarter licht,
De vleugels van een ransuil
Tussen dorre sparrentakken.
De verhuiswagen bij de buren -
F. Unambo wacht al uren -
Wie niet wacht, niet wint.
Je schaakt, dierbare vriend?
Gejaagde hart te strelen.
Couperin, Ritratto del'amore.
Precies elke twee minuten
Stijgt zo'n grote vogel op
In Airport Limbo. Ik zie de baan,
maar wij hebben toch niets
De eerste zet bepaalt de laatste,
| |
| |
Al weet men dat nog niet,
Geboorte is lethaal gedwongen
Het toneelstuk heeft genoemd.
U lacht? Hoor hoe de tuigen
Ook al zijn de vleugels was
Naar gewichtloos vliegen.
Knabbelt aan een schilderij
Dat haar zelf heeft verbeeld.
Katten slaapt van muizen droomt.
Een tweetal regels nodig,
| |
| |
Ten eerste een gunstig klimaat,
Aan de suggesties van de taal.
Dat wisten we reeds allemaal?
We het dan ook begrijpen?
Kent u het geheim van goede speculaas
Door hem simpelweg fijn te knijpen?
De ransuil vliegt pas als het
Dat heb je nooit geloofd?
Wacht tot het avond wordt,
Mijn vriend, we gaan samen
Naar buiten, ook al vriest het
Nee, met wat koffie zullen
Ridder uit het oog verloren.
F. Unambo draagt een kist
Naar buiten. Het mens van
Weintraub kijkt bedroefd.
Heinz Holliger op de hobo,
Dit is het tiende concerto
| |
| |
Uw hele wijze leven deed?
U schildert duizend laagjes
De estheet in mij vindt dat
U zuiniger moet zijn met verf,
En breder met de streken.
Nee hoor, het geeft niet,
Ik zet een tweede kannetje.
Kijk hoe het landschap zich
Met schaduw heeft gevuld.
Een ruiter draaft nog naar
Zijn dood in de hoogzomer,
Naast hem rijdt zijn geliefde,
Plots knikt een voorbeen van het
Ranke paard zo diep dat hij
Voorovervalt, zijn hoofd komt
Dood op een zeer bleek paard.
Hij zal sterven bij een hoge paal,
Reanimeren, maar mijn buurvrouw,
Die verpleegster is, komt adem
Tekort om het nog van de dood
Te winnen. De open schedel
| |
| |
Hult hen allen in wat sterrenstof,
De waan van bossen in de avond,
Het mes van een sergeant-majoor
En dan de bloedkleur in het lis.
Met een naam, een kind komt er
Soms bloemen leggen, een band
Erop met ‘Voor mijn lieve peter’.
Verder struikelen we allemaal
Samen, nu de koffie koud is
En het schaakspel bijna afgelopen,
Geesten, als dwalende schimmen,
Hand in hand op zoek gaan
Naar twee oevers en een boot,
Nog in de plooi van je tuniek?
Tegen een Boeiing, een wezel
De ransuil slaat de vleugels open,
En vliegt zich straks te pletter
In dit onderaardse licht.
Wij zijn dit aan onszelf verplicht:
| |
| |
Waar een bergdorp gelijk is aan
De glans van haartjes op een arm,
En jij, dierbare Meester,
Die mij hier treurend achterliet.
Want wij, dierbare Jongen
Met je tijdeloze rimpels,
Wij concurreren met Chinezen
Van ivoor, beeldspraken van
Menselijk vlees zijn we geworden,
En lachen in te scherpe bochten
Als de tobogan ons hart opjaagt.
Het Purgatorio, is dat niet iets
Voor ons? Die groene weiden
Eeuwig wachtend bij een deur
O kijk, schaakmat inmiddels,
Een middagkopje koffie, Meester?
Of zullen we nu maar gaan?
Kijk, hoe Eurydice ons opwacht
Langs de hemelsblauwe laan.
|
|