[Nummer 2]
Hiernamaals
‘uit het nest geroofd’
Dichters zijn altijd bezig met eindigheid, ook als zij er met zoveel woorden over zwijgen. Via taal zoeken zij meer inzicht in dat mysterie en meer uitzicht op het onuitspreekbare ervan. Poëzie is zoals alle kunst, drager van onvoldaanheid en onvermogen. Ook poëzie die speels en dwars omspringt met de taal of tegen het leven ingaat.
K.Michel verwoordt met een lichte toets wrevel:
‘zolang ik er niet geweest ben
iets substantieels te beweren
alles in de ruimte een achterzijde
heeft in de tijd alles een erna’
Onze houding tegenover eindigheid en wat er eventueel op zou kunnen volgen, wordt bepaald door de tijd waarin wij leven en door de religie waarmee wij al of niet zijn opgegroeid of in aanraking zijn gekomen. Ook persoonlijke ervaringen, sensibiliteit voor het onbekende en behoefte aan zingeving spelen een rol.
‘Laat het lot ons voorbereid aantreffen, klaar om te gaan,’ schreef Seneca aan Lucilius. Dat is een lucide aanbeveling. Wij worden ongevraagd geboren en blijven ons een leven lang verwonderen en vragen stellen over het bestaan. Dan komt het einde. En misschien een erna.
Zevenenvijftig dichters met zeer uiteenlopende poëtica's hebben aan dit themanummer meegewerkt. Verschillende visies op ‘hiernamaals’ komen in deze staalkaart aan bod. Aan de kwaliteit van de poëzie zijn ze echter allemaal ondergeschikt.
Jozef Deleu
Redacteur Het liegend konijn