Libertinage. Jaargang 5(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 1 Januari-Februari 1952 [pagina 1] [p. 1] [Alfred Kossmann: Negen Blasphemieën] Negen Blasphemieën 1 Over twee weken ga ik met mijn vrouw Naar Napels varen. O God, dat is de tijd voor openbaren, Open uw hemel, toon u naakt, Bewijs dat gij dit alles hebt gemaakt En laat ons weten wat wij zijn vergeten. Ik geef u tijd. Twee weken Zijn wij met enige ootmoedigheid (Zij 't niet als loon voor smeken of verlangen) Geestlijk bereid Om u met feestlijk eerbetoon te ontvangen. 2 Simultaanspeler van ons lot, Het is ons goed dat gij altijd met wit Ons spel begint, Dat gij Blinkende engelen opstelt in de rij Van uw pionnen, Ons afleidt met uw rinkelende zonnen En al uw tover aanwendt dat gij wint, Maar niet, valsspeler God, Dat gij met voze rust aanschouwt hoe wij In 't spel waarmee gij ons een leven lang Misdeelde De zet beramen die uw boze dwang Ons inpraat dat wij kozen, Opdat perslot wij in een zoete weelde Wenend de koning nederleggen En zeggen: Wij willen boeten dat wij met u speelden. [pagina 2] [p. 2] 3 Wij zijn waar God Zichzelve mee doet blozen Wanneer Hij op Zijn divan alles zegt Wat kwellend was in 't onbewust gevecht: Vuig broedsel van Zijn eeuwige neurose. 4 Het sexuele leven van de treinen, Fel borend door de ruimte naar de reine Bevrediging der wijde horizons, Vals hijgend bij die hoeren, de stations. 5 De kleuren uitgedoofd in de gazons, Tussen de bomen lampen als lampions, Straks gaan wij eten, drinken, slapen, Voor zulke avonden zijn wij geschapen, Zij geven tedre kiespijn als bonbons. 6 Mooi is het zeker, mooi en machtig, Maar wat de openbaringen betreft, (Ja, God incluis), Die kloppen nu wellicht in Amsterdam Triest aan ons huis: Nicolaas Maesstraat negen en tachtig, Niemand thuis. 7 Drie dimensies Heeft God nodig voor Zijn creatie, Vlees, bloed, steen, been en al de consequenties [pagina 3] [p. 3] Van sterfelijkheid en menselijk ongerief. Voor Rafaël en Michel Angelo is dat overbodig, Zij toveren een bestaan met grotere statie Op één vlak En het heeft evenveel perspectief, Zij tonen het met gratie en gemak: God overtroefd. Waar God 't immense uitspansel behoeft Om hen met onderdanigheid te slaan, Zij schiepen de Sint Pieter als een hoon Van immensere ruimte en intenser schoon: Dat Hem, bedroefd, Gebogen voor hun hogere pretenties, Horen en zien duizelend zou vergaan. Niets is godslasterlijker dan het Vaticaan. 8 Ik houd van kleine pleinen met fonteinen, Waar tussen de middag God zit uit te rusten, Wijn drinkend, zwijgend, kijkend naar de duiven. 9 Daar Fra Angelico de hel bleek in te moeten Gaf de alwijze God ironische bevelen: Hij zou zijn doodzijn lang in de eigen hemel boeten. Daar danst hij wat hij schiep in eindeloos vervelen, Oefent zijn trage wang in vaag maar vroom begroeten En snakt er wenend naar om hellen te penselen. Alfred Kossmann Vorige Volgende