Libertinage. Jaargang 4(1951)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] [Ankie Peypers: gedichten] François I Hij was zichzelf gelijk, toen hij als knaap met witte sokjes aan de rechte jongensbenen en de hartslag zichtbaar aan de slaap en een gordel om de smalle heupen door de bossen zwierf en zwammen vond, naar de vogels wierp met kleine stenen - Aan zichzelf gelijk, toen hij de grond van wijdheid aftastte, met blinde grepen. Bij zijn terugkeer stond het avondmaal op de houten tafel in de keuken en het raam was open. Maar dit oud verhaal werd niet langer door de knaap begrepen. Nog at hij het voedsel. Nog wist hij de geur van dit uur, maar zijn ogen richtten zich vervreemd tot de gezichten om hem en vandaar naar de gesloten deur. II Alleen degene die hem liefhad reeds als kind toen hij, de handen vlak tegen het raam, de dingen proefde door hun naam: een bloem, wit zand, de najaarswind... alleen hij, die hem slapen zag onder het laken dat hij met de hand omknelde aan de zoom, zoals het land der dagdroom binnen grenzen van zijn handen lag - [pagina 134] [p. 134] die zal begrijpen dat zijn ogen niet glimlachen, dat slechts de huid om zijn kaken iets ontsluit van de spanning, bij onwillig pogen. III Het doet hem pijn dat hij de kleine kind'ren niet liefheeft zoals hij de bloemen kent. Hij tracht niet deze pijn te mind'ren als hij zich haastig van hen wendt. Hij verteert het, houdt zijn wezen strak zijn schouders recht, zijn hand slechts klemt de stoel een kleine poging tot ontkomen aan het wak het donker-onbekende, van gevoel. IV De meisjes kibbelden, om je een kleurig lint of de laatste nogablok te geven; maar de jongens werden voortgedreven in de cirkel van geen man zijn, en geen kind. Het Onze Vader van de meisjes, voor het slapen gaan was het zingen van wat vlei accoorden; maar de jongens beten steeds de woorden snel in twee, alsof hun God iets had misdaan. - [pagina 135] [p. 135] V Toen hij Gods Koninkrijk is ingegaan lieten de engelen een ogenblik het praten af en God is opgestaan om hem tot Zijn troon te laten. Met een lachen op zijn jongenssnuit en de zomerwind nog in zijn haar leest hij nu zijn sprookjesboeken uit en soms zingt hij, wat bevreemd, maar juichend klaar. Hij is nog zo jong. Een jongenskind dat te rein is om in eeuwigheid te rijpen. Dat is wel de enige genade die ik vind als hij naar mijn bidden luistert, zonder te begrijpen. Strafregels Ik mag niet zeggen dat het leven zinloos is Ik mag niet werkeloos en werkloos zijn Ik mag niet vloeken tijdens preek of mis Ik mag niet praten over pijn. Ik mag niet over slechte dingen schrijven Ik mag geen wanhoop en ellende zien Ik mag mijn hart niet naar geluk toe drijven Ik mag niet hebben wat ik wel of niet verdien. Ik mag niet spotten met het leven Ik mag niet spotten met de eeuwigheid Ik mag mijzelf aan niets en niemand geven Ik mag niet sterven voor mijn tijd. [pagina 136] [p. 136] Laatst bezoek Zijn beenderkop ligt opgezet in het oude, koude bed. Ik bezie hem en ik kan niet spreken. Zo heb ik hem reeds als kind ontweken: aanraken en beeld en stem. Slechts het daarzijn van de vrouw belet mij wat tederheden als het teken dat het uit is tussen mij en hem. De andere wereld Aan Hetti. De avond maakt je ogen donker. Je benen opgetrokken tot je kin zit je op de divan, zwijgend en gehuld in de vergrijsde schemering. Als ik mijn hand uitstrek om toch je haar te raken blijf je stil en laat me maar begaan. Voor mijn eerste woord zeg je, als om heel andere zaken: ‘Zeg, doe nu het licht maar aan.’ [pagina 137] [p. 137] *** Ik wil niet lezen en ik wil niet schrijven en iets anders meubelt deze stilte niet. Als ik geboren ben, waar zal ik blijven en hoe ziet mij degene die mij ziet. Zal ik een plant zijn, een gebroken mes, een deurbel, of een koperklank uit Hindemith's concert in Es. Hoe het ook zij - de Schepper dank. Ik wil niet lezen en ik wil niet schrijven Mijn stilte komt de stilte niet te na Als ik geboren ben, waar zal ik blijven. Verwacht niet dat ik zonder meer besta. *** Beest zonder hol dat in de winterzon met grove afgebroken takken en de rijpe zwarte aarde speelt. Je vader is in zaken en je moeder is zijn vrouw en je jongste zusje en je oudste zusje doen examens en ze zijn verloofd. Soms drijft op de wind hun leven aan en je huivert even voor je verder speelt met de takken en de rijpe aarde. Ankie Peypers Vorige Volgende