L.Th. Lehmann
Satiren, Utopiën en Phobiën
Er is een erkend genre van literatuur, dat gedecideerd te gemakkelijk is, n.l. de satire. Hoe loffelijk ook het doel is waarvoor een satire geschreven wordt, het is toch vrij gemakkelijk voor een schrijver om alles wat hem niet aangenaam is, op zijn gemak in ‘splendid isolation’ te stellen. Eenzijdigheid en grondigheid vereisen noch veel talent, noch veel hersens. Het is dan ook wel haast een wonder dat er nog zulke leesbare satires bestaan, dat vooral ‘Gulliver's Travels’ zo'n uitstekend leesbaar boek is.
Er zijn echter ook genre's die niet ‘erkend’ zijn en nòg gemakkelijker. Men heeft de verhalen van andere planeten (in Amerikaanse ‘pulp-magazines’ ook al van andere heelallen), verhalen over Atlantis en Lemuria, en over de toekomst. Van het eerste genre springt het gemakkelijke in het oog; men moet wel heel weinig fantasie hebben om geen Martiaan op een twaalfbenig paard te kunnen laten rijden hoewel het merkwaardig is hoe men zich hier aan het aardse symmetrische schema houdt. Wij herinneren ons geen voorbeeld van beesten met zeven poten, wel van beesten op wielen, ditmaal ergens bij de Amazone-rivier (‘The Chariots of San Fernando’ in het tijdschrift ‘Weird Stories’).
Het genre toekomstboek, hoezeer ook met het eerstgenoemde verweven, maakt echter een goede kans op erkenning. Wij hebben althans zeer recent twee toekomstboeken gehad door erkende auteurs, en een ander ligt ons nog vrij vers in het geheugen. Ik bedoel hier 1984 van George Orwell, Seven days in New Crete van Robert Graves en Brave New World van Aldous Huxley. Het is waarschijnlijk ook niet toevallig dat ze alle drie door Engelsen zijn geschreven, maar daar wil ik het niet over hebben.
Het eerstgenoemde maakt op het ogenblik veel gerucht en het is maar al te evident waarom. Het maakt datgene tot werkelijkheid waar men bang voor is (al begint het weer ingehaald te worden door de waterstofbom c.s.) Orwell schrikt hierbij ook niet terug voor de grofste middelen. Hij tekent de dictatoriale staat Oceania (omvattend Noord-Amerika en West-Europa) bevolkt door ‘proles’, geregeerd door een partij, die weer getyranniseerd wordt door een ‘inner party’, door middel van de ‘thought police’. De dictator zelf, ‘Big Brother’, ziet men alleen als portret. Dit alles