Libertinage. Jaargang 3(1950)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] [Nes Tergast: In memoriam Hendrik Chabot] In memoriam Hendrik Chabot I Je deed gelijk het een eenvoudig man betaamt: Je hebt je klompen aan de ingang laten staan. Je overall had je niet hoeven uit te trekken: Ik zou je straks gemaklijker kunnen ontdekken Voor het geval jij je gewoonten en je sokken Reeds verwisseld hebben zou tegen de korstmossen Waaruit de eeuwigheid de winterkleding snijdt Voor onze eigenaardigheden, Waaruit men aan de overzij de laarzen snijdt Die ons beschermen moeten voor de scherven Van 't onberekenbaar geweten. Het jaargetij weet dat het kleur moet derven: Het ongehoorzaam licht heeft kans gezien Zijn alphabet over de grenzen Te smokkelen van dood's gesloten mechaniek. Het is leger geworden aan de Rotte, En waar het vol was, vol van leegte. En als er het gesprek niet vlotten Wil, vertelt het volk langs de wegen In de polders tussen Terbregge en Bergschenhoek, onder uit de weet Vandaan, van een der hunnen onder hen, Wiens hand zo groot was dat hun leed In zijn greep omtrek kreeg en kern Van wat het is onder elkander. Het vee voelt de warmte veranderd In de omgeving van zijn vruchtbaarheid. De tijd, Chabot, de tijd heeft reden Te wrokken over eigen onherbergzaamheid. Altijd te vroeg komt het verleden, Altijd te laat de toekomst in het woud Van wat van gisteren zich tot het heden Wendt. Hoogten in heel-diepten voorbereid En diepten aan heel-hoogten toevertrouwd [pagina 201] [p. 201] Slechts vinden in tijd's quarantaine tijd De tijd te begenadigen. En hun gelaat Ontsmet het onwelriekend proeflocaal. Wat de toekomst met je werk doet, Chabot, Het liet je koud en kan je ijskoud laten. Niet wij bepalen van het is, Chabot, Wat is voor wordt en wordt voor wordt gelaten. Jij wist (en zei het mij als wij toe waren aan een kop thee) dat absolute waarden In deze wereld brood noch uitzicht bieden. Jij wist dat schoonheid, waarheid enzovoorts De grote woorden zijn waarmede lieden Van een zeker soort (en wat voor soort!) De liefdeloosheid van het hart versieren. Jij wist, en bleef daarin jezelve trouw, Dat in dit leven zonder kiel en kieren Slechts winst te boeken valt zonder berouw Bij al die dingen, mensen, bloemen, dieren, Waarvan men werklijk houdt en niemand ons Met vaste normen lastig vallen kan. Je zei (en zei het zacht, zo zacht alsof Er slechts buiten het woord om werd gedacht): Liever dan tien deskundigen-bewonderaars Is mij één enkele enthousiaste idioot; Liever dan tien maal het woord groot Is mij het simpele gebaar En het gestameld woord Van een verliefde idioot. II Geen hand bewoog. Geen hand Heeft op 2 Mei '49 Bijtijds de wekkerpal Kunnen bereiken. Moeilijk te verteren Stond in de tuin die aan je rechterzij Lag (links het polderland in een gebroken Mei) (Jij in het kleinste der gebouwen) Een doffe kudde wij Je afscheid te herkauwen. [pagina 202] [p. 202] De papagaaien hagelden alarm In de peripherie van ons vertrouwen. De zon stond sterk als een ontstoken wrat In het heelal van een handpalm, En aan een vaart van lood stond een zwart lam (Nog leunend op de keerkring van de moederschoot) In de schijnwerper van je dood, Stram als alleen een lam kan staan, een stram zwart lam. De wolven schurkten zich aan het belegen hout. Een late Christus, in een vlammend rood gebouwd, Keek uit de klacht van vrouwen op het perspectief Der stilte in je keet en op de bloemen van je vrouw. De bloemen in je kleine republiek Droegen dien dag de nederigheid van haar wortels Als een gesternte op de lippen. En langzaam droegen wij je 't altaar binnen Dat je ontwierp met je leven. Hardsteen en mortel Uit het bezinksel van je testament Beschermen het albast van de herinnering. Je noodlot is dat van een vent: Een vent blijft nimmer buiten schot. Je noodlot is dat je geen andre vijand had Dan de ambtenaar der belasting en het lot. Je wist niet eens dat je ze als je vijand had. III To those that love there are no dead, Only the long sleepers. (George Barker) Nu in het stilstaand water van de slaap Geen rinkelend geluid, zij het verjaard, Van wekkers (om het even in je hoofd, je nieren, Of naast je hoofdkussen op het nachtkastje) Je kan bereiken, geen merries van de nacht je Kunnen bereiken, of zij hinneken of steigeren, Rust uit, En of zij hinneken of steigeren, [pagina 203] [p. 203] Rust uit, En luister niet meer naar het dichtslaan van portieren Aan deze zijde van je huid. En vraag mij niets. Al wat Buiten de schroeflijn dezer handen valt Maakt een geluid Van roestige scharnieren. Nes Tergast Vorige Volgende