Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
[pagina 108]
| |
Benemen kunt de lust tot leven,
Of tot de dood de vrijer wondt,
En die het leven weer kunt geven
Door 't geven van uw roosemond.
Vergeev de onvolmaakte pligt
Dit al te reukeloos gedigt
Het los bestaan van een poeetje
Dat nog in 't A B C boek leert,
En van sijn leven niet een sch.. tje
Met rijmen heeft geprospereert.
Dat hy, dewijl de snelle tijt
Maakt dat gy weder jarig sijt
Uw wat vermanen kom, en stigten
Niet als een quaker of mennist
Maar als een vrijer onderrigten.
| |
[pagina 109]
| |
Ten einde gy uw niet vergist.
Hoe dat gy denken moet voor heen
Dat al wat schoon was haast verdween
Hoe dat de tijd dient waargenomen
Wanneer s' ons aanbiedt lekkerny
En dat de jaartjes noyt weer komen
Die eens het deurtje sijn voorby.
Hoe dat de aangename lent
Haar fleur verliesen moet in 't end,
En gy die nu soo trots de herten
Door ene lonk met vuur vervult,
En yder pijn aandoet, en smerte
Uw 't nog te laat beklagen sult.
En seggen oversotte daat!
Wanneerge voor de spiegel staat
| |
[pagina 110]
| |
Waar sijn de roosjes van die wange
Waar sijn die oogen ijders vreugt
Die soo veel herten konden vangen
O trots, en onbezonnen jeugt?
Waarom dog had ik niet die sin?
Die 'k tegenwoordig wel heb, in
Mijn jong', en wel gewilde dagen
Ik waar soo spijtig niet geweest
Ik had 't soo lang niet laten vragen
Hoe quam ik soo verkeert van geest?
Dierhalven! aardig jufferdier!
Dat nu nog koel, en sonder vier
De min en minnaars gaat veragten
Wees niet voortaan soo straf van aart
Belag niet meer hun pijn en klagten
| |
[pagina 111]
| |
Die eer medoogentheyd sijn waardt.
Maar laat geseggelijke maagt
Aan een die trouwe liefde draagt
't Gewenste ja woort soetjes slippen
Giet hem door uw korale mond
De honing dauw van uwe lippen
d' Opregte balsem in sijn wond
'k Wensch dan goedaardige voogdés
Dat gy wat agt slaat op mijn lés
Op dat na korte tijd verstreken
Een vrijer (waar toe lang gebeyt)
Uw met wat anders mag besteken
Dat hier niet past van my geseyt.
|
|