Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
En blaast de vonken door mijn leden,
Kom luystert schoone na mijn bede,
Dat eens mijn klagt u hertje raakt.
Gy die de vlam eerst deed 't ontvonken
Door aengename minnelonken,
En dagelijks voedsel geeft aen 't vier
Die al de minnaarts doet verbranden,
Die al de herten houdt in banden
Gy sinne stelend' aardig dier
Uw bid ik eenmaal hebt medôgen,
En wilt mijn brakke traantjes droogen
Verbind mijn diepe minne-wond,
Gy, en niet een meer op der aarde
(Hoe hoog van schoonheyt, en van waarde)
| |
[pagina 47]
| |
Kunt maken mijn jong hert gesont.
De witste lely die moet bloosen
Van schaamte d' alderschoonfte roosen
Besterven wit uyt jalousy,
Als gy uw weg neemt door de bloemen
Dewijlse zien dat gy te roemen
Voor Koningin zijt van haar ry.
Geen Joseph als hy uw sag komen
Soud kunnen sijne min betomen
Al was hy nog soo kuysch, en koel
Al was hy kouder dan het Noorden
Wanneer hy u maar spreken hoorde,
Soo kreeg hy van de min gevoel.
| |
[pagina 48]
| |
De soete stem wt uwe lipjes
U mont, u wit albaste klipjes,
Uw vers besneewden hals, en krop
De roosjes op u roode wangen
Doen yder een belust verlangen,
En voeren ons ten hemel op
O, sugjes vlieg vervult de winden
Bekruyp het oor van mijn beminde,
En druk haar dese woorden in,
Hoe dat ik hopeloos verlange
Wanneer dat ik haer sal omvangen,
En sy veranderen van sin,
Wanneer dat ik die vreugt sal plukken,
Wanneer ik mont aan mont sal drukken
Die vreugdt met wedersijds gestreel,
| |
[pagina 49]
| |
Waar na Jupijn zou water-tanden
Wanneer ik buyten pijn, en banden
Sal krijgen van die vreugd een deel.
Soo my die wellust wierdt geboden
Dan riep ik vroolijk tot de Goden,
Besit den Hemel vry met rust,
Wanneer ik Cloris mag omarmen,
Wanneer zy mijner wil ontfarmen,
Wanneer mijn mont haar montje kust.
|
|