De Leiegouw. Jaargang 13
(1971)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |
De kapel O.-L.-Vrouw-ten-Putte in KortrijkDe kapel op de hoek van de huidige Verruelaan en Hoog Mosser (Afb. 1) wordt door de Kortrijkzanen in de omgang kortweg 't Putkapelje, Ndl. ‘Putkapelletje’ genoemd. Afb. 1. Het Putkapelletje (pentek. P. Debrabandere 1970).
De legende vertelt over de oorsprong van de bidplaats het volgende. Het gebeurde omstreeks het midden van de XIIde eeuw. Een Frans ridder, tot een duel uitgedaagd, ontliep wegens zijn principes het tweegevecht tot grote woede van zijn vijand. Hij vluchtte en plaatste zich onder de hoede van de H. Maagd, aan wie hij beloofde een kapel te bouwen, mocht hij veilig Vlaanderen bereiken. Maria verhoorde de smeekbede en hij belandde veilig en gezond op de Pottelberg. Een ding bekommerde hem: ‘Waar | |
[pagina 250]
| |
zou hij het beloofde heiligdom oprichten?’. Plotseling bemerkte de ridder langs de weg in een beek een O.-L.-Vrouwebeeldje en besloot hieruit dat het op deze plaats was dat zijn beschermster aangeroepen wilde worden. Weldra rees hier een kapelletje op met ernaast een put. In een nis plaatste men het gevonden beeldGa naar voetnoot(1). De kapel staat op het vroegere Kortrijk-Buiten, op de heerlijkheid Hoog MosscherGa naar voetnoot(2) en werd vermoedelijk heropgebouwd in 1532, te oordelen naar een rekening, die een bijdrage door de Zusters van het Sionklooster vermeldt: Noch betaelt een cleen ghelasveinsterkin dat wi hebben ghegheven tonser Vrauwen ten putkin, 20 gr.Ga naar voetnoot(3). Sanderus noemt onder de Kortrijkse kapellen de kapel Ad PuteumGa naar voetnoot(4). In 1695 brachten verscheidene personen Vyf distincte renten in met een jaarlijks inkomen van 11 pond 13 schellingen en 4 deniers. Deze som zou gebruikt worden voor het onderhoud en de versiering van de kapel en voor het lezen van 83 missen. Het kapittel van O.-L.-Vrouw zou de kapelaan benoemen. Er werd vastgesteld dat missen gelezen zouden worden op alle zaterdagen; op de zeven feestdagen van O.-L.-Vrouw; op de zondag van de kapelwijding, op nieuwjaarsdag, Driekoningendag, op de 2de Paasdag, op 1 mei, op O.-L.-Heer-Hemelvaartdag, op de 2de Pinksterdag, op H.-Sakramentsen oktaafdag, op Allerzielendag, en de drie eerste Kerstdagen; op de volgende heiligendagen: St.-Matthijs, St.-Jan-Baptist, St.-Pieter en St.-Paulus, St.-Jakob, St.-Laureins, St-Michiel, St.-Simon en St.-Judas, St.-Maarten, St.-Andries, St.-Thomas. In de zomer zouden de missen beginnen om 7 uur, in de winter om half achtGa naar voetnoot(5). Op 4 mei 1706 schenken de erfgenamen van Joos Veys uit hoofde van het testament van genoemde Joos, o.a. een erfelijke onlosbare jaarrente van 3 pond en 10 schellingen aan het kapelletje te Putken, bezet op een huis gelegen op de oostzijde van de Grote Markt, naast het huis de Bonte CoeGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 251]
| |
Tussen 1697 en 1710, vermoedelijk kort voor de laatste datum, kreeg de Kortrijkse beeldhouwer Jan Brandefer 68 pond voor het maken van twee beschilderde kandelaars, een kruisbeeld en voor herstellingswerk aan het tabernakelGa naar voetnoot(7). We vinden de kapel terug onder perceel 422 in de Beschryvinge ende consistentie van de Mosscherthiende opgenomen in het Landboek van 1755: het goedt t'hoogmosscher ter causen van d'erfve alwaer het capelleken te putken op staeth, palende oost het landt van joannes van den broucke, pieter van der plancke, ende joannis Vroman, suyt de voorgaende partije van den disch van cortryck, ende noort de carriere vanden voornomden goede t'hoogh mosscher, groot o:oc: 60 cleene roenGa naar voetnoot(8). De rechthoekige kapel is afgedekt met een zadeldakje met klokketorentje en op de uiteinden van de nok prijkt telkens een kruis. In de voorgevel bevindt zich de ingang en in de zijgevel steken drie vensters. Op de zuidkant ligt de put (Afb. 2). Volgens SevensGa naar voetnoot(9) werd de huidige kapel in 1791 gebouwd door Jan-Baptist CasaerGa naar voetnoot(10) op last van kanunnik RobetteGa naar voetnoot(11). Kortrijk beleefde onder de oorlog tussen de Franse republikeinen en de Oostenrijkers (1792-1794) heel wat onheil. De Fransen braken in 1793 op de Pottelberg de galg afGa naar voetnoot(12). Wij vermoeden dat toen ook de Fransen het nieuwgebouwd kapelletje met hun paarden zijn binnengereden en er | |
[pagina 252]
| |
heel wat schade hebben aangericht, want in dit jaar werden reeds betalingen gedaan aan de timmerman, de smid en de glazemaker. Verder betaalde men nog over een trapken, over glace pottiens en 1 tinne schotelkenGa naar voetnoot(13). In een rekening van 24 augustus 1794 lezen we o.m. uitdrukkelijk de capelIe door de fransche nu verwoest sijndeGa naar voetnoot(13). Kanunnik Robette betaalde Casaer op 10 september 1795 ruim 17 pond voor het maken van de nieuwe deur van het kapelletjeGa naar voetnoot(13). In maart 1798 werd betaelt over 't afdoen de 2 crurijcen en 't klockens aen LebonGa naar voetnoot(13). Afb. 2. Uittreksel uit het Landboek van 1755.
In de jaren 1793-1797 hadden enkele vooraanstaanden renten op het kapelletjeGa naar voetnoot(14). Wij" noemen naast graaf de Beaulincourt de kanunniken | |
[pagina 253]
| |
de BrouGa naar voetnoot(15) en Le CamusGa naar voetnoot(16). Afb. 3. Het Putkapelletje (Wastekening S. Vermote, 1813).
De Fransen eigenden zich in 1798 de kapel toe en verkochten ze op 1 pluviose van het jaar VII voor 10.100 fr. De koper, Frans de Groiseillier, verklaarde te handelen voor de Kortrijkse rentenier Jan van AckereGa naar voetnoot(17). Petrus Arents, pastoor van de St.-MaartenskerkGa naar voetnoot(18), kocht van Leopoldus van Ackere in 1834 het kapelleken ten Putjen, met de klok zig daer in bevindendeGa naar voetnoot(19). | |
[pagina 254]
| |
De ‘Zusters van de H. Vincentius’, gesticht door Theresia VerrueGa naar voetnoot(20), hielden in de meimaand de kapel open en kregen zelfs in 1857 bijzondere vergunningen van de bisschop van Brugge. Op 14 september 1898 werd de bidplaats door de laatste erfgenamen van pastoor Arents aan het klooster Verrue goedkoop verkochtGa naar voetnoot(17). Hoe de bidplaats er in 1813 uitzag, weten we uit een tekening door de schilder en tekenaar Serafijn Vermote (Moorsele 1788-Kortrijk 1837) ter plaatse gemaakt (Afb. 3). De afbeelding maakt deel uit van een serie van honderden dokumentaire tekeningen van stedenschoon, uitgevoerd in 1812-1813, in opdracht van de Brugse patriciër Jhr. Joseph van Huerne (1755-1844)Ga naar voetnoot(21). Het gebouwtje werd in klassicistische stijl opgetrokken. De voorgevel is met een driehoekig pseudo-fronton met korbelen bekroond. Het portaaltje, waarboven een ronde oculus, is eveneens met een driehoekig fronton met korbelen afgedekt. De zijgevel is door middel van twee vlakke pilasters in drie traveeën verdeeld, waarin twee rondafgedekte vensters en een klein rechtafgedekt venstertje steken. De kapel is met een zadeldakje afgedekt, waarop een lenig klokketorentje prijkt. Aan de ingang zijn twee mensen in een krampachtige houding in gebed. De put is hier eveneens goed merkbaar. Links staan de bomen van de nu nog bestaande Hoogmosscherdreef. De kapel heeft tot op heden praktisch haar toestand van 1791 bewaard (Afb. 4). Alleen werd na 1905 het grote fronton verwijderdGa naar voetnoot(22). Ze is 5.10 m breed en 11,35 m lang (Afb. 5). De muren zijn vochtig en dienen om de twee jaar van buiten gekalkt te worden. De kapel wordt onbaatzuchtig bezorgd en onderhouden door de zusters Verrue op de Pottelberg (Sedert 1954 Zusters van het Geloof Tielt). | |
[pagina 255]
| |
Afb. 4. Het Putkapelletje (Foto A. Pauwels, 1971).
| |
[pagina 256]
| |
Afb. 5. Plattegrond, van de kapel. Opmeting en tekening P. Debrabandere, 1971.
Boven het altaar aan de muur prijkt op een sokkel het beeld van O.-L. Vrouw-ten-Putte. Het dateert vermoedelijk van 1532, toen de kapel herbouwd werd. Maria staat, gehuld in lange tuniek met ronde halsuitsnijding en mantel. Het in het midden gescheiden haar valt in gedraaide lokken neer. Haar rechterschoenspits is zichtbaar. Het geklede voor zich uitstarende Kind, met bol in de hand, rust voorover op haar rechterhand. Kroontjes, scepter, en kruisje op bol ontbreken. Het door de dikke verflagen ontsierde eikehouten(?) beeld is 96 cm hoog. In de meimaand wordt het gekleed (Afb. 6). Men komt er in de meimaand ‘dienen’ tegen de kinkhoest en de oogkwalen en alle andere ziekten. In de kapel hangen talrijke ex-voto's en plaatjes met danktekst. Men kust er het ‘zeinsel’ met de relikwie van O.-L.-VrouwGa naar voetnoot(23) en men bidt er het speciaal gebed dat op 12 april 1915 door deken A. Dehulster werd goedgekeurd. Men kan er zich nog altijd wassen ex-voto's aanschaffen, zoals een beentje, hartje, hoofdje, armpje en volledig kindje. Deze worden gemaakt door de Arme Klaren, die ook de kaarsen leveren. In de meimaand is er gewijd water te verkrijgen, dat men het liefst drinkt en aan de ogen wrijft. Het heerlijke, frisse water wordt uit de put bovengehaald door middel van een pompje dat in de hoek van de sakristie staat. Toen men op het einde van de XIXde eeuw in de omgeving huizen begon te bouwen en men het water hiervoor gebruikte, raakte de put bevuild. Om de bezoedeling te verhinderen werd hij in de zomer van 1899 overwelfdGa naar voetnoot(17). | |
[pagina 257]
| |
Afb. 6. Beeld ran O.-L.-Crouw-ten-Putte (foto A. Pauwels).
Tijdens de rest van het jaar, als de bedevaartplaats gesloten is, kan gewijd water verkregen worden bij de zusters. In het boogveld boven de ingang van de kapel staat immers geschilderd: ‘Men verschaft zich water van deze fontein in het klooster’ - ‘On se procure l'eau de cette fontaine au couvent’. In de meimaand wordt iedere dag van de week 's morgens om 7 uur in de kapel de mis gelezen. Voor de tweede wereldoorlog was het legeraalmoezenier Paul De BeirGa naar voetnoot(24), die er de zaterdag de mis celebreerde en een preek hield. Een muzikant uit de buurt bespeelde er dan een klein harmonium. Teneinde de gevallen van begin van brand te voorkomen, werden sedert 1965 de wassen kaarsen vervangen door elektrisch brandende kaarsen. Een geldstuk van 5 fr. in het apparaat ontsteekt automatisch voor enkele minuutjes de elektrische kaars. De kapel wordt 's avonds om 8 uur gesloten. Tot omstreeks 1950 was het in de meimaand een ware toeloop naar het kapelletje en men kon er moeilijk een stoel bemachtigen. Aan de ingang zorgden een tweetal kraampjes met suikergoed, droogvis en molentjes voor de kinderen, voor de feestelijke stemming. |
|