De Leiegouw. Jaargang 11
(1969)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
Jean-François Vander Plancke 1806-1871
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
Dr. J.F. Vander Plancke (1806-1871).
Schilderij van Lieven Vermote (1862). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
gekend, nl. Gustaaf Bruggeman, oud-bediende van Leonard Van Dorpe, die jonggezel bleef en 93 jaar werdGa naar voetnoot(5). Hij had de tijd van het ‘wateretablissement’ gekend, maar herinnerde zich vooral hoe de mensen er vol bewondering over spraken: ‘Ze gingen er binnen zo geel als 'n citroen en 14 dagen later kwamen zij eruit, helemaal gezond!’. Maar bewondering was niet de enige reaktie van het publiek en vaak hoorde de dokter zich in de straten toeroepen: ‘Waterdokteur!’Ga naar voetnoot(6). Daar de laatste getuigen sinds geruime tijd verdwenen zijn, wordt het tijd de bestaande archiefstukken te raadplegen om deze figuur, zijn établissement, zijn leven en werk weer op te roepen. Een belangrijk deel van het archief van Dr. Vander Plancke werd door zijn stiefdochter, Maria De Bien, aan haar zoon, Leo Van Dorpe, toevertrouwd. Dit onaangeroerd archief bestaat uit 75 brieven en afzonderlijke notities - alles in een zeer fijn handschrift - en verder uit twee boeken door Vander Plancke zelf gepubliceerd, nl. zijn Specimen Inaugurale of zijn doktoraal proefschrift en Quelques Mots au sujet de la Méthode curative ou Médication de Priesznitz dite hydrothérapieGa naar voetnoot(7). De brieven handelen hoofdzakelijk over hydroterapie. Zuiver familiale briefwisseling ontbreekt bijna volledig. Zo vinden wij geen enkele brief van zijn vader, hoewel er verscheidene aan hem gericht zijn als antwoord op zijn schrijven, en slechts één brief van zijn echtgenote, die dan nog betrekking heeft op hydroterapie. Slechts uit de Romeperiode zijn er enkele familiale brieven bewaard gebleven, maar geen enkele is van zijn hand. De brieven van patiënten en collega's dragen meestal het antwoord in het klad, zodat we heel veel geschriften hebben van de dokter zelf. Toch zijn zijn brieven meestal verloren gegaan. | |||||||||||||||||||||||
Jeugd en StudiejarenJan Frans Vander Plancke werd geboren in Kortrijk op 20 juli 1806 in de Oude Kasteelstraat nr. 13, als eerste kind van Ivo Vander Plancke en Amelie Gantier. Kort daarna gebeurt het drama, dat zijn stempel heeft geslagen op zijn leven. Na de geboorte van het tweede kind, een meisje, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
Marie-Thérèse Vanden Berghe (1799-1888).
Weduwe van Fr. Jos De Bien. Echtgenote van J.F. Vander Plancke. Schilderij van Lieven Vermote (1862). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
dat op zevenjarige leeftijd zou overlijden, stierf zijn moeder aan de gevolgen van de bevallingGa naar voetnoot(8). Men stond hulpeloos tegen kraambedkoorts en andere verwikkelingen. Dit verhaalt ons dr. Vander Plancke zelf in een curriculum vitae, dat hij van zins was te schrijven maar dat reeds eindigt in zijn kinderjaren. Hij heeft slechts drie bladzijden gevuld. De kinderen werden uitbesteed bij een voedster te Heule, tot ze bij hun vader terugkwamen. De kinderen Vander Plancke kenden geldelijke tegenslagen waarvan de oorzaken mij onbekend zijn, en werden door hun stiefvader geholpen met obligaties en hypotecaire leningen op het hotel. Toch was er tussen beide families nooit enig geschil en werden alle schulden met de erfgenamen van Auguste Charle in 1840 door Ivo Vander Plancke vereffend. Hij werd ook enige eigenaar van het hotel. (R.A. Kortrijk voorl. nrs. 4.264 en 4.625. Persoonlijke rekeningen van Auguste Charle.) Dr. Vander Plancke had toen al negen jaar praktijk in Kortrijk. Ivo Vander Plancke meldde zich als olieslager bij de aangifte van de geboorte van zijn zoon. In 1829 nam hij het hotelbedrijf van zijn stiefvader Auguste Charle over. Jean-François groeide op als enig kind. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
Over zijn jeugd weten we weinig of niets. Mijn vader wist uit de familietraditie te vertellen, dat de eigenaar in het hotel met de gasten meeleefde en ze aan tafel uitnodigde. Dit gemoedelijk omgaan met de kliënteel zou ook aan de zoon het voorbeeld hebben gegeven om later als dokter even vertrouwelijk met zijn kuurgasten om te gaan. Middelbaar onderwijs zal hij wel in Kortrijk gekregen hebben. Niettegenstaande het sluiten van het Jezuïetenkollege, na de schorsing van de orde in 1773, werden de oude humaniora nooit onderbroken, maar in andere lokalen voortgezet. Na zijn middelbare studies studeerde hij vijf jaar aan de Gentse universiteit. Misschien heeft het tragisch verlies van zijn moeder de keuze van zijn beroep bepaald. Het voorwoord van zijn doktorale verhandeling wekt dit vermoeden. De studies verliepen vlot maar waren blijkbaar een last voor zijn vader, wiens zaken niet bloeiden. Studeren kostte toen geldGa naar voetnoot(9). Als student schreef hij een plechtige brief aan de curatores van de Gentse Akademie, waarin hij het over zijn schitterende resultaten heeft - gradum medicinae candidati summa cum laude obtinui - en waarin hij een beroep doet op de bemiddeling van de akademie om van de koninklijke vrijgevigheid te kunnen genieten: vos igitur, nobilissimi curatores, rògo obstetrorque ut consideratis rebus nostris adversis, animo successibusque meis, munificentia amantissimi regis nostri, me participem evadere dignemini... Dit verzoek wordt verhoord; bij koninklijk besluit van 25 september 1828 wordt hem een studietoelage van 200 gulden voor de periode van 1 oktober 1828 tot 1 oktober 1829 toegestaanGa naar voetnoot(10). Zijn eksamens verliepen suksesrijk. In latere briefwisseling herinnert hij soms nog daaraan. J'en viens au sujet de votre lettre et vous reponds en toute sincérité que jamais le gouvernement ne s'est soucié de moi depuis 1829, année ou j'ai obtenu la médaille universitaireGa naar voetnoot(11). De gouden medaille, waarvan hier sprake, werd hem toegekend als laureaat van de universitaire wedstrijd tussen de zes universiteiten van de NederlandenGa naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||
Op 13 oktober 1830 promoveerde hij te Gent in de geneeskunde en verloskunde met zijn specimen inaugurale, met de titel De Gastro-hysterectomia. Sedert de oprichting van de universiteit was het verdedigen van een stelling een essentiële vereiste voor de promotie tot doctor. Op 18 april 1831 verwierf Vander Plancke zijn derde diploma, dat van dokter in de heelkunde. Hij wierd te dezer gelegenheid plechtig ingehaald te Kortrijk. De gemeenteraad, de burgemeester mijnheer Antonius Goethals, en de schepen mijnheer De BienGa naar voetnoot(13) gingen hem te gemoet tot aan HarelbekeGa naar voetnoot(14). Het proefschrift was wel de bekroning van een studieperiode, maar mag niet voor een origineel werk aangezien worden. Toch is het niet zonder belang voor de kennis van de geneeskunde uit die tijd, daar het een getrouwe weergave is - de stelling werd immers aangenomen - van de opvattingen die toen aanvaard werden aan de universiteit te Gent. De verhandeling is bovendien zeer degelijk opgesteld en goed gedokumenteerd. Het werk omvat 120 bladzijden, in het Latijn geschreven. Het hoger onderwijs mocht immers slechts vanaf 1835 in het Frans worden gegeven. De eerste bladzijde wekt op aandoenlijke wijze onze aandacht. Zij leert ons immers hoe de tragische dood van zijn moeder de keuze van het onderwerp heeft bepaald en hem ertoe heeft aangezet een bijdrage te leveren tot de studie van de keizersnede. Deze operatie is pas in onze tijd een levensreddende en gevaarloze ingreep geworden. Vander Plancke zag dus klaar, toen hij er grote verwachtingen op bouwde. De opdracht luidde als volgtGa naar voetnoot(15): Matris optimae, partus difficilis sequelis immature abreptae, piis manibus. (Tot vroom aandenken aan mijn goede moeder, die mij voortijdig werd ontrukt door de gevolgen van een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||
moeilijke bevalling). En het voorwoord, dat we uit het Latijn vertalen, verklaart ons de keuze van het onderwerp: Het is altijd een vreugde zijn dankbaarheid te kunnen uitdrukken voor de genoten voorrechten, vooral als die van de ouders komen. Daar ik nog als kind van mijn goede moeder beroofd werd, was ik niet in staat haar gedurende haar leven mijn dankbaarheid te betuigen. Maar deze vrome plicht wil ik nu vervullen door de keuze van dit onderwerp, waardoor haar gedachtenis in mijn hart vernieuwd wordt, en mij bij zal blijven als ik mijn toekomstig ambt aan de verloskunde zal wijden, en mij bijzonder zal toeleggen op het bijstaan van de vrouw in deze natuurlijke funktie, waarbij mijn moeder op ongelukkige wijze het leven verloor. Hij verwerpt de traditionele benaming ‘Keizersnede’ of Sectio Cesarea, die rust op de legende dat Julius Caesar geboren zou zijn ex utero caeso en daaraan zijn naam te danken zou hebben. De toenaam Caesar was echter al tweehonderd jaar vóór zijn geboorte bekend. Daarenboven werden de geborenen door insnijding caesones genoemd. Deze operatie werd alleen uitgevoerd op overleden vrouwen en gaf het kind slechts dan een levenskans als de moeder plots of door een ongeval overleden was. Caesars moeder nochtans gaf later nog aan verschillende kinderen het leven en stierf pas ten tijde van de oorlog in Gallië. Niettegenstaande deze weerlegging zijn er nog vele moderne handboeken over verloskunde die J. Caesar verantwoordelijk stellen voor deze benaming. Daaruit blijkt, dat het nutteloos is een legende te willen vernietigen, daar ze, tegen dodelijke slagen bestand, altijd weer als een fenix uit haar as heroprijst. De benaming ‘Keizersnede’ heeft immers haar weg voortgezet en gaat onbedreigd de toekomst in. Het werk wordt als volgt ingedeeld:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||
Op het gebied van de operatietechniek stellen we hier een kleine vooruitgang vast. In zijn Vroedkundige Oefenschool raadde professor Jacobs nog de buikhechting af, die volgens hem zeer pijnlijk was en niet nodig als een goed verband werd aangelegdGa naar voetnoot(16). In zijn proefschrift valt Vander Plancke die artsen bij die drie of vier hechtingen van zijdedraad plaatsen en alleen onderaan een kleine opening laten, waar een wiek wordt ingebracht om het vocht te laten afvloeien. Deze handelwijze werd nog niet door iedereen aangenomen maar zou later algemeen toegepast worden. Het specimen eindigt met een aantal positiones, stellingen, die de kandidaat eventueel moest kunnen verdedigen. We noteren er slechts een van: Aqua pura et frigida optime convenit litteratis. Zuiver en koud water is zeer goed voor intellektuelen! De dokter zal gedurende zijn hele loopbaan de gelegenheid hebben deze stelling te verdedigen! | |||||||||||||||||||||||
Een Moeilijk BeginGewapend met zijn diploma, dat de drie disciplines, genees-, heel- en vroedkunde, behelsde, en als laureaat al befaamd, vestigde dr. Vander Plancke zich in zijn vaderstad, waar hij ging wonen op de hoek van de Rijselsestraat en de PersijnstraatGa naar voetnoot(17). Maar de lokale geneeskundige kommissie, belast met de verdediging van het beroep, met de openbare hygiëne en met het toezicht op de heelmeesters en apotekers, aanvaardde het gelijktijdig uitoefenen van de drie takken van de geneeskunde niet. Zij werd hierin door de bestaande wetgeving gesteund. In de Kortrijkse kommissie zetelden heelmeesters en geneesheren die blijkbaar geen goed oog hadden voor de jongeren die met een drievoudig diploma van wal staken. Volgens hen zou dr. Vander Plancke voor de heel- en verloskunde geopteerd hebben, maar dit vinden we niet terug in het verslagboek, waarin dergelijke zaken gewoonlijk geakteerd stonden. De eerste jaren verliepen zonder grote moeilijkheden. Op 24 december 1832 hield de kommissie bij de heelmeesters de gebruikelijke inspektie van de instrumenten. Chez Mr. Vander Plancke nous avons trouvé des instruments, mais la plupart lui manquaient, nous l'avons prié de se mettre le plus tôt possible au complet et de se munir des instruments que la loi lui prescritGa naar voetnoot(18). Bij de volgende inspektie werd alles in orde bevonden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||
Maar in 1837 begonnen de schermutselingen. Vander Plancke dacht dat het uitoefenen van de drie takken van de geneeskunde hem door de organische wet van 1835 was toegestaanGa naar voetnoot(19) en ging er dus zonder achterdocht mee door de inwendige geneeskunde te beoefenen. In feite had hij dit al vanaf 1832 gedaan, toen hij cholerapatiënten behandelde. Hiervoor werd hij echter niet lastiggevallen. Zijn kollega Lagae was in hetzelfde geval, behalve dat hij voor inwendige geneeskunde had geopteerd, maar zich aan heelkunde had ‘vergrepen’. Beiden werden spoedig tot de orde geroepen in een brief waarbij de kommissie haar gezag wilde gebruiken om de bestaande wetgeving, die ze het recht gaf het kumuleren te verbieden, toe te passen. De kommissie voegde eraan toe: ...qu'elle se trouvera dans la dure nécessité de dénoncer à l'autorité judiciaire la première infraction que vous commettrez à cet égard. Voorzichtigheidshalve stelde men ook de provinciale geneeskundige kommissie in Brugge op de hoogte en ging men inlichtingen inwinnen over de juistheid van het standpunt van Kortrijk: parmi la foule des contraventions de toute nature, elle voit les docteurs en médecine qui ont reçu séparément le grade de docteur en chirurgie et en l'art des accouchements, exercer cumulativement au détriment de leurs collègues les trois branches de l'art de guérir. Avant d'intenter des poursuites à l'égard de ces derniers, la commission locale vous prie de bien vouloir lui dire si la dernière législation a porté quelqu'atteinte ou quelque changement à la loi du 12 mars 1818 et notamment à son article 12. La demande est donc celle-ci: le docteur en médecine ayant reçu le titre de docteur en chirurgie et dans l'art des accouchements, peut-il exercer cumulativement ces trois branches de l'art de guérir si non qu'en consultation et autre part qu'au plat paysGa naar voetnoot(20)? De provinciale kommissie trad in deze zaak volledig het standpunt van Kortrijk bij. Dr. Lagae verkoos de goede betrekkingen met de kollega's, legde zich neer bij de wens van de kommissie en hield zich in het vervolg uitsluitend aan de inwendige geneeskunde. Zijn moeilijkheden waren ten einde. Hij werd weldra sekretaris van de kommissie en later zelfs voorzitter. Vander Plancke daarentegen stuurde een antwoord dat de kollega's verontwaardigde. Zij gingen onmiddellijk tot gerechtelijke vervolging over. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||
A Monsieur le Procureur du Roi près du tribunal de 1ère instance de l'arrondissement de Courtrai. Daar de prokureur des Konings toch de overtredingen wenste te kennen, stuurde de kommissie hem de volgende lijst: Monsieur, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||
2o Il a fait une opération chirurgicale sur la personne du sieur Louis Robbe, avocat en villeGa naar voetnoot(22). Vander Plancke werd in april 1837 tot een boete van 21 fr. veroordeeld - de zaak werd vlug afgehandeld - en gaat in beroep. Dit vernemen we uit een brief van de lokale aan de provinciale kommissie. We leren hieruit dat ze vooral bang was voor een precedent dat haar gezag zou ondermijnen: En conséquence de notre lettre du 1 er février dernier no 118, nous avons traduit en justice le docteur Jean-François Vander Plancke pour avoir exercé cumulativement les trois branches de l'art de guérir. Ci-joint, Messieurs, le jugement prononcé dans cette affaire et dont le condamné a interjeté appel. Nous nous empressons de vous donner connaissance de cette affaire ainsique du pourvoi en appel, parce que c'est là une question qui intéresse de bien près les deux commissions, car la loi du 12 mars 1818 abrogée, les commissions médicales n'ont plus d'existance légaleGa naar voetnoot(23). Maar de veroordeelde deed meer dan in beroep gaan. Hij schreef rechtstreeks aan minister de TheuxGa naar voetnoot(24) en deed in zijn brief een beroep op de koning, om hem bij wijze van uitzondering het recht op uitoefening van de drie takken van de geneeskunde toe te kennen. De kommissie speurde het gevaar en in een brief, waarin de haat tegen Vander Plancke een hoogtepunt had bereikt, trachtte ze de minister aan haar kant te krijgen. A Monsieur le Ministre de l'Intérieur. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
de sa majesté l'autorisation à exercer cumulativement, dans cette ville, les trois branches de l'art de guérir... De brief was gevolgd door een tweede aanklacht bij de prokureur des konings, met nieuwe gevallen van overtreding. Hierna zwijgt het verslagboek van de lokale geneeskundige kommissie over het konflikt. Bij koninklijk besluit van 16 november 1837 verleende de minister de toestemming om de drie takken van de geneeskunde te kumulerenGa naar voetnoot(26). Vander Plancke was de enige in het land die in 1837 die toestemming kreeg. De minister beschouwde hem dus niet als ‘un individu médiocre’ maar wel als ‘un homme de grand mérite’. De kommissie is nochtans nog lange jaren op haar standpunt gebleven en heeft zich tot in 1847 tegen de kumulatie verzet. Zo eindigt de hevigste twist die het verslagboek vermeldt, met de overwinning van de jonge durver. Hij wint aan gezag maar verliest de vriendschap van veel kollega's en gaat nu alleen maar onafhankelijk zijn weg. Een keer nog tracht de geneeskundige kommissie hem aan te vallen en verdacht te maken, namelijk in 1840, als hij met de hydroterapie van wal steekt. Maar ook dit blijft zonder gevolg. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||
‘Hij kon de Cholera blussen’Ga naar voetnoot(27)Kort na zijn vestiging in Kortrijk deed zich een gebeurtenis voor die van groot belang is geweest voor zijn loopbaan. De eerste cholerapatiënten van de epidemie van 1832 riepen zijn zorgen in. Hij verhaalt het ter gelegenheid van de vierde epidemie in 1866: Voici les faits: En 1832 au mois d'Août pendant la fête conmmunale le choléra se déclara à Courtrai rue de St.-Jean 39. Le veuve Beernaert, un fils et trois filles furent presque simultanément atteints. Ce furent les premiers cas. Médecin de cette honorable famille je reconnus à première vue le choléra asiatique dont j'avais lu et relu la description dans les publications françaises. Tous les symptomes du choléra se succédèrent rapidement et ce qui nous frappa ce fut la soif et l'appétence de l'eau froide. J'en accordai à profusion autant pour faciliter les vomissements que pour calmer la soif extrême. De mes cinq malades une seule, la fille cadette mourut et ce fut elle qui but le moins et qui ne voulut que de la limonade au citron faite avec de l'eau cuite et tiède. Trois de ces malades vivent encore. Ce résultat m'affermit dans ma conviction et beaucoup de cholériques qui burent de l'eau froide guérirent. J'en connais une douzaine qui habitent encore Courtrai. Parmi eux je nommerai Delobel Jacques fabricant de chaises, rue de Sion, parce qu'il eut une seconde fois le choléra en 1854 et qu'il fut sauvé alors par l'enveloppement dans des draps mouillés d'eau glacée en présence du confrère Tillieux pratiquant en cette ville et qui me précéda auprès du malade, quoiqu'on donnait les derniers sacrements à mon arrivéeGa naar voetnoot(28). De eerste stap naar de grote faam van de ‘dokter die de cholera kon blussen’ was gezet, maar wat hem door intuïtie misschien was gelukt, wil hij beter begrijpen en hij schrikt er niet voor terug in het stadshospitaal lijkschouwingen te doen van choleraslachtoffers, ondanks het bekende besmettingsgevaar. Verscheidene kollega's interesseerden zich voor de dissektie maar hij alleen durfde de besmette lijken aanraken. Zo stelt hij de felle ontsteking vast van het maag-darmstelsel, de verdikking van het bloed, de bloedloosheid der ledematen, de afwezigheid van urine, tekenen die bij elk onderzoek terugkomen. Zo krijgt hij een inzicht in de ziekte, dat nog altijd als juist beschouwd mag worden, behalve wat betreft haar oorzaak, die trouwens nog 50 jaar onbekend zou blijven. Hij beschrijft de ziekte als volgt: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||
Het is een vergif, een fenijn of vergiftiging die de ingewanden ontstelt, ophitst, ontsteekt en alzoo bijna al het vocht en de warmte van het lichaam daer naertoetrekt. Vandaer komt dat hetgene de zieken onder en boven verliezen zoo waterachtig is, vandaer komt dat het bloed verdikt en schijnt als uit te drogen, niet meer en vloeit en aan het herte verstopt en dat de zieken krampen krijgen, en blauw worden en versmachten. Zij verstijven uitwendig en branden inwendig. Maer nu is de grote zaak van dat fenijn te vernietigen, te doen uitkomen, den brand te blusschen, en het bloed te doen vloeyen door zijn verloren vocht weder te geven en aldus de levenswarmte te herstellen. Voor dit al moet men koud versch gepompt of geput water drinken of beter ingieten, niet bij glazen maar bij pinten, seulen, emmers of hakers gelijk of gij het zeggen wilt...? En dan verklaart Vander Plancke het doel van die overvloedige watertoevoer in vier punten, waarvan de titels luiden: 1o Om het vergif uit te langen, 2o om veel te kunnen spugen, 3o om de brand te blusschen, 4o om het bloed in vloeie te houdenGa naar voetnoot(29). De gelegenheid zal niet ontbreken om de waterbehandeling op talrijke choleralijders toe te passen gedurende de epidemieën die hij nog in 1849, 1854 en 1866 zal meemaken en waaraan hij telkens zijn volle krachten zal | |||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||
besteden. Ook werden zijn verdiensten op dit domein na de epidemie van 1866 van officiële zijde erkendGa naar voetnoot(30). Geen wonder dat hijzelf ook door de ziekte werd aangetast in de epidemie van 1854 en een tweede maal in 1866, zoals op zijn doodsprentje vermeld staat: Il n'échappa que par son traitement énergiqueGa naar voetnoot(31). We mogen aannemen dat de waterdokter door de behandeling van de cholera was geboren. Zijn sukses in de bestrijding van deze ziekte oriënteerde hem meer en meer naar de algemene toepassing van water. Tot nu toe had hij getracht de zieken te genezen met de kennis opgedaan aan de universiteit, en volgens latere aantekeningen bleek die kennis hem dikwijls in de steek te hebben gelaten. De wetenschap was wel niet blijven staan sedert de Renaissance, en vele geleerden hadden de grondslag gelegd van de moderne geneeskunde. Maar deze vooruitgang betrof vooral de basiswetenschappen als scheikunde, anatomie en fysiologie, die ondanks de vooruitgang nog niet tot grote praktische resultaten in de geneeskunde geleid hadden. De praktijk had een proces van sclerose ondergaan en niettegestaande de wetenschappelijke vooruitgang stond men machteloos tegenover allerlei zware ziekten en epidemieën, die jonge mensen wegmaaiden. Eerst Pasteurs ontdekking van vele ziektekiemen (1880) zou tot praktische verwezenlijkingen leiden. Vóór die tijd was er een zekere reaktie tegenover de zuiver wetenschappelijke navorsing gekomen. Men ging weer op zoek naar stelsels die een zeker mysticisme bevatten, iets onverklaarbaars, omdat er toch zoveel zaken onverklaarbaar waren. Die strekking heeft men romantische geneeskunde genoemd. Haar invloed is merkbaar van het einde van de achttiende tot het midden van de negentiende eeuw. Tijdens die periode ontstonden in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Oostenrijk en Duitsland het mesmerisme en de homeopatie, terwijl Broussais in Frankrijk de fysiologische geneeskunde propageerde en de meeste geneesmiddelen verliet om in aderlatingen en bloedzuigers zijn heil te zoekenGa naar voetnoot(32). Met een zekere ontgoocheling over zijn akademische studie, die hem, naar hij beweert, weinig nuttigs geleerd had, staat Vander Plancke voor deze nieuwe stromingen open. Dat hij een aanhanger van de homeopatie geweest zou zijn, kunnen wij niet uit zijn geschriften afleiden. Alleen vinden wij op zijn geschilderd portret enkele boeken, waaronder De l'Homéopathie van Hahnemann. Bij Hahnemann en Broussais leert hij de geneesmiddelen wantrouwen, waarvan hij het gebruik spoedig volledig zal verlaten. Ook blijft hij niet afwijzend als een zekere graaf de Robiano Borsbeek hem voor het eerst over het sukses van de waterkuren spreekt, zoals ze uitgewerkt en toegepast worden door Vincent Priesznitz, (o4 oktober 1779, † 28 november 1851), een Silezische boer, naar wie de patiënten toestromen. Daarbij komt dat hij zelf al geruime tijd last heeft van stekende pijnen in de leverstreek, chronische hoest en vermagering. Daarom besluit hij om samen met zijn grootoom uit Bellegem naar Gräfenberg te reizen voor een waterkuurGa naar voetnoot(33). Gräfenberg was een klein kuuroord twee kilometer noordwest van Freiwaldau in Silezië; het lag toen in Oostenrijk-Hongarije (de zgn. Donaumonarchie), nu behoort het tot Tsjechoslovakije. Ze vertrekken samen op 15 juni 1840. De reis verloopt via Luik en Aken tot Keulen per spoor, verder per boot over Koblenz tot Mainz en opnieuw per trein tot Frankfurt. Per koets reizen ze verder naar Fulda, waar ze een indrukwekkende processie bijwonen en steeds per koets trekken ze verder via Buttlar en Gotha naar Erfurt, Weimar, Eckartsberg, Altenburg, Naumburg, Weissenfels, Leipzig en Dresden. In laatstgenoemde stad nemen ze de trein naar Praag; ze komen in Gräfenberg aan op 3 juli. In vier kleurrijke brieven aan zijn vader verhaalt Vander Plancke de reis en het onthaal bij Priesznitz, evenals de toepassing van de waterkuur. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
We kunnen niet nalaten deze brieven in bijlage te publiceren, want het bezoek aan Gräfenberg en de behandeling die hij zelf onderging, lagen aan de oorsprong van de hydroterapie in België. Wij zullen zo ook beter kennis maken met het onstuimig entoeziasme dat hem eigen was | |||||||||||||||||||||||
De HydroterapieVier oktober, dag van zijn terugkomst te Kortrijk en ‘verjaardag van Priesznitz’, wordt door Vander Plancke niet zonder enige plechtigheid de dag van het invoeren van de hydroterapie in België genoemd. Zijn besluit was genomen en laat vrii spoedig sporen na in zijn briefwisseling met patiënten, waarin van nu af aan geregeld sprake is van waterkuren. Alle zieken worden behandeld met koude omslagen, zweetkuren, baden en overvloedig drinken. We veronderstellen dat deze kuren ten huize van de patiënten werden toegepast en dat de dokter de toepassing onder zijn kontrole hield. Hij overtuigt zijn vriend en kollega De Cock uit Gent om naar Gräfenberg te trekken en kennis te maken met de leer van Priesznitz. De kollega volgde die raad op en werd na zijn terugkomst de tweede waterdokter. Hij opende een waterinstituut in Geraardsbergen, het tweede in het landGa naar voetnoot(34). Weldra wordt ook met de pen strijd geleverd voor de overwinning van hydroterapie. Ze had in Frankrijk bij de ‘Académie de Médecine’ geen goed onthaal genoten. Het sukses van Priesznitz in Oostenrijk en Duitsland had reeds haar aandacht getrokken. Toen twee dokters uit Duitsland de toestemming vroegen om in Frankrijk de hydroterapie toe te passen, zag de Académie de Médecine zich ertoe verplicht de zaak te onderzoeken. Een verslag over 40 gevallen van genezing door hydroterapie, door die twee dokters aangeboden, werd aan haar oordeel onderworpen. Het besluit van Roche, verslaggever in opdracht van de akademie, was kort en streng: Priesznitz was een onwetende inzake geneeskunde. Hoe kon die ‘ongeletterde’ zich meten met de gevestigde wetenschap? Toepassing van water was niet nieuw en was aan bepaalde, bekende regels onderworpen. Van al die beschreven gevallen werd zelfs geen diagnose gesteld. De akademie besloot que l'hydrothérapie est dans sa nudité scientifique une erreur déplorable en raadde de regering aan de aanvraag te verwerpenGa naar voetnoot(35). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
Het kon niet anders of een dergelijke houding moest bij de entoeziaste dokter Vander Plancke een heilige verontwaardiging doen losbarsten. Hij besluit die heren van antwoord te dienen en neemt de pen om al wat hij weet in het voordeel van Priesznitz, de reeds ‘onsterfelijke’ en ‘moderne Hippocrates’ neer te schrijven en om de lof van het water, het ‘universeel geneesmiddel’, te zingen. In dit betoog voor Priesznitz en de hydroterapie, onder de titel Quelques Mots au sujet de la Méthode curative ou Médication de Priesznitz dite hydrothérapieGa naar voetnoot(36), laakt hij het onrechtvaardig oordeel van de akademie en drijft hij zelfs de spot met het land dat onbetwistbaar het monopolie bezat van de mode, maar daarom nog niet van de wetenschap, un pays que sous ce rapport un plaisant a nommé ‘le mannequin de l'univers’Ga naar voetnoot(37). Het traktaat beschrijft uitvoerig de persoon van Priesznitz en zijn leer en legt de nadruk op wat totaal nieuw is in de geneeskunde, nl. het aanleggen van koudwateromslagen om zweetkuren te bekomen. De zweetkuren vormen de basis van de behandeling en maken het mogelijk al het kwaad door de huid kwijt te raken. Voor Priesznitz heeft niemand ooit een chronische zieke doen zweten gedurende uren, tweemaal per dag en soms maanden lang, wat door geneesmiddelen onmogelijk is. Spoedig immers veroorzaken ze al maag- en darmstoornissen. Die overwinning op de geneesmiddelen hebben we aan Priesznitz te danken. De ondankbaarheid van de Franse akademie is een uitzondering. In de meeste steden van Duitsland en Rusland, van Sint-Petersburg tot Moskou, zelfs in Amerika brengen dokters hulde aan het scheppend genie van Priesznitz. Dat zou ook de heer Roche doen, indien hij ter plaatse ging zien hoe vele zieken die door de akademie niet genezen kunnen worden, genezing vinden in Gräfenberg, bij de man die de bewondering van de komende eeuwen zal wegdragen. We lezen ook een metafoor die het citeren waard is. Roche had geschreven: De menselijke geest springt niet ineens naar de hoogste toppen, daarvoor is hij te zwak. Hij stijgt stap voor stap op de ladder omhoog. Op elke sport wordt een teorie opgebouwd, om nieuwe krachten te verzamelen en om verder op te kunnen stijgen. De teorieën mogen niet vernietigd worden op gevaar af een trapje lager te zakken en opnieuw te moeten beginnen om het verloren steunpunt te herstellen. En Vander Plancke voegt eraan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
toe: Ik stel mij voor dat Priesznitz in een geweldige vlucht ineens tot op de hoogste sport van de ladder klimt, maar dat de ladder, zoals vele voorwerpen tegenwoordig, van rubber is en helemaal doorbuigt. Hij raakt zo de onderste trede, waar Hippocrates zich bevindt, en neemt hem bij de hand om die niet meer los te laten. De ladder vormt nu een cirkel die 24 eeuwen geschiedenis van de geneeskunde voorstelt. Zo komt Priesznitz weer tot het uitgangspunt: de goede moeder natuur, waarop heel zijn leer zo kunstig is gebouwd. Zo gaat het boekje verder. Hoewel goed gedokumenteerd en met veel overtuiging geschreven, moest het door zijn romantisch-spekulatieve inhoud bij de kritische lezer toch een vrij grote dosis skepticisme wekken. Vander Plancke had daar blijkbaar geen last van en zijn entoeziasme voor de waterterapie is hem heel zijn leven bijgebleven. Hij was de eerste hydroterapeut van België, en onafgebroken, tot het einde van zijn leven - ook in Rome - hield hij zich aktief bezig met het verspreiden en het toepassen van die leer, naar best vermogen. Ook graaf de Robiano, die zijn aandacht op Priesznitz had gevestigd, erkent hem als hydroterapeut en laat zich door hem verzorgen. Vander Plancke blijft hem grote dank betuigen en licht hem in over zijn resultaten: Je me plais à le répéter, c'est à Monsieur le comte qu'avec la connaissance de l'inestimable Priesznitz je dois ma santé. Ici l'eau fraîche gagne peu à peu, c'est bien ainsi qui va piano va sano. Les brasseurs même ne dédaignent pas mon secours malgré les 2.600 hectolitres de bière consommée en moins que l'année précédenteGa naar voetnoot(38). Er zijn nog andere getuigenissen over zijn aktiviteit. Zo schrijft gravin de Lussac uit Bellypas (Frankrijk, Cher-et-Loir): Vous rappelez-vous, monsieur, la cousine de madame Olislagers de Mersenhoven de Tournai et la soeur de Mr. du Parc d'Ypres? J'eus l'honneur de vous consulter au mois de juin de l'année dernière pour rhumatismes et maux de tête; j'ai suivi vos avis avec zèle et exactitude et c'est pour vous annoncer un succès de plus que je prends la plume... Je travaille à vous mener d'ici un goutteux et quelques autres malades, qui jusqu'a présent ont mis à défaut tous les ressorts de la médecine ordinaireGa naar voetnoot(39). Volgende namen vinden wij nog in de brieven uit de periode 1840-1846: Iweins-De Simpel uit Ieper; Courvay, Brussel; Vander Eynde, Brussel; Musigny uit Arnay le Duc, Côte d'or, Frankrijk; Beregem, Ieper; | |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
Walckiers, Brussel; Barones Casier; Puissant, Merbes-le-Château bij Thuin; Vandevins uit Antwerpen. Brieven en aantekeningen betreffen de behandeling van kinkhoest, pokken, tyfus, jicht, bloedarmoede, keelontsteking, kroep, astma, spijsverteringsstoornissen, geestes- en zenuwziekten. Water wordt toegepast bij alle kwalen, tenminste indien ze niet te ver gevorderd zijn. De waterdokter wordt ook buiten Kortrijk geroepen, wat de naijver van sommige kollega's opwekt. Een Iepers patiënt schreef Vander Plancke: Un fait scandaleux s'est passé hier au soir à l'estaminet du saumon de cette ville. Sachez donc que le docteur Devey de Poperinghe s'est permis de jeter en public une honteuse diffamation sur le traitement que vous faites observer aux malades qui placent leur confiance en vous et a poussé l'impudence jusqu'à dire que déjà vous aviez assassiné plus de vingt personnes à Poperinghe; que vous les aviez noyées, et qu'en appliquant ce traitement à différents genres de maladies, vous donniez la preuve la plus évidente d'ignorance et d'incapacité. Il me repugne de vous dévoiler toutes les graves insultes qu'il a proférées à votre personne en vous traitant d'aliéné, d'hypochondriaque, que vous feriez mieux de vous placer dans une maison de santé. Enfin une foule d'autres épithétes plus ou moins acerbes. Cependant je ne puis m'empêcher de vous faire connaître la conduite infâme d'un collègue qui plus que tout autre devrait garder de se prononcer sur une cure dont il ne connaît les effets salutaires. C'est ce que je lui ai fait remarquer...Ga naar voetnoot(40). Vander Plancke antwoordt groothartig, dat hij bereid is alles te vergeven aan de kollega en hem volledig in te lichten over de waterbehandeling, zodat hij daarover zijn opinie zou kunnen wijzigen: Je ne suis ni charlatan ni intéressé, mais uniquement animé du zèle du bien public, du bonheur des hommes en général et très porté pour son bien particulierGa naar voetnoot(41). In 1845, na vijf jaar hydroterapie, pent hij enkele beschouwingen neer over de reakties van een bepaald publiek: Waterdokteur!... Plus d'une fois depuis bientôt cinq ans ces deux mots m'ont été adressés par des personnes de tout rang, de tout age comme terme de mépris plus ou moins senti... Le temps a continué sa marche de son pas solennel; il a desillé bien des yeux, dissipé bien des préjugés et disposé à juger la chose avec calme, poids et mesure. C'est une grande part de faite en moins de cinq ans... | |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
En hij besluit met volgende spreuk: La calomnie est un engrais qui fait pousser le bien. Die spreuk wordt bewaarheid en met grote voldoening stelt hij na enkele jaren vast dat de hydroterapie aanvaard begint te worden. Uit België vertrekt in 1841 dr. Van Honsebrouck namens de regering ter observatie naar Gräfenberg. Hij komt zeer gunstig gestemd terugGa naar voetnoot(42). Ook in Frankrijk gaat de wind keren. In 1842 vertrekt dr. Scouttetten, professor aan het militair hospitaal in Straatsburg, naar Gräfenberg. De minister van oorlog had er hem naartoe gestuurd. Zijn bevindingen maakten op hem grote indruk. Alvorens bij Priesznitz aan te komen, had hij al een bezoek gebracht aan talrijke waterinstituten, die als paddestoelen uit de grond waren gerezen. Hij stelde vast dat de bevolking zich aan een nieuwe hygiëne had aangepast. In Gräfenberg vond hij 2.000 zieken in behandeling. Het boek De L'eau, dat hij bij zijn terugkomst publiceerde, was een verslag van zijn bevindingen. Het was helemaal ten gunste van de hydroterapie. In vele Franse ziekenhuizen werd de hydroterapie voor bepaalde ziekten toegepast en veel Franse professoren schaarden zich onder de ‘watervaan’Ga naar voetnoot(43). De Académie de Médecine, met haar haastige besluiten, was in het ongelijk gesteld. | |||||||||||||||||||||||
Het WaterinstituutDe droom van een waterinstituut naar het model van Priesznitz, met zijn ideale ligging in een prachtige omgeving, waar het natuurlijk bronwater in overvloed ontspringt, was in onze streken niet te verwezenlijken. Maar een inrichting, een soort hotel of gasthuis, waar de patiënten ook door een hygiënisch dieet behandeld zouden worden, achtte de waterdokter binnen zijn mogelijkheden. Dergelijk plan moest ongetwijfeld reeds in zijn geest zijn opgekomen bij zijn terugreis uit Gräfenberg. Maar het duurde nog enkele jaren voor een gelukkig toeval hem in de mogelijkheid stelde dit plan ten uitvoer te brengen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
Litografie van het Waterinstituut, Groeningestraat.
Achtergevel en tuin. Dit toeval was de ontmoeting met de weduwe Franciscus-Josephus De Bien. Het goede resultaat van zijn hydroterapie bij deze patiënte, die hij van een langdurige ziekte genas, en de morele gaven die hij bij haar ontdekte, leidden niet alleen tot een huwelijk, maar stelden hem ook in de mogelijkheid om met haar hulp het instituut voor hydroterapie op te richten en te beheren. Daar zouden dan eindelijk veel patiënten uit de streek van dit natuurlijk heilmiddel kunnen genieten, dat hun beider genezing had bewerkt. Mevrouw De Bien (Marie-Thérèse Vanden Berghe) was afkomstig van Reninge, waar haar broer burgemeester was en brouwer. Zij woonde in de Rijselsestraat aan de westhoek van het St.-Michielsplein. Haar echtgenoot stierf in 1841. Hij was een bekend man in Kortrijk. Hij was nl. schepen van de stad geweest en bovendien provinciaal bestendig afgevaardigde. Ook als advokaat had hij een goed gevulde loopbaan gekend. Het verlies van drie van hun vijf kinderen en de plotselinge dood van hun vader waren voor mijn overgrootmoeder zware slagen, die zij slechts langzamerhand te boven kwam. Wij kunnen ons goed voorstellen dat het entoeziasme van dr. Vander Plancke voor een onderneming, die hij alleen niet kon verwezenlijken, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||
hier wonderen heeft gedaan en nieuwe moed heeft gegeven aan een sterke vrouw die door tegenslagen teneergedrukt was. Na haar genezing volgden de gebeurtenissen elkaar snel op. Ze traden in het huwelijk op 11 februari 1846 en met vereende krachten werd overgegaan tot de aankoop van een belangrijk gebouwencomplex, de tegenwoordige nummers 37, 39 en 41 van de Groeningestraat, die gaan tot de Kleine Leiestraat. Dit gebouw met twee verdiepingen en 56 kamers, zijn bijgebouwen en zijn grote tuin, was het lokaal geweest van de aloude Sint-Jorisschuttersgilde die, naar de hoek van de Doorniksewijk verhuisd was, waar ze nu nog gevestigd is. Het geheel staat in litografie afgebeeld op de reklamefolders en prijkte op het briefpapier van de inrichting. We zien de achtergevel van het U-vormige gebouw, met de bijgebouwen en de tuin met beelden en vijvertje. Het gebouw werd om publicitaire redenen wat fraaier afgebeeld dan het was. De afgebeelde linkervleugel heeft immers nooit bestaan en is maar het spiegelbeeld van de rechterkant; wel was de tuin in die tijd de mooiste van de stad. Er waren enige verbouwingswerken nodig. De verlichting en verwarming van het huis werden verbeterd. Het grote trapraam, dat er na 120 jaar nog te zien is, werd in de voorgevel aangebracht om de hoofdgang te verlichten. Waterleidingen vertrokken uit de kelders naar de bad- en stortbadkamers. Het water werd met handpompen naar boven gestuwd naar een groot cilindervormig reservoir, dat ook het regenwater opvingGa naar voetnoot(44). Het ‘Etablissement de Hydrothérapie’, het eerste in zijn soort in België, opende zijn deuren in 1847. De waterkuren werden strikt toegepast zoals ze door Priesznitz werden opgevat: koudwateromslagen, zweetkuren, koude stortbaden of baden, water drinken in grote, maar passende hoeveelheden, dit alles onder toezicht van de dokter en op zijn voorschrift. Ook de menselijke kant van de behandeling - de psychoterapie - werd niet verwaarloosd. De dokter ontving de patiënten als een goede vader. Zijn persoon moest evenveel bijdragen tot hun genezing als zijn medikatie. De patiënten werden niet afgezonderd in hun kamers, zij beschikten over het gebouw en de tuin, ze hadden omgang met de dokter en zijn familie en werden aan zijn tafel ontvangen. We kunnen ons hem voorstellen als een patriarch met volle baard, exhortant les uns, encourageant les autresGa naar voetnoot(45). Velen deelden hem schriftelijk hun dankbaarheid mee en lieten hun groeten overbrengen aan zijn echtgenote en haar kinderen, Adolphe en Maria De Bien. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||
Dat zijn vrouw een aktieve rol speelt in het bestuur van de inrichting schreef dr. Vander Plancke zelf aan een zekere mevrouw Verhagen-De Bienne uit WaverGa naar voetnoot(46): elle le seconde courageusement dans une entreprise faite en vue de secourir l'humanité souffrante c'est à dire qu'elle se trouve avec lui à la tête d'un établissement hydrothérapique ou de cure d'eau après en avoir éprouvé l'un et l'autre les étonnants effets sur eux-mêmes. Om het menselijk aspekt van deze instelling in het licht te stellen, publiceren wij in bijlage (V) een brief in het Nederlands geschreven door mevrouw Vander Plancke en gericht aan de ouders van een overleden patiënt, broeder Anselmus Bradley, de eerste Engelse novice van de broeders Xaverianen van BruggeGa naar voetnoot(47). Het waterinstituut trekt talrijke klanten. Half augustus 1850 was het bijna volzetGa naar voetnoot(48). In het najaar verminderen de patiënten. Een behandeling met koud water lijkt niet aantrekkelijk in de winter. ‘De mensen hebben er een afschrik van tot ze ervan geproefd hebben’, schrijft een patiënte. Men stelde zich inderdaad de zaken verkeerd voor: de koude omslagen blijven niet koud. Rond het natte laken worden twee of drie wollen dekens gewikkeld, het neemt vlug de lichaamstemperatuur aan en veroorzaakt na korte tijd hevig zweten. De zweetkuur duurt verscheidene uren. Enkele glazen koud water zijn een welkome verfrissing. Het koude bad dat op die tropische hitte volgt heeft niets afstotelijks. Zo komt het dat de patiënten die met de behandeling kennis hebben gemaakt, trouw blijven en de vlucht niet nemen. Niets anders is het moderne saunabad, waar men in een klein oververwarmd lokaaltje hevig gaat zweten om dan in ijskoud water te springen. Er is geen essentieel verschil met de oude hydroterapie. De behandeling is dus ook in de winter toepasselijk en dit werd door de volgende aankondiging met een kleine overdrijving in de bladen bekend gemaakt. Hydrothérapie (Traitement à l'Eau.) L'établissement hydrothérapique de Courtrai date de 1847. Il est dirigé par le Docteur Vander Plancke qui en est le propriétaire-fondateur. C'est après avoir suivi lui-même le traitement chez Vincent Priesznitz, qui en est l'inventeur à Gräfenberg dans la Silésie Autrichienne, que le docteur sus- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
nommé l'a introduit en 1840 en Belgique, sa patrie. Ce traitement est plus efficace en hiver qu'en toute autre saison. Dezelfde advertentie lag ook in het Engels klaar. Of ze gepubliceerd werd, weten we niet. In elk geval kwam er geen stroom van patiënten van overzee. We vonden er maar één. Talrijke brieven betreffen het ‘Etablissement’. We vinden hier geen namen van patiënten uit de stad zelf, daar ze de dokter rechtstreeks konden bereiken. Het is echter niet uitgesloten dat er meer patiënten van ver kwamen dan van de onmiddellijke omgeving. Wegens de kosten was het voorrecht van een verblijf blijkbaar alleen voor de gegoede klasse weggelegd. We zien trouwens dat de brieven vooral van burgers, edellieden en geestelijken komen. We wijzen er nog op, dat een waterbehandeling desnoods ook thuis toegepast kon worden. Dat de reputatie van Kortrijks ‘Etablissement’ zich ver binnen en buiten het land heeft verspreid, moge blijken uit en korte lijst van brieven. Op 20 juli 1850 schrijft professor L.J. Hubert van Leuven, die vooral de gynekologie en de verloskunde beoefende. Hij stuurt een patiënte voor een waterkuur. Hij had te Leuven de gelegenheid niet de kuur te laten toepassen. Vander Plancke antwoordt hem na een maand dat de algemene toestand reeds veel verbeterd is en dat hij er ook in geslaagd is de snuifdoos af te schaffen, wat een mooie overwinning is! Henri Leburton, jezuïet-bioloog uit Leuven, oud-patiënt van het huis, meldt met vreugde het sukses met hydroterapie door een dokter van de S.J. behaald en hoe te Drongen tyfuslijders werden genezen volgens de aanwijzingen van de waterdokter van Kortrijk. Hij was ook gesticht door de godsvrucht van de bewoners van het huis: car dans votre maison tous le monde prie... ce qui est un spectacle bien rare et bien consolant dans nos temps malheureux... (7 dec. 1850). Onder de brieven vinden wij er nog van: Mw. Landrieu, geboren Boulez, over de ziekte van haar echtgenoot. (Gent, 13 maart 1855). Burggravin de Nieuland, Kasteel van Moerzeke: en attendant une réponse ou une visite (11 oktober 18...). C. Binet namens les petites soeurs des pauvres de St. Omer (14 dec. 1854). V. Careneuve van de école préparatoire de médecine à Lille, schrijft om inlichtingen over hydroterapie en maakt een afspraak (3 okt 1854). La douairière Hanins de Moerkerke (23 mei 1855). Mej. Pauline Joly, Brussel, stelt de dokter voor hem een paar handschoenen op te sturen, bijzonder geschikt voor massage (1 mei 1856). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||
C.C. De Cock, onderpastoor van St.-Klara, Brussel (20 mei 1851). C.G. Billet, Esquermes, vraagt om opgenomen te worden, na uitstel wegens cholera (16 aug. 1855). Zuster Henriette, karmelietes, Roubaix: Monseigneur me permet de me rendre dans votre établissement (1 aug. 1855). TH. Tuytens, Lokeren, over zijn ziekte (5 dec. 1855). Godshuis St.-Juliaan te Brugge, o.l.v. kannunik Maes. Aanvraag tot opneming van een Engelse dame met haar goevernante (29 juli 1855). Dr. Mussely, Halle, komt de dokter te Kortrijk raadplegen (25 juli 1855). Quanone de Bassompierre, over een geesteszieke die eigenlijk niet in aanmerking kwam voor hydroterapie en waarmee de dokter veel last had (2 okt. 1855). Cornille, direkteur van het St.-Jozefspensionaat, Moeskroen, over verscheidene zieke leerlingen (8 okt. 1855). Caron, onderpastoor van Haut-Pont, St.-Omer (6 juli 1856). Mw. Guibert, St.-Omer, Votre projet de voyage à Rome dans les circonstances actuelles ne m'étonne nullement... (9 dec. 1866). R.P. André, een passionist uit Bordeaux. Uit zijn brief blijkt dat deze trouwe klant in de jaren 1859, 60 en 61 in het ‘watergesticht’ verbleef (22 dec. 1864). Jw. Marie Corman, Dolhain, Limbourg bij Verviers (28 nov. 1849). Hanus, rentenier, Rijsel (20 maart 1868). Notaris Lamblot, Merbes-le-Château bij Thuin (22 dec. 1857). F. Goblet, advokaat, Doornik (20 mei 1857). Antoine Van..., Parijs: mon médecin habituel Mr. Monod, médecin en chef de l'hôpital Dubois a paru très partisan de l'hydrothérapie... (26 juli 1856). Henri Beyaert, architekt, St.-Jansplein 3, Brussel, over koudwaterbaden bij kinderen (11 juli 1858). Mej. Leblon, Bersillies l'Abbaye (Henegouwen). Over de gezondheid van de pastoor (4 april 1850). Léonie Delbaere, Parijs: Melle Marie comme elle doit être sainte après le jubilé (9 okt. 1865). Zuster Joséphine de Cupertino uit Roeselare: Mon bien cher père médecin (24 nov. 1865).
Hij wordt ook in konsult geroepen naar Ieper, Gent, Brussel, Halle, Lichtervelde en veel kleine gemeenten. Elke eerste en derde vrijdag van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||
de maand heeft hij spreekuur in Brugge; die stad kon hij gemakkelijk per trein bereiken. Wij vinden zeer weinig aanduidingen over boekhouding of honoraria. Dit wil niet zeggen dat deze kant van de zaak verwaarloosd werd. Wel integendeel, alles wijst erop dat het instituut goed werd beheerd. De raad die de dokter vroeg aan een architekt van Gent, oud-patiënt van het huis, werd met een uitvoerige brief beantwoord, waarin plannen voor verbetering voorkwamen. Maar de suggestie van dr. Vander Plancke om de handpompen te laten vervangen door een stoommachine, die in de kelders zou worden opgesteld, werd voorzichtig van de hand gewezen car quelques pauvres gens qui actionnent les pompes couteront certainement moins cher que l'entretien de la machine. Een gedenksteen, die nog aan het huis nr. 37 te zien is, herinnert aan de toen uitgevoerde werken. Nisi Dominus aedificaverit Domum Het feit dat er verbeteringswerken werden uitgevoerd, wijst op een bloeiende zaak. Ook dat van 1863 af alleen nog vrouwelijke patiënten werden opgenomen, toont aan dat er geen tekort was aan kliënteel. We vonden slechts twee rekeningen voor genoten verzorging: 1o Meskens, onderpastoor, Brussel; verblijf van anderhalve week: 52 fr. voor de eerste week en 35 fr. voor de volgende halve week en 2 fr. voor het personeel. 2o Quanone de Bassompierre; verblijf van 4 weken tegen 52 fr. per week en 1 fr. voor het personeel. Honoraria en alle kosten zijn hier inbegrepen. Toen Vander Plancke volop bezig was met het inrichten van zijn waterinstituut, brak de tyfus uit in Gullegem. Hij trok ernaartoe en bleef er een maand. Daar behandelde hij de zieken met water. Met hetzelfde middel zou hij de uitbreiding van de ziekte hebben belet. We laten hem zelf aan het woord: En 1847 je me suis rendu pendant tout un mois à Gulleghem au secours des malheureux atteints de typhus: cette maladie seule a pu m'empêcher d'aller visiter et consoler mes pauvres: elle m'a mis à deux doigts de la tombe; je fus retenu chez moi depuis le 26 avril 1847 jusqu'au 30 mai suivant: graces à l'eau froide et aux bons soins du collègue De CockGa naar voetnoot(49) je fus sauvé et rendu à mes travaux hydrothérapiques: je puis | |||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||
dire sans exagération que j'ai traité et guéri ad minimum quatrevingt typhisés; j'ai sauvé toute une école dentellière du typhus par une hygiène à la Priesznitz: toutes les pauvres filles de cette école ne mangaient jamais leur pain sans l'avoir arrosé d'eau fraiche, aussi était-il curieux de voir toutes ces pauvres enfants et, chose remarquable, aucun n'a succombé au typhus, deux d'entr'elle en ayant été atteintes, quoique toutes se trouvaient en contact le soir en rentrant chez elles avec quelque membre de la familie atteint de la maladie. Je sais de bonne part que beaucoup de ces enfants couchaient non seulement dans le même réduit mais dans le même lit avec les malades atteints de typhusGa naar voetnoot(50). Zo Vander Plancke als dokter grote naam heeft verworven, kan hetzelfde van hem niet beweerd worden als dichter. Zijn ‘Waterlied’ in twintig strofen heeft hij gelukkig in de mappen van zijn briefwisseling verborgen gehouden. Het illustreert toch dat hij het Nederlands, hoewel toen in het zuiden als geschreven taal op de achtergrond geraakt, toch vrij goed kende, en zelfs als Franssprekend intellektueel verkoos om zich in verzen uit te drukken. De eindstrofe kunnen we gebruiken om de uiteenzetting over de hydroterapie te besluiten.
't Is te lang, verduldige vrienden
Uw gehoor door mij vermoeid.
Ik hou dus op woorden te wringen
Want gij zijt genoeg besproeyd
Daarom kom ik van boven weder
Doppend mijn vingren in het nat,
'k maek een kruisken, 'k leg mijn stem neder
En zeg ‘wij zijn al waterzat’.
| |||||||||||||||||||||||
De Ondergang van de ApotekersAl van 1841 af voorzag Vander Plancke de ondergang van de apotekers. Geneesmiddelen zouden immers binnen enkele jaren door niemand meer worden gebruikt. Het lot van die mensen was wel niet benijdenswaardig en in een brief aan Le Nouvelliste des Flandres doet de dokter o.m. het volgend voorstel: de regering zou een zo hoog mogelijk bedrag ter beschikking moeten stellen en de waterdokters van hun kant zouden ook een bepaalde som storten om een fonds te stichten, dat zou dienen tot | |||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||
ondersteuning van de bedreigde apotekersGa naar voetnoot(51). Gelukkig maar voor de waterdokters is de regering daar niet op ingegaan. Theodoor Rijken, stichter van de broeders Xaverianen en overste te Brugge, entoeziaste patiënt en discipel van de waterdokter, deelt 15 jaar later nog dezelfde opinie: Goede Heer, Ik ben sedert mijn terugkomst van Kortrijk tegenwoordig nog zeer wel, ik kan Ue niet genoeg dank betuigen dat ik met eenen bijzonder goeden uitval het water traitement gebruikt heb, zoowel voor mijn persoon als voor broeders en kinders die ik door dit middel genezen heb; jazelf schapen mede geholpen. Het bier en het koffiedrinken is om zoo te zeggen zoo goed als opgehouden, met veel bijval wegens de broeders, dank zij aen de goede God en aen uw krachtdadige medewerking. Tegenwoordig en voor de toekomst hoop ik geen apothekers meer noodig te hebben, en zeer zelden voor de broeders. De profetie van Mr. Van Beek zou nog bewaerheid kunnen worden, namentlijk dat er in tien jaer geen pharmaciens meer te vinden zullen zijn. Dat het zoo zij...Ga naar voetnoot(52). Wij moeten de waterdokter zijn overdrijvingen vergeven. Zonder zijn onstuimige overtuiging zou hij niets hebben verwezenlijkt. Het afschaffen van de geneesmiddelen was toen een gering kwaad, daar er weinig doeltreffende en veel schadelijke te vinden waren. Zijn vooruitzichten echter, op lange termijn gezien, werden volledig gelogenstraft. Onze moderne tijd is immers op medisch gebied het tijdperk van de nieuwe geneesmiddelen. Maar we kunnen niemand verwijten dat hij geen honderd jaar vooruitziet. Wat we erger vinden, is dat hij heeft afgekeurd wat in zijn tijd als een belangrijke ontdekking werd aanvaard, namelijk de vaccinatie tegen de pokken. Zijn exclusieve houding tegen alles wat geen hydroterapie of natuurgeneeskunde was, bracht hem ertoe ook deze behandeling af te wijzen. Jenner had in Engeland al in 1798 ontdekt, dat de koepokinenting beschermt tegen mensenpokken. Dit werd onmiddellijk experimenteel bewezen en algemeen aanvaard. Napoleons legers werden zo tegen pokken beschermd. Vander Plancke daarentegen behandelde liever zijn pokkenlijders met water. De latere geslachten droegen nog de gevolgen van die houding. Zo luidden de herinneringen van Leo Van Dorpe: Mijn moeder had verwaarloosd mij te laten vaccineren omdat Dr. Vander Plancke tegen het pokkeninenten was dat in zijn tijd was uitgevonden. Hierin heeft de nakomende tijd hem ongelijk gegeven, doch ik was er het slachtoffer van. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||
Ik heb er lange jaren van geleden om de littekens die mijn aangezicht ontsierden, en slechts traag, zeer traag verdwenen. Dit was voor een jonge man een handicap in de levensstrijd. Doch aan mijn moeder heb ik het nooit verweten. Er moet nochtans gezegd worden dat het koepokvaccin vaak slecht bereid was en daarom soms twijfelachtige resultaten gaf. Dit verklaart wellicht Vander Planckes houding. | |||||||||||||||||||||||
Dokter bij de ZoeavenMet dezelfde ijver die hij bij het uitoefenen van zijn beroep aan de dag legde, streed Vander Plancke heel zijn leven voor zijn godsdienstige overtuiging. We vonden veel notities met religieuze beschouwingen. Hij korrespondeert met zijn oom en met patiënten over religieuze boeken en was zeer beslagen in de heiligenlevens. Vaak kommentarieert hij de heilige van de dag en bespreekt hij bepaalde details van zijn leven met betrekking tot het voorwerp van zijn brief. Zo tracht hij troost en sterkte mee te delen door overwegingen van religieuze aard. Hij hield zich aktief bezig met het stichten van karitatieve werken. Hij behoorde tot de eerste leden van het Vincentius à Paologenootschap in Kortrijk en was van dezelfde genootschappen medestichter in Zwevegem, Heestert. Ingooigem, Izegem, Hulste, Oostrozebeke en Pittem. Hij hielp ook bij de oprichting van het Instituut van de Broeders van de Christelijke Scholen. Ook hielp hij de Arme Klaren in Kortrijk met een ‘lening’, waardoor ze zich in de Groeningestraat konden vestigenGa naar voetnoot(53). Zijn religieuze bekommernissen namen met de tijd een zo grote plaats in zijn leven in, dat ze alle materiële zorgen meer en meer in de schaduw gingen stellen. De aandacht van de katolieken van de ultra-montaanse strekking, waartoe hij zeker behoorde, werd meer en meer gevestigd op Rome en de moeilijkheden die Pius IX ondervond om zijn tijdelijke macht te handhaven. Daarom begon hij alles op te ruimen om zijn diensten aan de zoeaven van Pius IX aan te bieden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||
Misschien heeft zijn stiefzoon, Adolphe De Bien, zijn aandacht op Rome helpen vestigen. Adolphe De Bien werd in 1832 tot priester gewijd. Hij deed op 6 juli zijn eremis in O.-L.-Vrouwekerk. Het was een groot feest voor de parochie en niet minder voor het huis van de Groeningestraat, waar die dag nog iets anders op tafel kwam dan water! Adolphe werd benoemd tot leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare en daarna tot bewaker. Hij mislukte er volledig, omdat hij te goed was en geen gezag had. Daarna werd hij onderpastoor in Ingooigem, Poperinge en op St.-Gillis Brugge. We vinden hem in 1866 samen met Mgr. Faict in Rome. Hij vergezelde er zijn bisschop als tweede sekretaris, want monseigneur had in hem onder andere gaven ook die gevonden, dat hij bereid was alle reis- en verblijfskosten op zich te nemen. Hij had immers ouders die gewoon waren voor kerkelijke zaken de beurs breed open te zetten. Dr. Vander Plancke ging zich reeds in het voorjaar 1866 bij zijn stiefzoon voegen en werd door hem bij dit eerste bezoek rondgeleid. Hij kwam er in kontakt met Mgr. de Mérode, de onstuimige gewezen minister van oorlog van de Pauselijke Staten, en toen pauselijk aalmoezenier. Deze prelaat was blijkbaar niet gehaast om de 61-jarige dokter voor de aanwerving aan te bevelen. Na zijn terugkomst in Kortrijk immers schrijft Vander Plancke nog een brief, waarin hij Mgr. de Mérode om zijn bemiddeling verzoekt, met het doel de hydroterapie haar vruchten te laten afwerpen in dienst van de Kerk: Et à Rome l'eau est exceptionellement bonne et abondante, son application seule doit être bien connue, et que de services elle rendrait alors et là plus qu'ailleurs dans une foule de maladies, les fièvres pernicieuses et le cholera en tête, maladies qui ne manquent pas de faire à Rome comme ailleurs de nombreuses victimes. Ah, Monseigneur s'il m'était permis d'exposer les nombreux services qu'à rendu l'hydrothérapie à Courtrai pendant la dernière épidémie de cholera en 1866, votre Grandeur rendrait immédiatement grâces à Dieu de ce précieux quoique parfois dédaigné moyen de salut. Je dois me borner à dire que dans notre ville on a été convaincu et que notre administration communale m'a décerné à l'hydrothérapie et à ma propre personne la médaille d'or en signe de la reconnaissance publique et notre ministre libéral n'a pu se défendre de m'envoyer la décoration récemment créée. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||
voir faire ce voyage avec joie et glorifiant Dieu de l'honneur insigne d'être utile à nos croisés modernes, nos chers frères, les valeureux zouavesGa naar voetnoot(54). Ook aan een kollega uit Rome, dr. Viale, met wie hij in maart-april 1866 kennis had gemaakt bij het bezoeken van diens hospitaal van Palazinni, schrijft hij zijn bekommernis over het uitbreken van de cholera te Rome; hij stuurt hem een eksemplaar van de artikels die hij daarover publiceerde. Ook de Vlaamse brief die in de Gazette van Tielt verscheen, werd opgestuurd, omdat hij te Rome paters en broeders had ontmoet die Vlaams spraken. Daar dr. Viale zekere sympatieën had voor de hydroterapie, was Vander Plancke bereid zijn grote vriend te worden. Hij zou graag naar Rome gaan om zijn kennis ter beschikking van de cholerabestrijding te stellen, en speciaal om in dienst van de paus te treden: si jamais je puis vous être utile à Rome, tout spécialement pour notre Saint Père le Pape, je quitterais tout pour vous arriver le plus tôt possibleGa naar voetnoot(55). Hij wacht dus het antwoord van Mgr. de Mérode niet af en vertrekt op 26 maart 1868. Op 23 mei wordt hij benoemd tot dienstdoend heelmeester-adjudant-majoor verbonden aan het leger van de pauselijke zoeaven. Hij verbleef twee en een half jaar in Rome, waar hij gehuisvest was in nr. 48 via di Tordinone. Uit enkele notities blijkt dat hij er de Belgische zoeaven verzorgde en er deel nam aan het militaire leven, rapporten, oefeningen en parades inbegrepen. Dat hij ook daar voorstander bleef van de koudwaterbehandelingen, blijkt uit de bijnaam ‘Aqua fresca’, die de zoeaven hem gegeven zouden hebbenGa naar voetnoot(56). Onze inlichtingen over deze periode zijn gering. Zijn archief was immers een dossier over de hydroterapie en bevatte weinig of geen persoonlijke dokumenten. De brieven van patiënten vallen weg. Het dossier is gesloten zoals het waterinstituut, waarvan het enorme gebouw nog slechts bezet wordt door zijn echtgenote en haar dochter. Maar dit kleine gezin zonder hoofd houdt het in de eenzaamheid niet lang vol. Moeder en dochter besluiten reeds in de nazomer van 1868 samen naar Rome te trekken. Ze verblijven er gedurende enkele maanden en komen terug naar Kortrijk om er te overwinteren. De last van dergelijke reizen belette hun niet dezelfde onderneming nog eens te wagen en nog wel in de winter, nl. op het einde van januari 1870. Het lag voorzeker in hun bedoeling de dokter terug naar Kortrijk te brengen, maar daarin zijn ze niet geslaagd. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||
De bekoring om een einde te maken aan zijn zoeavenavontuur moet reeds groot geweest zijn, toen in 1870 sprake was van een verplaatsing van Rome naar Capriole. Ter gelegenheid van een promotieëksamen maakte hij immers aan zijn kommandant, dr. Bacelli, bekend dat hij zich wenste te onthouden: Tous mes intérêts étant en Belgique, je suis dans l'attente, de mois en mois de devoir céder aux instances de ma famille et de ma nombreuse clientèle qui désirent mon retour à Courtrai, ma ville natale.Ga naar voetnoot(57). Adolphe De Bien heeft hierbij vermoedelijk uit Brugge een stoot aan de wagen willen geven: On raconte tout simplement que les Français vont partir et qu'alors les soldats pontificaux, accablés par le nombre, seront écrasés comme des mouches, ou qu'un beau matin ils feront ‘le saut périlleux’ par suite d'explosion. Si ce sont là des exagérations, il n'y a pas de mal que vous le sachiezGa naar voetnoot(57). Toch heeft Vander Plancke nog een tijd lang aan zijn verlangen naar zijn geboortestreek kunnen weerstaan. Onverrichterzake kwamen zijn echtgenote en haar dochter dan ook einde maart weer in Kortrijk aan. En Vandale-Delacroix, vriend van de familie die hem een bezoek had gebracht te Rome, schreef op 19 juni uit Kortrijk: Il y a huit jours que je suis revenu, et le lendemain je me suis hâté d'aller voir votre chêre dame que je n'ai pas trouvé au logis, profitant sans doute du beau temps pour faire une promenade à la Courtraisienne, poortjen uit, poortjen in. Le lundi j'eus un long entretien avec elle; Madame regrette infiniment que vous ayez changé de résolution en restant à Rome, parce que la malaria l'inquiète ainsique les exercices forcées que vous pourriez faire. Quant à moi, je vous engage à faire de nouvelles réflexions, car si vous pouviez faire ici une apparition d'un mois ou deux, vous contenteriez tous les vôtres. Noch de gevaren van de oorlog - ze waren niet bijzonder groot - of van ziekte, noch het heimwee of de hopeloosheid van de toestand konden dr. Vander Plancke beletten zijn taak tot het einde te volbrengen. Eerst na de val van Rome op 20 september 1870 verliet hij de eeuwige stad. Op 11 oktober 1870 kwam hij in Kortrijk aan. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||
De gebeurtenissen hadden hem zwaar getroffen. Hij kwam terug als een gebroken man en stierf op 27 april 1871. Het waterinstituut werd in drie woningen verdeeld, waarvan de familie de grootste bleef betrekken. Op de zolder van het grote huis lagen een degen en een zoeaven-uniform, die zo mooi waren dat ze tijdens de oorlog 1914-1918 door Duitse officieren meegenomen werden. De tweede wereldoorlog vernielde zijn grafzerk aan de noordermuur van het Magdalenakerkhof. Hij werd toen ook opgeruimd met zoveel andere ‘eeuwige vergunningen’. Alleen een pakje dokumenten bleef over en maakt het ons mogelijk een schets van zijn leven te maken. | |||||||||||||||||||||||
BesluitVander Plancke heeft geen wetenschappelijk werk geleverd. Hoewel verstandelijk zeer begaafd, was hij vooral een gevoelsmens, die dan nog beïnvloed werd door zijn tijd. Hij is een typische vertegenwoordiger geweest van de romantische geneeskunde. Vaak komt hij ons voor als een modedokter. Maar hem aldus bestempelen zou onrechtvaardig zijn. De hydroterapie is geen voorbijgaande mode geweestGa naar voetnoot(58). Ze wordt tegen- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||
woordig nog intensief toegepast in badsteden en kuuroorden. Ze maakt zeker radikale desintoxikatiekuren mogelijk, maar we moeten toch aannemen dat ze in de moderne geneeskunde geen belangrijke rol meer te vervullen heeft. Vander Plancke heeft de hydroterapie ongetwijfeld met sukses toegepast in ontelbare gevallen, niet alleen bij lieden uit de hogere klasse, lijdend aan vage overspanningstoestanden en nerveuze afwijkingen, en wat men tegenwoordig psycho-somatische ziekten zou noemen, maar ook en vooral bij choleralijders, waar deze behandeling helemaal verantwoord was. Hier heeft hij door rehydratatie de beste resultaten bekomen die men in die tijd kon bereiken. Hij was rechtschapen, edelmoedig en ondernemend. Een doordrijver die niet aarzelde, tegen alle moeilijkheden in, zijn plannen ten uitvoer te brengen. Hij is een boeiende en interessante figuur uit de geschiedenis van de geneeskunde in het algemeen en in het 19de-eeuwse Kortrijk in het bijzonder.
A. Van Dorpe. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||
BijlagenGa naar voetnoot(59)I. Brief van Vander Plancke aan zijn vaderFuldau, Hesse Electorale, le 21 juin 1840 et Dresde le 25 juin 1840. Mon très cher Père, J'ose espérer que vous jouissez d'une santé parfaite et j'en remercie Dieu, comme de celle dont nous jouissons. Mon oncle se porte fort bien et moi je me porte mieux que les premiers deux jours de notre voyage: je présume que c'était le mouvement du transport sur le chemin de fer qui augmentait beaucoup mon mal du côté droit; maintenant je m'en ressents fort peu, il n'y a que ma toux qui se encore par intervalles, mais j'espère bien qu'elle passera aussi. Je profite donc du premier jour de repos que nous prenons pour vous donner un aperçu de notre route. Le 1er jour arrivés à Bruxelles nous y passâmes la nuit, ayant eu à courir en vigilante (et notez que nous étions tombés sur un cheval qui savait à peine trotter quoique passablement soutenu par un cocher armé d'un excellent fouet) ayant eu à trotter avec nos passeports de l'envoyé d'Autriche au ministère des affaire étrangères; du ministère chez l'envoyé de Prusse et de celui-ci encore une fois chez l'envoyé d'Autriche et tout celà parce que nos passeports ne portaient pas spécialement: allant en Prusse et en Autriche, au lieu de allant en Allemagne. Il a donc fallu aller de part Mrs. les envoyés d'Autriche et de Prusse au ministère des affaires étrangères pour faire spécifier le but de notre voyage. Vous aviez donc bien deviné qu'il fallait se mettre complètement en règle. Ce serait une bonne leçon pour les diplomates courtraisiens. Avant sept heures du soir nous fûmes complètement en règle. - Le mardi 16 nous sommes allé coucher à Liège où nous avons trouvé Mr Vaincroix, charmé d'avoir de vos nouvelles. Le 17 nous partîmes le matin de Liège par Aix- la-Chapelle et de là nous allâmes à Cologne par le Snell-Wagen. C'était là une forte journée. Le jeudi 18 nous partîmes de Cologne par le superbe bateau à Vapeur John Cocquerill et le soir nous arrivâmes à Coblentz où étant à table nous vîmes arriver du Francfort sur Main par bateau à vapeur spécial et partir en voiture attelée de six superbes chevaux, l'impératrice de Russie, sa fille Olga et quelques autres personnages grandioses. Nous passâmes la nuit à Coblentz et nous y eûmes une illumination bien triste, un bateau chargé de laine et d'huile, brula sur le Rhin en face de l'hôtel (Le Géant), il fut totalement perdu et coula à fond. Le lendemain matin de bonne heure nous partîmes par le même bateau à vapeur pour Mayence où nous arrivâmes à temps pour partir encore par le chemin de fer pour Francfort, c'était le 19 au soir. Hier samedi 20, nous partîmes à 5 heures du matin pour Fuldau où nous sommes arrivés le soir. C'était une assez forte journée et nous l'avons faite en seigneur, c'est à dire dans une belle calèche de voyage qui devait s'en retourner vide à Erfürt. Nous pûmes | |||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||
faire un accord favorable avec le cocher qui était à l'hôtel où nous descendîmes, le Cygne blanc. Hier donc samedi nous avons diné et pris un verre de vin du Rhin à votre santé, au beau milieu des montagnes, dans un village des plus pittoresques nommé Schlüchteren, juste à cent lieues de vous. Maintenant nous sommes à une dixaine de lieues plus avant à Fuldau. C'est de ce lieu que je vous tracerai quelques particularités. Fuldau ou Fulde est une petite ville de près de mille habitants presque tous catholiques, chose assez singulière au milieu des protestants. Il y a un évèque et une église cathédrale fort belle et bien située, un château de residence royale, presqu'en face de la cathédrale qui est dédiée à saint Boniface et renferme son tombeau. Il y a une autre église catholique fort spacieuse. Nous avons entendu la grand-messe dans la cathédrale d'où nous avons vu sortir la procession. Je ne saurais vous dire, mon cher père, combien j'ai été touché de me trouver au milieu de ces bons et simples habitants de montagne à costumes si singuliers et sortis de leurs demeures pour se jetter aux pieds de leur Dieu et lui adesser leurs prières et leurs chants, car il faut dire que tous (hommes et femmes) chantent en choeur, tous y étant réunis comme frères et soeurs, les riches et les pauvres s'y trouvent confondus et côte à côte sans distinction aucune, car il n'y a pas de chaises ici, mais des bancs en forme de prie-Dieu, sur lesquels on s'agenouille sans rien payer. Quant à la procession rien n'était plus édifiant, jamais je n'ai vu une procession comme celle-là dans notre pays, sous ce rapport. Representezvous, mon cher père, quelques centaines de jeunes garçons et de jeunes filles qui précèdent deux à deux, les garçons en avant, en chantant un cantique allemand; viennent ensuite trois cents hommes portant des flambeaux en forme de torche deux à deux aussi et de dix à dix portant une bannière, viennent aussi à la suite des Franciscains, les séminaristes, le clergé et l'évèque portant le saint sacrement sous un dais de velours cramoisi porté par 12 hommes, que cotoient 24 jeunes demoiselles en cheveux et portant chacune un grand et beau bouquet de fleurs artificielles du meilleur goût, une haie de soldats les environne et les magistrats suivent immédiatement le saint sacrement. Enfin près de cinq demoiselles bien vêtues, deux à deux, la tête découverte accompagnent le saint sacrement toutes en chantant, comme les hommes et les jeunes garçons et filles dont j'ai parlé. Ces jeunes filles sont toutes de bonne maison et agées d'au moins vingt ans, ce sont donc de grandes demoiselles, surtout grandes à mes yeux parce qu'elles n'ont pas honte de professer hautement leur sainte religion. Après ces demoiselles en cheveux en viennent encore d'autres en grand nombre les unes en chapeau les autres la tête découverte tenant d'une main le parasol et de l'autre leur livre de chant; la procession est terminée par un millier (sans exagération) de paysans et de paysannes dans leurs costumes respectifs plus singulier l'un que l'autre chantant le même cantique que ceux qui précèdent. J'ai oublié de dire qu'entre la magistrature et les demoiselles, marchent quelques centaines d'habitants des montagnes. La procession rentre après deux heures de marche au bruit du canon qui n'a cessé de gronder durant la messe et la procession. Rien de si imposant que ces décharges pendant le chant général de la bénédiction en plein air. Ici je croyais pouvoir finir ma lettre, quand le cocher qui nous avait conduit à Fuldau vint accepter nos propositions pour nous conduire non seulement jusqu'à Erfurt mais jusqu'à Leipsig mème. Nous nous mîmes en route de suite et arrivâmes le soir à Buttlar où nous logeâmes. Le 22 nous logeâmes à Gotha, le 23 nous allâmes par Erfurt et Weimar coucher à Hecartsberg, village situé sur un Rocher sur lequel se trouve un château très antique habité par le comte De Karts il y a quelques siècles. Le 24 nous passâmes par Alten- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||
bourgGa naar voetnoot(60), Naumbourg, Weissenfels à Leipzig. Nous y arrivâmes au beau milieu (le en 2e jour) de la fête séculaire de Guttenberg, né à Mayence et regardé comme l'inventeur de l'imprimerie en Allemagne. Nous craignions de ne pas trouver de logement, mais fort heureusement du 1er coup, nous eûmes deux chambres à l'hôtel de la ville de Rome, près de la station du chemin de fer; nous y fûmes fort bien. Je dis deux chambres, mais sachez, cher père, que nous voyageons avec une gouvernante, pas fort jeune à la vérité, mais parisienne, quoique née belge et agée de 72 ans. C'est toute une histoire que cette dame: je ne vous en dirai que quelques mots. Assise à côté de mon oncle Joseph, elle lui dit qu'elle allait à Dresde venant de Paris pour y soigner sa nièce, mariée et parfaitement établie à Moscou et renvoyée dans notre pays pour se retablir d'une maladie nerveuse. Ne sachant pas un mot d'allemand, elle nous regarda comme envoyée du ciel pour la tirer d'embarras, car sur la connaissance que nous fîmes de son frère établi à Aix-La-Chapelle, nous pûmes accepter la proposition de la prendre sous notre sauve-garde, ce qui fait que nous avons voyagé ensemble jusqu'aujourd'hui qu'arrivés à Dresde (25 jeudi) nous avons pu la conduire à sa destination et avons eu lieu d'être très satisfaits de notre obligeance envers elle. Sa présence nous a été favorable sous le rapport économique dans les arrangements avec notre cocher. J'aurais bien aimé finir ma lettre hier 24, mais il m'a été impossible; ce jour me rappelait la bonté que vous avez eu pour moi avant le départ. Demain (vendredi 26) à 11 hrs. du matin nous partons par eilwagen pour Prague, nous y serons le samedi matin, nous devons passer la nuit en voiture et quand vous recevrez cette lettre nous serons déjà s'il plait à Dieu à notre destination. Il nous aura fallu 15 jours pour y arriver quelque diligence que nous ayions faite. Je compte vous écrire, mon très cher père. quand nous aurons passé quelques jours à Graefenberg. Ici je finis ma lettre car il est près de minuit. Mon oncle Joseph qui dort d'un profond sommeil, m'a chargé de vous faire mille compliments ainsi qu'à ceux qui s'interessent à lui. Nous avons parcouru en plusieurs sens la superbe ville de Dresde et y avons vu bien de belles choses que j'aurais bien du plaisir à vous conter. Le voyage jusqu'ici a été magnifique, admirable, et à peine nous avons eu le temps de voir! A Dieu donc, mon bien-aimé père, ayez soin de vous, nous nous soignerons de mème. Mes compliments à Thérèse, à Nuyttens et à sa bonne Mimi, à Mitje, à Joseph et à toute votre maison. A l'occasion n'oubliez pas l'ami De Bal et Mr. Lagae et croyez moi pour la vie en recevant votre bénédiction.
Votre très humble et très affectionné fils J.F. Vander Plancke.
P.S. Il me serait agréable si Thérèse pouvait faire une visite à ma bonne opérée Mitje Christine qui, j'espère, continue l'aller tous les jours mieux par les soins de la créature angélique la bonne soeur Hyacinthe. Toutes deux apprendront avec plaisir que jusqu'ici Dieu m'a pris sous sa sainte garde. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||
Il se pourrait qu'à l'occasion Mr. ou Mme. De Bien-De Brabandère vous parleraient de mon retour pour son accouchement. Pour la gouverne vous pourriez leur faire douter sur la possibilité, car d'après ce que j'apprends dans le pays l'affaire de Graefenberg devient de plus en plus intéressante. Je vous recommande en particulier de ne pas oublier l'ami Steyaert. | |||||||||||||||||||||||
II. Brief van Vander Plancke aan zijn vaderGraefenberg, le 7 juillet 1840. Mon très cher Père, Nous voulà enfin à Graefenberg dans la demeure enchanteresse du célèbre et immortel Priesznitz! Nous y sommes installés depuis le 3 de ce mois à 10 heures du matin, quoique nous soyons arrivés à Freiwaldau, petite ville située au pied de la montagne de Graefenberg, le 1 er juillet au soir et que nous ayions eu une visite de Priesznitz le lendemain matin à notre hôtel. Je vous raconterai tout cela plus tard. Maintenant je vous dirai le plus important, c'est que le traitement que Priesznitz m'a fait instituer dès le lendemain de notre installation à Graefenberg, m'a fait le plus grand bien, je suis déjà comme un tout autre homme. Mais quel traitement à la Cosaque! Ma toux est enlevée comme par enchantement, mon mal du côté a changé de caractère, il est plus sourd et ne m'empêche pas de me promener et de gravir les plus hautes montagnes. Quand je fais beaucoup d'exercice, je sens plutôt du mal du côté gauche, mais tout cela j'espère avec la grâce de Dieu, se dissipera peu à peu. Priesznitz a demandé deux semaines pour en juger positivement; car il croyait d'abords quand nous lui eûmes exposé mon mal et sa durée, qu'il aurait fallu une année de traitement; mais lui ayant dit que, je n'avais pas pris beaucoup de médicaments, quelles étaient mes habitudes et mon régime il a dit: Nous jugerons de l'effet du traitement au bout de deux semaines: samedi prochain 11 Juil. finit la première semaine du traitement et comme je me sens mieux, je compte que quatre semaines de traitement me suffiront ce qui durerait juste jusqu'au 1 er août. Au reste vers cette époque je vous écrirai encore, afin que vous sachiez, si nous nous mettons en route. Alors il nous faudra au moins 15 jours à 3 semaines pour nous en retourner, puisque nous avons mis 15 jours pour arriver ici, quoiqu'en faisant diligence: aussi compte-t-on que nous sommes à plus de trois cent lieues de Courtrai. Au retour nous comptons nous arrêter à Boppart, sur le Rhin afin d'y visiter un établissement crée sur le modèle de celui de Priesznitz, même avec des améliorations, d'après ce que nous a dit un médecin de Louvain arrivé ici quelques jours après nous et que nous avons rencontré par un singulier hasard. Car parmi un nombre de 400 cent que nous sommes ici à Graefenberg il est difficile de se rencontrer, surtout en considérant l'immense étendue des bois et des montagnes toutes converties en promenades; un pareil nombre de malades se trouve à Freiwaldau, de sorte qu'au total on donne pour le moment huit cent malades à Priesznitz et tous les jours il en arrive encore. Ce matin en allant déjeuner j'ai compté sept équipages qui se trouvaient dans la cour de l'établissement. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||
La petite ville de FreiwaldauGa naar voetnoot(61) change à vue d'oeil. On batit de tous côtés et toutes des maisons qui seront converties en logements de malades; on établit des fontaines dans les rues et sur la place publique et on embellit de toute manière. Il en est de même dans le vallée de Graefenberg, où nous sommes logés, conformément au souhait que nous avions fait en nous rendant à l'établissement. C'était le 2, le lendemain de notre arrivée que nous nous mîmes en sueur pour aller chez Priesznitz. Il était déjà parti et nous ne pouvions lui parler que l'après-midi. Nous suivîmes la bonne inspiration de descendre vers la ville et de le faire appeler à notre logement. A onze heures c'était déjà une affaire faite et nous pouvions nous présenter chez lui dès le lendemain. Le 3 juillet au matin nous y arrivâmes plus écarlates que pâles. Il fallut rétrograder quelques centaines de pieds dans la vallée où nous sommes maintenant, chez un brave paysan nommé Grieggel, occupant une chambre à deux lits. Tous y est propre et d'une simplicité patriarchale. Il y aurait de quoi vous donner une longue description, mais le temps me manque, qu'il vous suffise, cher Père, de savoir que nous y sommes fort contents. Je ne puis pas oublier de vous dire que nous avons pour valet de chambre un garçon paysan, bâti comme un dragon, il se nomme Andern c'est à dire André. Il m'emaillote comme une poupée et cela tous les jours dès cinq heures du matin; quand j'ai été ainsi emailloté pendant une heure ou plus longtemps que la sueur me coule le long du corps, Andern vient me délivrer de dessous mon double lit de plumes que j'ai en outre de ma couverture, sur le corps et me fait descendre une dixaine d'escaliers dans la salle de bains, n'ayant sur le corps que la couverture dans laquelle j'étais roulé. Arrivé là la couverture est jettée et je commence par me mouiller la tête, la figure et la poitrine pour sauter trois fois dans le bain froid. Cela fait, un drap de lit, m'est mis sur le dos et ainsi transformé en revenant je monte à ma chambre où je m'essuie et m'habille pour aller trotter ensuite dans la montagne. A huit heures nous allons déjeuner dans le réfectoire qui est une salle immense, sa hauteur est de deux étages il y a donc une double rangée de croisées, la longueur de soixante de mes pas (schreen) et la largeur telle qu'on met très facilement quatre tables qui s'étendent dans toute la longueur de cette immense place. C'est un coup d'oeil charmant quand elles sont toutes garnies ce qui arrive chaque midi. Priesznitz est au bout d'une table près de la porte, afin d'être prêt à sortir quand on l'appelle. Le déjeuner et le souper consistant en lait froid, pain et beurre se prend irrégulièrement pendant à peu près deux heures. On peut se procurer à tous les repas des fraises que les villagois apportent abondamment des bois et des montagnes. Nous en mangeons quelques fois vers sept heures du soir. Ainsi quand vous en mangerer à cette heure n'en laissez pas pour moi j'en trouve ici et pas cher, pour trois Kreuzer Münz toute une cafétière pleine. A ce sujet je vous dirai mon cher Père, que les frais de notre voyage se sont élevés à près de six cent francs pour nous deux. On donnerait volontiers trois cent francs pour voir Priesznitz qui n'a de paysan que le nom qu'on lui donne. C'est un homme simple, modeste ayant le regard très pénétrant. Il a de la méfiance pour les médecins, cependant il me montre beaucoup de déférence quoiqu'il sache que je suis médecin, c'est peut-être à cause de mon courage à faire ponctuellement son traitement. Le médecin de Louvain dont j'ai parlé et qui s'appelle Fléchu était venu ici croyant que Priesznitz lui aurait fait connaître de suite toute sa science. Il n'en a rien appris du tout. Priesznitz lui a dit | |||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||
seulement: Qu'il lui dirait tout s'il voulait s'engager à rester à Graefenberg pendant trois ans en promettant qu'après il ne pratiquerait l'art de guérir qu'avec l'eau. Voilà ce que ce médecin nous a dit hier. Je crois qu'il est déjà en route n'ayant pu le découvrir aujourd'hui. Adieu mon très cher et bien-aimé Père, mes compliments comme d'habitude, donnez moi un mot de vos nouvelles à cette adresse J.F.V.D.P. Docteur en méd. etc. etc. en traitement cher Monsieur Vincent Priesznitz à Graefenberg près de Freiwaldau dans la Silésie Autrichienne. Adieu mille compliments de la part de mon oncle Joseph, je vous embrasse et reçois votre bénédiction, votre fils J.F. Vander Plancke. J'ai oublié à vous dire que mon traitement ne se borne pas à ces bains, Je me soumets à bien autre chose encore. Je prends des douches, des bains de siège froids, je porte une ceinture toujours mouillée et je bois tous les 1/4 d'heures environ un grand verre d'eau froide; je cours les bois et les montagnes; je mange comme un loup et mon humeur est bonne. Mon oncle Joseph se trouve aussi fort bien du régime de Priesznitz. Il rajeunit! Je vous prie, mon cher Père, de faire remettre par voie sure et prompte l'incluse de mon oncle Joseph. Aujourd'hui j'écris aussi quelques lignes à Mr. L. Robbe comme il me l' fait promettre. N.B. Il me sera agréable de savoir comment se porte ma malade soignée par la bonne soeur Hyacinthe, Mitje Christine. Quant à mes dames à accoucher comme j'ai dit elles ne pourront compter sur moi. J'espère que Joseph est déjà habitué à demeurer en solitaire. | |||||||||||||||||||||||
III. Vander Plancke aan zijn VaderGraefenberg, le 12 août 1840. Mon très cher et bon Père, Votre très agréable lettre du 21-22 juillet dr m'est parvenue le 4 de ce mois, au moment que nous étions à table et dans l'intervalle d'un service, ce qui me procura l'occasion de la lire, tout à mon aise, quelque longue qu'elle fût. Je vous fais un bien sinçère et très gracieux compliment mon chère Père, d'avoir sçu écrire une lettre de ce calibre-là; sans avoir été soumis à la Wasserkur (Cure-d'eau) vous avez fait des progrès, vous avez récupéré des forces (épistolaires), vous avez outrepassé toutes mes espérances. Quelques lignes eussent suffi pour me tranquilliser, car je vous avoue qu'il me tardait beaucoup de recevoir de vos nouvelles, ne sachant pas que les lettres mettaient tant de jours pour arriver à leur destination. Enfin elles arrivèrent en masse, et plus d'un Kur-gast (hôte soumis à la cure) en me voyant remettre cette dépèche m'aura pris pour un envoyé secret... C'est avec une bien grande satisfaction que j'ai appris l'état florissant de votre santé, ainsique de celle de toute la maison etc. etc. J'en rends graces à DIEU mon cher oncle Joseph a aussi été charmé que moi d'avoir de vos nouvelles, ainsi que de Belleghem. Maintenant, cher Père, je viens vous annoncer que: Nous quittons les montagnes et les vallons, et que vers vous nous nous acheminons; Vers la fin de ce mois, ne pouvant partir plus tôt à cause des fonds | |||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||
que nous attendons de la maison Arnstein et Eskelen de Vienne, nos pièces d'or de Guillaume étant inconnus dans ce pays et ayant dépensé tout ce que nous avions échangé à Dresde et à Prague. Ecrire à Vienne, obtenir la réponse, renvoyer la traite pour obtenir les fonds en profitant du cours d'Amsterdam de préférence à celui de Paris, nous occasionne un retard de quelques semaines. Ces semaines passées ici ne sont pas à regretter: 1o tous les jours elles ajoutent au bien-être que le mois précédent m'a procuré, en continuant la cure dans toute sa salutaire rigueur, 2o en me donnant presque tous les jours la connaissance de faits intéressant et le développement de quelques idées importantes. De ceci vous comprendrez déjà mon cher Père, que je continue à me porter de mieux en mieux. Le 3 de ce mois il m'est survenu des vomissements durant toute la matinée. J'ai rendu des matières que provenaient évidemment du foi, organe particulièrement souffrant chez moi: ces vomissements étaient accompagnés de fortes selles fréquemment répétées et qui ont duré pendant plusieurs jours. Depuis lors j'ai senti un mieux remarquable et tous les jours j'ai bien lieu de croire qu'avant notre départ tout mon mal aura disparu. Ma toux, DIEU merci n'a plus reparu. Le cher oncle a été légèrement indisposé après la réception de votre chère lettre. Il a eu une diarrhée et la fièvre, mais DIEU encore merci, il va notablement mieux et dans quelques jours il n'en restera plus de traces. Mon oncle n'a tenu qu'un jour la chambre et depuis lors nous grimpons les montagnes, nous allons ensemble prendre les repas à l'hôpital pour nous en retourner à notre logement champêtre où nous nous endormons à qui mieux mieux jusqu'au lendemain matin 5 heures, que mon dragon Andern vient m'emballer. Je reste dans mes langes, comme une momie d'Egypte jusqu'à 7 heures. Mon oncle couché à ma tête, s'il ne m'entend pas rêver (le plus souvent en Allemand) pendant deux heures, m'entend preque suer. A sept heures commence ma toilette. Tout ruisselant de sueur, je descends suivi de mon dragon au pas de charge dans la salle de bain et là en un clin-d'oeil, couverture et manteau sont enlevé et je suis au fond d'une vaste baignoire pleine jusqu'au bord d'une eau sortant constamment d'une source limpide et d'un frois presque glacial. Au bout de quelques secondes, je suis rendu à la lumière. Je me tiens la tête hors de l'eau et la présente de temps en temps au rayon d'eau tombant dans la baignoire. Cette baignoire est placée dans un enfoncement de manière que le plancher est de niveau avec ses bords. Quelques minutes écoulées, rouge comme une écrevisse je saute hors du bain sur le plancher et couvert d'un drap de lit je m'élance, en bédouin; vers ma chambre où je m'habille à la hâte, avale quelques verres d'eau fraîche pour réchauffer l'intérieur et comme un cerf me dirige ver les montagnes, avalant encore chemin faisant une demi douzaine de verres d'eau pas plus chaude que la première. Alors j'ai mérité le déjeuner, consistant en pain et beurre, excellent lait froid et en fraises pour qui veut en acheter. J'en profite solidement. Après le déjeûnerz, de l'eau sous tous les formes, des montagnes à vous faire perdre haleine, jusqu'au diner, à l'heure. Après, encore de l'eau (sous forme de café) de l'air et du mouvement jusqu'au soir où, on n'a plus du goût que pour mouvoir les machoires et disparaître sous les plumes. Car, mon cher Père, notez qu'ici pour toute couverture, on vous donne une espèce de matelas de plumes (édredon de Graefenberg) sous lequel vous vous arrangez comme vous l'entendez le mieux; un drap de lit qui recouvre un mince matelas aussi de plumes qui a son tour recouvre encore des plumes mais champêtres (de seigle ou de froment) cette fois-ci; pour reposer la tête deux oreillers de plumes qui n'en valent pas une demi. Je vous assure que, chaque soir, j'embrasse le sac de voyage de l'ami Nuyttens comme un autre ami. Il me rend merveilleusement service pour soutenit mes oreillers étiques. Voilà, mon cher Père, le précis d'un jour | |||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||
(hydrolique) à Graefenberg; les autres y ressemblent tous plus ou moins et avec celà on est d'une humeur charmante. On y porte envie qu'aux plats et aux jambon solides bien entendu. Au nombre des enfant de Neptune de toutes les nations presque, est venu se faire inscrire dimanche dernier, 9 août, un compatriote, un compagnon d'études Monsieur l'avocat Charles Dubois de Furnes, députe. Ayant lu dans le journal l'Indépendant que j'étais à Graefenberg il s'est empressé de se mettre en route pour guérir d'une faiblesse nerveuse qui le tourmente depuis huit ans. Au retour de la messe de Freiwaldau, j'ai trouvé sa carte, A midi j'ai pu lui servir d'interprète auprès de Mr. Priesznitz et par une heureuse circonstance il a pu se loger dans le même hôtel que nous. Il se sent déjà fort bien de la cure (c'est son troisième jour) dans quelques jours je me flatte de le voir un demi cerf et un intrépide buveur d'eau. Il a fait le détour par Vienne où il s'est trouvé avec le comte de Mérode et sa dame et de Monsieur de Montalembert, pair de France, qui se rendaient à Constantinople. Nous tenons de lui les bruits de guerre qui circulent. Mr. Dubois aimerait d'être de retour en Belgique vers la mi-novembre, ce qui à mon avis ne pourra se faire. Mr. Priesznitz cependant pousse sa cure avec vigueur. Je vous remercie des détails que vous me donnez au sujet de mes clients. Il nous a fait plaisir d'apprendre votre cure heureuse dans la personne de ma tante Julie. Il me fait grand plaisir d'apprendre que l'état sanitaire de notre ville est satifaisant, j'en rends graces au Médecin en Chef à qui tous les jours je la recommande. Bien des choses je vous prie au collègue Lagae et à l'ami De Bal sans oublier le bon ami Monsieur J.B. Steyaert et sa famille. Veuillez faire autant de compliments que vous pourrez à Thérèse, à Nuyttens et Demi (à sa chère moitié) à mitje et à toutes les personnes qui s'interessent à moi. N'oubliez pas à l'occasion mes respects au couvent des carmelites et la bonne soeur Hyacinthe et ma reconnaissance pour les soins qu'elle continue de donner à notre malade. J'ose espérer que Madame Debbaudt-Beernaert sera heureusement délivrée d'une fille fraiche et gentille quand vous recevrez la présente et que Madame De Bien ne tardera pas de l'être aussi. Quant à ce qu'on a pu dire au écrire contre mon but à Graefenberg, j'ai tout lieu de m'en réjouir. Celui dont le génie a servi à ma guérison, a été persécuté pendant treize ans. C'est ce que j'ai lu encore hier soir dans une brochure que Mr. Priesznitzs a eu la bonté de me donner en lecture. Mon bon oncle Joseph vous fait mille compliments ainsi qu'à la famille, les amis et connaissances. Moi je reçois de tout mon coeur votre bénédiction et me dis pour le vie, mon bien aimé Père.
Votre très humble et très obéissant fils J.F. Vander Plancke.
Ci-inclus quelques mots pour les amis Robbe et De Blauwe. Vous recevrez d'autres nouvelles quand nous serons en route. Ce sera probablement de Leipzig que nous vous écrirons. A DIEU. Que Joseph se promène autant que moi si c'est possible et que Fox en profite aussi. Il doit s'attendre à me donner du matin au soir de l'eau fraiche car je suis devenu à demi poisson. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||
IV. Brief van Vander Plancke aan zijn VaderGraefenberg, le 11 Septembre 1840 Mon très cher et bien-aimé Père C'est encore ici que nous nous trouvons et jusqu'à demain matin (samedi 12 c.) que nous nous mettons en route pour Neisse, Breslau etc. vers Courtrai. Le banquier de Vienne, Arstein & Eskelen a été cause de notre retard: à l'instant même (ce matin) nous recevons nos Banknoten. Ainsi cette lettre doit servir à vous ôter toute inquiétude, si déjà il vous en était survenue. Nous arrivons gais comme Zéphyr et frais comme l'Aurore, prendre nos cantonnements d'hiver au plus tard à la fin de ce mois. Que le bon DIEU daigne nous avoir sous sa sainte garde. Le cher oncle me charge de vous faire bien des compliments ainsiqu'à toute la maison. Il vous prie d'en faire autant à sa chère famille à Belleghem. Maintenant à mon tour recevez d'abords bien des choses de ma part, cher Père et veuillez faire mes compliments à Thérèse, à mitje, à toute la maison, au cousin et à la cousine Nuyttens, aux amis et connaissances sans oublier mes bons malades et garde malades que vous connaissez. Joseph doit y avoir aussi sa part. En attendant le bonheur de vous revoir je vous embrasse de tourt coeur et en parfaite sante en recevant votre bénédiction, je suis pour toujours, Mon très cher et bien-aimé Père,
Votre très humble et très obéissant fils. J.F. Vander Plancke | |||||||||||||||||||||||
V. Brief van Mevrouw Vander Plancke - Vanden Berghe aan de ouders van William BradleyGa naar voetnoot(62)Kortrijk, den 30 januari 1858 Dear Vader en Moeder van den goeden William Bradley. R.I.P. Ik heb het geluk gehad van gedurende drij weken dat u lief kind hier bij ons geweest heeft dagelijks met hem te kunnen klappen; hij was hier zeer gelukkig; hij had veel betrouwen op den heiligen Joseph; hij heeft mij meermaals gezeid dat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||
hij wel hoopte door zijn voorspraak genezen te worden, er bij voegende waert dat God het anders beschikte hij ook zeer tevreden was; en zulks heeft hij getoond; hij is bij ons op een Woensdag toegekomen (dag van den heiligen Joseph), den Woensdag derna in zijn bed moeten gaen, en nog den Woensdag derna beregt geweest, in tegenwoordigheid van zijn oversten en van broeder Basilius en van ons allen, hij was zoo tevreden omdat ik eenen schoonen outer maekte bij zijn bed, hij zeide mij dat God zekerlijk zijnen zegen in het huis ging laten, wij begonden ook dien dag een neuvene ter eere van dien zelfden heiligen, hij heeft alsdan gezeid dat hij peisde van den woensdag later met dien grooten heiligen ten hemel te varen; nog de belofte van zijn profes vernieuwd met zoo een gesteltenis dat wij er allen en 't is juist alzoo geweest, den maendag (twee dagen voor zijn dood) heeft hij nog de belofte van zijn profes vernieuwd met zoo een gesteltenis dat wij er allen van aangedaen waren, dan was het zienlijk dat de dood nakende was, hij vroeg den dijnsdag aan mijn man (den docteur) of het nog lang ging duren, mijn man zeide van neen, dat hij des anderdaags zoude met St. Joseph naer den hemel gaen, is dit zeker vroeg hij, 'k peise van ja antwoorde den Docteur en dan begon hij te lachen van blijdschap. Den woensdag nugtend te 7 1/2 uren ging ik bij hem, ik zeide broeder gij zijt veel slechter is t' niet waer oh ja zeide hij; ik zeide hem alsdan dat hij niet gelijk vele andere het geluk had van zijn vader en zijn moeder bij hem t'hebben in zijn sterfure, maer dat hij mocht peizen dat den oversten zijn vader en ik zijn moeder was; en dat ik hem den zegen gaf in u plaets en naer zijnen dood al ging schrijven hoe het afgelopen was. Oh ja zeide hij ik bedank u. Ik wil dan mijn woord houden. Den goeden broeder Anselmus die bereid was als een engel om die grote reis te doen, is te negen ure in den doodstrijd gevallen, hij en heeft niet veel geleden, hij was als gejaagd, hij wilde nu op d'eene nu op d'andere zijde gekeerd zijn dan regt zitten etc. den goeden overste stond niet van hem te vermanen, en aen te moedigen, en wij van voor hem te bidden, ten 11 1/2 ure heeft hij geheel stil gelegen en heeft gesproken tot een kwart voor zijn dood, hij vroeg aen den docteur of het lang ging dueren, d'antwoorde was dat hij aen de poort des hemels was, dan enigte minuten later zeide hij twee mael in het engels, ai wil paie, en te elf ure just is hij overleden en gister vrijdag te 8 1/2 ure na de kerk gedragen en te 9 1/2 uren naer het kerkhof vergezeld door menigte treffelijke heren van de stad alwaer hij begraven is bij alle de priesters en andere geestelijke personen. Ik hebbe naer zijnen dood een tresken hair gesneden meenende dat dit u een aengename gedachtenis zoude zijn, 't gene ik u in deze brief toesture; mij dunke, lieve ouders dat ik uw tranen zie vloeyen, en dit niet zonder reden, want het is niet aleenlijk uw eenigen zoon, maar nog uw eenig kind, welnu dan weent wat, maer bedankt daerna den heer voor dat gij zoo een heilig kind gehad hebt, die volgens 't gevoelen van allen regt nae den hemel gegaen is zonder vagevuer, ik ook hebbe veel geweend voor mijne kinderen, en nog. Ik hebbe van vijf kinderen drie verloren mijn enige dogter van 12 jaren, een zoon van 7 jaren en een klein kind, den vader is schielijk gestorven van droefheid, diensvolgens ik weet zeer wel wat het is moeder zijn in zulke omstandigheden, troost u dan geliefde ouders il hope dat dit braaf kind die nu in de hemelen is zulks voor u zal verwerven, en laet ons voor malkaer bidden. |
|