De Leiegouw. Jaargang 8
(1966)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |||||||
De ridders van Roden in de tweede helft van de dertiende eeuwIn de tweede helft van de dertiende eeuw was er meer dan een ridder die Geraard van Roden heette. In de oorkonden verschijnen tussen 1250 en 1300: Geraard van Roden, gehuwd met Katharina van Cysoing; Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van Heestert; Geraard van Roden, gehuwd met Beatrix van Assebroek; Geraard van Roden, gehuwd met Mabelie van Scheldewindeke; Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van Lake; en Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van Nevele. Gastout schreef nog onlangs: ‘Les données certaines sont insuffisantes pour établir un crayon généalogique des de Rodes’Ga naar voetnoot(1). Het terrein is hier inderdaad zeer glibberig en een echte doolhof, waarin het niet gemakkelijk is Gerardus van Roden van zijn andere naamgenoten te onderscheiden. In twee voorgaande artikelen werd reeds uitvoerig over twee van de bovenvermelde ridders gehandeld, nl. over Geraard, gehuwd met Katharina van Cysoing en over Geraard, gehuwd met Beatrix van Assebroek. Daar werden de oorkonden vermeld of uitgegeven die beide ridders hebben uitgevaardigd, vooral in verband met Jacob de Coster van MaerlandGa naar voetnoot(2). | |||||||
Geraard van Roden en Katharina van CysoingGeraard van Roden, gehuwd met Katharina van Cysoing en later met Isabella van Heestert, was de voornaamste onder al de genoemde Geraards. Hij was de oudste onder hen en wordt daarom meer dan eens in de oorkonden als Geraard de oud(st)e vermeld. Hij was heer van Roden en van MelleGa naar voetnoot(3). Bij zijn vertrek naar het Heilig Land noemde hij zich nog heer van Melle. Als men in de oorkonden na 1236 en vóór 1284 een Geraard | |||||||
[pagina 314]
| |||||||
van Roden ontmoet die zich heer van Melle noemt, dan is er zonder twijfel sprake van die ridder. Uit zijn eerste huwelijk had Geraard een zoon, ook Geraard geheten. De vraag zou kunnen worden gesteld: wie van beide ridders, de vader of de zoon, trad in de tweede helft van de dertiende eeuw in het huwelijk met Isabella van Heestert? Een huwelijk van de zoon met Isabella is uitgesloten, want: Geraard junior was volgens de oorkonden in 1260 al gehuwd met Mabelie van Scheldewindeke, en in 1272 waren beiden nog in leven. De eerste man van Isabella, Zeger van Heule, leefde nog in 1261 en Geraard van Roden senior was in 1271 al gehuwd met Isabella van Heestert, en bleef bij haar tot in 1285, het jaar van hun afsterven. Een huwelijk van Geraard junior met Isabella is dus uitgesloten. De eerste vrouw van Geraard van Roden heette Katharina van Cysoing. VroegerGa naar voetnoot(2) werden al enkele gegevens over dit huwelijk verstrekt. Wij komen er nogmaals op terug, daar ze de betrekkingen tussen de ridders van Roden en de burggraven van Zeeland, de heren van Voorne, uitleggen. De zuster van Katharina van Cysoing was gehuwd met Hendrik van Voorne, burggraaf van Zeeland; zij was de moeder van Albrecht van Voorne. De Geraard van Roden die te Snellegem woonde, was een naaste bloedverwant van de heer van Melle. Jacob van Maerlant was klerk bij de ridder van Roden te Snellegem. Voor het van Maerlantprobleem zijn die familiebetrekkingen tussen de ridders van Roden en de heren van Voorne zeer belangrijk. Katharina van Cysoing was een dochter van Jan van Cysoing, een van de pairs van Vlaanderen. Ook Geraard van Roden was meer dan een gewoon ridder. In een lijst van de ridders van Vlaanderen staat hij tussen 1204 en 1212 vermeld onder de Milites Flandrie ferentes banerias ‘de ridders baanderheren van Vlaanderen’Ga naar voetnoot(4). In een oorkonde van 1226 vernemen we dat Radulphus van Roden Robrecht van Bethune, heer van Dendermonde, als borg heeft verkozen voor de belofte die hij aan Jan van Cysoing heeft gedaan, dat zijn oudste zoon Geraard in het huwelijk zou treden met Katharina, dochter van de heer van Cysoing, en dat hij zich ertoe verbindt 1000 mark te betalen, indien hij zijn belofte niet nakomtGa naar voetnoot(5). | |||||||
[pagina 315]
| |||||||
In maart 1226 vaardigde Radulphus een oorkonde uit, waarin hij verklaarde dat hij Robrecht van Bethune als borg had genomen voor het akkoord dat hij met zijn moeder Hildegardis had aangegaan en dat hij als waarborg al het land gaf dat hij hield van Robrecht van BethuneGa naar voetnoot(6). Het is dus meer dan waarschijnlijk dat Geraard van Roden, zoon van Radulphus, in het huwelijk is getreden met Katharina van Cysoing, dochter van Jan IV van Cysoing. Die waarschijnlijkheid wordt zo goed als zekerheid, omdat uit een oorkonde van 1252 blijkt dat Geraard van Roden, zoon van Radulphus, gehuwd was met een jonkvrouw die Katharina heette: Gerardus de Rodes, miles, et dilecta uxor mea Katerina...Ga naar voetnoot(7). Een andere dochter van Jan van Cysoing trad in het huwelijk met Hendrik van Voorne. Dit huwelijk blijkt uit een oorkonde van Jan van Cysoing, waarin deze belooft Robrecht van Bethune te vergoeden, omdat die als borg is opgetreden voor het huwelijk van zijn dochter met Hendrik van VoorneGa naar voetnoot(8). De naam van deze jonkvrouw werd in de oorkonde niet vermeld en dat bracht Leuridan tot het besluit dat het huwelijk van Geraard van Roden met Katharina van Cysoing niet doorging en dat Hendrik van Voorne met Katharina in het huwelijk tradGa naar voetnoot(9). Jan van Cysoing had echter meer dan een dochter. Het feit dat Geraard van Roden in 1252 nog met Katharina was gehuwd, sluit een huwelijk van Hendrik van Voorne in 1231 met deze Katharina uit. Het is bovendien meer dan een vermoeden dat Hendrik van Voorne met Mabelie van Cysoing is gehuwdGa naar voetnoot(10). We weten niet wanneer Katharina van Cysoing, de eerste vrouw van Geraard van Roden, overleden is. Het staat vast dat zij in 1252 nog in leven was, en dat Geraard in 1271 al een tweede huwelijk had aangegaan met | |||||||
[pagina 316]
| |||||||
Isabella van Heestert. Katharina van Cysoing is dus tussen 1252 en 1271 overleden. Radulphus van Roden wordt voor het laatst vermeld in 1236Ga naar voetnoot(11). Waarschijnlijk is hij niet lang daarna overleden. In 1245 had zijn zoon Geraard hem al opgevolgdGa naar voetnoot(12). Die gegevens leggen uit hoe Jacob de Coster van Maerlant, klerk van de panetier van de graaf, Geraard van Roden - alis Geraard van Berleghem - die te Snellegem woonde en een naaste bloedverwant was van Geraard van Roden, heer van Melle, in de gelegenheid werd gesteld voor Albrecht van Voorne de ‘Merlijn’ te schrijven. De moeder van Albrecht van Voorne was de zuster van de vrouw van Geraard van Roden, heer van Melle. Die laatste ridder gaf in 1251 een oorkonde uit in verband met Weitkinus de Coster, en nog een tweede in 1252. Weitkinus de Coster, clericus de Houtawa woonde in de noordhoek van Houtave, die in de dertiende eeuw Mallant, Marlant geheten werd. Jacob de Coster, klerk van de heer van Roden te Snellegem, behoorde waarschijnlijk tot het geslacht de Coster, dat te Houtave in Marlant woondeGa naar voetnoot(13). | |||||||
Zeger van Heule en Isabella van HeestertIsabella van Heestert was de dochter van Wouter van Heestert en Maria van Lake. Het is niet bekend in welk jaar zij in het huwelijk trad met Zeger van Heule. Uit een oorkonde blijkt dat haar man in 1262 overleden was en dat hij twee minderjarige kinderen achterliet: Willem en Wouter. Die kinderen waren nog zeer jong toen hun vader stierf, want in 1271 werd de oudste van beiden nog naar een abdijschool gezonden om er de Franse taal aan te leren. Uit dit feit mogen wij vermoeden dat Zeger van Heule en Isabella van Heestert na 1250 in het huwelijk traden. Zij bleven dus slechts enkele jaren in de echt verenigd. Het is dan ook te begrijpen dat er van hen zeer weinig gegevens te vinden zijnGa naar voetnoot(14). | |||||||
[pagina 317]
| |||||||
In maart 1260 keurden Zeger van Heule en zijn vrouw Isabella van Heestert de verkoop goed van het tiend en de helft van het personaatsrecht van Wevelgem aan de abdij van Sint-Maarten van Doornik, door Willem Boulengarius, zoon van wijlen Willem van Straten en zijn vrouw Katharina: Ego Sygerus, dominus de Huela et Ysabella, uxor mea, notum facimus... quod Willelmus Boulengarius, filius quondam domini Ghisleni de Strata et Katerina, uxor ejus vendidit totam decimam de Wevlenghem cum medietate personatus loci ejusdem... Datum et actum anno Domini MCCLIXo, mense martioGa naar voetnoot(15). Op 11 juli 1261 schonken Zeger van Heule en zijn vrouw Isabella van Heestert een deel van het tiend van Heule aan het kapittel te Rijsel op voorwaarde dat de pastoor van Heule elke week drie missen opdraagt in die kerk voor het altaar van O.-L.-Vrouw, voor welk altaar zij wensten te worden begraven. Wanneer het inkomen zou verhoogd worden tot 15 pond, dan zou de heer van Heule of zijn erfgenaam een kapelaan aanduiden om de missen op te dragen (Cart., blz. 392, 11 juli 1261). Willem van Heule, de zoon van Zeger, heeft nadien, om aan het verlangen van zijn vader te voldoen, de inkomsten van die fundatie verhoogd, gezorgd voor een huis voor de kapelaan en het atrium van Heule weggeschonken (Cart., blz. 569, 6 febr. 1300)Ga naar voetnoot(16). In juni 1262 was Zeger van Heule al overleden. Dr. E. Warlop was zo vrindelijk mij de korte inhoud van de volgende oorkonde mee te delen: Ysabella, relicta Sygeri de Hoele, dicta domina de Hestrut oorkondt dat wijlen haar echtgenoot haar in gravissimis debitis had achtergelaten en diversis usuariis obligatam, waardoor zij verplicht was verscheidene goederen te verkopen, o.a. aan het O.-L.-V.-kapittel van Doornik het tiend dat zij te Heestert van dit kapittel in cijns hield, voor de prijs van 715 lb. nieuwe VI. Als voogd hierbij noemt men dominum Oliuerum de Suuenhem (Zwevegem) militem. Als borgen geeft zij dominam Mariam, karissimam matrem meam, dominam de Lake, dominum Oliuerum de Zuuehem pre- | |||||||
[pagina 318]
| |||||||
dictum, dominum Sygerum de Moschere, dominum Sygerum dictum de Stiellant, milites, en 18 minder belangrijke namen.... Zij zal dit door de kinderen die zij had bij Zeger van Heule, namelijk Willem en Wouter, adhuc minores, laten bekrachtigen als zij meerderjarig zijn. Dit alles gebeurde voor Arnulf van Maldegem, kanunnik van het kapittel te Doornik in juni 1262Ga naar voetnoot(17). In 1263: oorkonde in verband met de borgtocht van Isabella. In de oorkonde, die te Rijsel berust, verschijnt Isabella als ‘Vrouwe van Heule en van Heestert’Ga naar voetnoot(18). Geraard van Roden hertrouwde na het afsterven van zijn eerste vrouw met Isabella van Heestert, de weduwe van Zeger van Heule. We weten dat het land van Roden uit 17 parochies bestond. Oorspronkelijk woonde de heer van Roden te Schelderode. In de eerste helft van de dertiende eeuw, vóór 1220 al, woonde hij te Melle. De ridders van Roden hadden al in het begin van de 13de eeuw veel bezittingen in West-Vlaanderen. In 1215 b.v. was het Oosthof - de vroegere centrale boerderij van de fiscus Snellegem - in het bezit van de heer Geraard van Roden, gehuwd met Hildegardis van Melle. In een oorkonde uit dit jaar noemt hij dit ridderhof: domus mea. Hij ontvangt er de ridders uit het land van Aalst. Hij was heer van Snellegem en in het bezit van de tienden van Houtave en Nieuwmunster en van het personaat van die twee kerkenGa naar voetnoot(19). Niet enkel ten westen en ten noorden van Brugge, maar ook in het midden van West-Vlaanderen waren de bezittingen van de heren van Roden zeer aanzienlijk. Reeds vóór 1216 verkocht Radulphus van Roden er een deel van: bezittingen zowel in land als in laten, en alles wat ertoe behoort, in Emelgem en in KachtemGa naar voetnoot(20). Hierbij hadden de ridders van Roden daar slechts een zeer klein deel van hun bezittingen verkocht. De Flou noemt Roden een leengoed in Kachtem (1385), met afhankelijkheden in de gemeenten Hulste, Izegem, Oekene (1389), Roeselare, Emelgem, | |||||||
[pagina 319]
| |||||||
| |||||||
[pagina 320]
| |||||||
Hooglede, enz. Veel Rode-toponiemen, in zijn woordenboek vermeld, staan in verband met het domein van de ridders van Roden in die streekGa naar voetnoot(21). De vindplaatsen van Geraard van Roden, heer van Melle, en van Katharina van Cysoing, zijn eerste vrouw, zijn onder meer: 1245 n.s., februari: eed van trouw aan de koning van Frankrijk (Teulet, Layettes du trésor des chartes, t. II, p. 554). 1248, 11 oogst: Geraard staat borg voor Floris, broer van Willem II, graaf van Holland, voor een bedrag van 7200 pond Vlaamse munt. Floris zal de 7200 pond in twee termijnen terugbetalen aan Margareta, gravin van Vlaanderen (L. Ph. C. Van den Bergh, Oorkondeboek van Holland en Zeeland, Deel I, nr. 468, blz. 254). 1250, 19 mei: Geraard van Roden is getuige voor Willem II, graaf van Holland, van het verdrag gesloten tussen de gravin Margareta enerzijds en Willem II, graaf van Holland, en zijn broer anderzijds, nopens zekere rechten, inkomsten en wetten van de Zeeuwse eilanden tussen de Schelde en Heidensee (F. van Mieris, Groot Charterboek der graven van Holland, van Zeeland, en Heeren van Vriesland, Deel I, blz. 260). Waarschijnlijk was het onder de invloed van zijn zwager, Hendrik van Voorne, burggraaf van Zeeland, dat Geraard van Roden in 1248 borg stond voor Floris en in 1250 getuige was voor Willem II, graaf van Holland. 1251, augustus: Oorkonde van Geraard van Roden in verband met tienden in leen gehouden door Weitkinus de Coster van Houtave. (Zie Appeltjes van het Meetjesland, 1964, blz. 53). 1252, december: Oorkonde van Geraard van Roden over dezelfde zaak (ibidem, blz. 65). 1252, 22 oktober: Oorkonde van dezelfde ridder in verband met Sint-Lievens-Houtem en het domein Borsbeke te Letterhoutem (C. Serrure, Cart. de l'abbaye de Saint-Bavon, no 279, p. 266. In die laatste oorkonde wordt de naam van de vrouw van Geraard van Roden, Katharina (van Cysoing), vermeld: dilecta uxor mea Catharina. Zij leefde dus nog in 1252. | |||||||
[pagina 321]
| |||||||
1252: Oorkonde van Geraard van Roden in verband met: duo bonaria prati allodii nostri jacentis subter Melchines (Melsen) et de Vorstha (Vurste). (Piot, Cart. de l'abbaye d'Eename, p. 268. 1256, 9 oktober: Geraard van Roden ondertekent te Brussel het vredesverdrag tussen Margareta, gravin van Vlaanderen, en Floris, de regent (vrede van Péronne). (J. Th. De Raadt, Chartes des comtes de Flandre en Mons, Trésorie des chartes de Hainaut, Bruxelles, 1900, Dl. III, p. 241, en Dl. IV, p. 214). In november 1258 keurde ridder Geraard van Roden (dictus de Roden) de schenking goed die gedaan werd door wijlen ridder Willem van Moerseke aan de abdij van Marquette; het gold een leen (pln. Heese) van jaarlijks 4 Vlaamse ponden, gelegen in de parochie Waasmunster, dat hij zelf in leen hield van Geraard van Roden. Geraard van Roden gaf de goedkeuring met de toestemming van zijn erfgenaam. Ridder Geraard van Roden, gehuwd met Mabelie van Scheldewindeke en zoon van Geraard, heer van Melle, gehuwd met Katharina van Cysoing, was nog niet oud genoeg om zelf al een zoon te hebben die zijn toestemming kon verlenen. Daarom vermoeden wij dat ook die oorkonde aan Geraard van Roden, heer van Melle, moet worden toegeschreven. De oorspronkelijke oorkonde is verloren gegaan. Het is mogelijk dat in de oorkonde dominus in plaats van dictus (de Roden) voorkwam. We weten niet of Katharina van Cysoing in 1258 nog in leven wasGa naar voetnoot(22). | |||||||
Geraard van Roden en Isabella van Heestert1265, 6 augustus: Schuldbrief van Geraard van Roden, heer van Melle, die met Roger de Mortagne, Hugo Bigot en nog een vierde ridder 3166 pond, 13 schellingen en 4 deniers Vlaamse munt in leen ontvangen had van de steden Gent, Brugge, Ieper en DowaaiGa naar voetnoot(23). 1271, 19 oogst: Geraard van Roden en Isabella van Heestert verzoeken de abt van Sint-Amand hun zoon Willem te willen opnemen in de abdijschool om er de Franse taal te leren. De ridders in het Kortrijkse spraken dus de Vlaamse taal in de huiskringGa naar voetnoot(24). | |||||||
[pagina 322]
| |||||||
1274, 7 augustus: Gerardus de Rodes, miles, Elysabeth, domina de Heule et de Hestrud et Willelmus domicellus de Heule keuren de verkoop goed van een tiend te Izegem aan de abdij van Sint-Maarten te DoornikGa naar voetnoot(25). 1277, oktober: Isabella van Heestert maakt haar testament. Zij verschijnt er als Ysabelly, domina de Hestrud, noemt er Mathilde, abdis te Wevelgem als matertera sua - de zuster van haar moeder - sticht in de abdij te Wevelgem een kapelanij en schenkt een som geld om er te worden begraven. Als testamentuitvoerders duidde zij aan: Dominum G[erardum] de Rodes, maritum meum, Olivierum de Haisne milites, D[ominum] W[illelmum] decanum Ecclesie Beate Marie Curtracensis, magistrum Balduinum de Mithage canonicum ejusdem ecclesie, Th[eodoricum] de Avelghem et carissimam materteram meam dominam M[athildem] abbatissam de WevelghemGa naar voetnoot(26). In 1278 werd een akkoord gesloten tussen de koning van Engeland en Gwijde van Dampierre in verband met de goederen van Engelse kooplieden, in Vlaanderen aangeslagen door gravin Margareta. De overeenkomst werd bekrachtigd te Aalst sub sigillis septem magnatum Flandrie. De zeven vooraanstaanden die borg stonden voor de uitvoering van het akkoord, waren: Boudewijn van Avesnes, Willem van Vlaanderen, Geraard van Roden, Hugo, burggraaf van Gent, Jan van Gistel, Olivier van Ayshove en Michiel van AuchyGa naar voetnoot(27). In 1282 beloofden Geraard van Roden en zijn vrouw, dat ze graaf Gwijde schadeloos zouden stellen voor de 600 pond sterling waarvoor graaf Gwijde zich borg had gesteld bij een koopman die te Londen verbleef, Robrecht van Bazingen, ‘un gros marchand de Londres avec lequel Gerard a souvent traité’Ga naar voetnoot(28), schrijft Gastout a.w. Op 8 augustus 1284 verzaakten Geraard van Roden en Isabella van Heestert hun feodale rechten op twee percelen grond, gelegen te Heestert, | |||||||
[pagina 323]
| |||||||
die geschonken werden door Helena van Rijsel, weduwe van Daniel Taillefer, tot het stichten van een kapelanij in het begijnhof te KortrijkGa naar voetnoot(29). Op 22 augustus maakte Geraard van Roden zijn laatste wilsbeschikkingen bekend, vooraleer naar het Heilig Land te vertrekken. Hij deed dit in tegenwoordigheid van de pastoor van Heule, van Isabella van Heestert, zijn vrouw, van zijn kinderen Willem en Mathilde, van Geraard van Berleghem (Geraard van Roden, van Snelleghem) en van nog andere ridders die niet werden vermeldGa naar voetnoot(30). Op 2 maart 1285 waren Geraard van Roden en Isabella van Heestert al overledenGa naar voetnoot(31). Gastout schrijft terecht dat Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van Heester, onder al zijn naamgenoten de voornaamste rol heeft gespeeld in de dertiende eeuw. Dit zal niemand verwonderen als men bedenkt dat hij Heer van Melle bleef tot aan zijn dood. ‘Gérard parait le plus important d'entre eux. Son patrimoine d'Outre-Manche, accru des biens anglais de sa femme, représentent une large part de sa fortune. Or tous deux moururent en 1285, laissant des dettes assez considérables. Nous connaissons un de leurs créanciers, Robert de Basinges, gros marchand de Londres avec lequel Gérard avait souvent traité. C'est probablement après de vaines démarches auprès de Jean de Rodes, l'exécutaire testamentaire de Gérard, que Robert de Basinges et son compagnon Jean de Gravele, interessèrent à leur cause Edouard lui même. Béatrix demanda à Edouard I de faire mettre les biens des de Rodes sous sequestre en garantie du payement des dettes laissées par Gérard de Rodes et par la dame de Heule’Ga naar voetnoot(32). Het is bekend dat de ridders van Roden op het einde van de 12de en in het begin van de 13de eeuw voor hun krijgsdienst in Engeland van de koningen belangrijke landgoederen hebben verkregen in de graafschappen Lincoln en Nottingham. Op het einde van die eeuw waren Geraard en Isabella in het bezit van drie landgoederen of domeinen in Engeland: | |||||||
[pagina 324]
| |||||||
| |||||||
Geraard van Roden en Isabella van LakeUit het voorgaande maar ook uit andere bronnen blijkt dat Isabella van Heestert te identificeren is met Isabella van Lake. De ridder Jan van Roden was de zoon van Geraard van Roden en Isabella van Lake. Uit een oorkonde van vóór 1 november 1271 blijkt dat Geraard van Clysthove 120 pond 's jaars beloofde, te betalen aan ridder Geraard van Roden en zijn vrouw Isabella van Lake, voor het gebruik van hun domein Langhere (in Engeland), en dàt tot aan de meerderjarigheid van hun zoon JanGa naar voetnoot(33). In 1282, toen Jan van Roden meerderjarig was, beschikte hij over dit domeinGa naar voetnoot(34). De ridder Jan van Roden, zoon van Isabella van Lake, is te identificeren met Jan von Roden, zoon van Isabella van Heestert, want hij beschikte als zoon van Geraard van Roden en Isabella van Heestert in 1289 over hetzelfde domein Langhere. In 1289 was hij al met Katharina van Maldeghem gehuwdGa naar voetnoot(36), Hieruit volgt dat Isabella van Lake = Isabella van Heestert. Een tweede bewijs is te vinden in een oorkonde van Willem van Heule, zoon van Zeger van Heule en Isabella van Heestert. Hij schrijft in 1292: ‘Ic Willem, heer van Huele, doe te wetene dat Marie, minre grootvrouwe, | |||||||
[pagina 325]
| |||||||
wilen geheten vrouwe van Lake, de welcke was moeder van minre moeder...’Ga naar voetnoot(26). Marie, de moeder van Isabella van Heestert, was dus vrouwe van Lake. Het kan dan ook niemand verwonderen dat haar dochter Isabella, zich af en toe Isabella van Lake noemde. Welk domein Lake komt hier in aanmerking? Er is blijkens De Flou slechts een Lake-toponiem waarmee hier rekening moet worden gehouden: het leengoed Lake te Oeselgem. Dit leengoed was verbonden met Heestert. Het cartularium van de abdij van Ename vermeldt in 1231 en 1248 de ridder Walter van Lake, Heer van Heestert: Ego Walterus de Laken, dominus de Hestrud. Ook later vindt men nog Lake verbonden met Heestert: in 1304 duikt er een Katharina van Lake op in het leengoed Lake te Oeselgem, en oecelghem katheline de Lake, en in 1421 zijn Heestert en Oeselgem nog in handen van dezelfde ridder: Monseigneur Roland d'Uutkerke, seigneur de Hestrud et d'Ousselghem. Hoe kwam de ridder van Uitkerke in dit bezit? De ridder Tristan van Halewijn, heer van Uitkerke, was gehuwd met een jonkvrouw van Rode, die blijkbaar afstamde van Geraard van Roden en Isabella van Heestert, alias van LakeGa naar voetnoot(37). Wij hebben boven al vermeld dat Jan van Roden, zoon van Geraard en Isabella van Heestert en van Lake, heer van Ingelmunster was. Een erfdochter uit die tak van de ridders van Roden trad in het huwelijk met de ridder Jan van Gistel. Isabella stierf omstreeks 1362 en haar man omstreeks 1380. Uit hun huwelijk werden twee zonen geboren: Jan en Gwijde. Het is kenschetsend dat de oudste, de heer van Gistel, heer van Ingelmunster werd en de jongste heer van LakeGa naar voetnoot(38). Uit al die gegevens volgt dat Isabella van Heestert = Isabella van Lake. | |||||||
Geraard van Roden en Mabelie van ScheldewindekeGeraard van Roden, gehuwd met Mabelie van Winti en van Wiesde (Scheldewindeke en Wede) was de zoon van Geraard van Roden en Katharina van Cysoing. Hij werd slechts heer van Melle na het afsterven van zijn vader. | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
In 1260 verkoopt hij 28 bunder woeste grond aan Jan Jude, poorter te Gent. Hij was toen al gehuwd met Mabelie van Winti, zoals blijkt uit de oorkonde (maart 1260 n.s.): Gheraerd van Rode, oudste soene mijns here Gheraerds van rode sridders ende Mabelie, vrouwe van wiendeke, mijn lieve wijfGa naar voetnoot(39). In 1268 bevestigen Geraard en Mabelie de verkoop van 5 bunder grond aan de Sint-Pietersabdij te GentGa naar voetnoot(40). In december 1272 bevestigen Geraard en Mabelie een schenking die vroeger werd gedaan aan de abdij van Cambron door hun vriend en vazal Godfrief van Winti, heer van OosterzeleGa naar voetnoot(41). | |||||||
Geraard van Roden en Isabella van NeveleGastout heeft uitvoerig geschreven over de ridders van Nevele en over het huwelijk van Isabella van Nevele met de ridder Geraard van Roden. Wij kunnen hier zeer bondig zijn. Isabella van Nevele, de zuster van Wouter, de kastelein van Kortrijk, en de dochter van Raoul van Nevele en Johanna van Bethune, trad in 1287 in het huwelijk met de ridder Geraard van Roden, zoon van Geraard en van Mabelie van ScheldewindekeGa naar voetnoot(42). Geraard werd, met buitengewone opdracht, aangesteld als een van de ontvangers van de kasselrij Kortrijk. Hij was geen gewoon ontvanger, maar werd zoals de andere personenGa naar voetnoot(43) ad hoc aangesteld om de bijdrage te innen die aan Vlaanderen was opgelegd door het verdrag van Athis-sur-Orges (1305)Ga naar voetnoot(43). | |||||||
Moeilijkheden met Rodolf van HabsburgJan II van Avesnes maakte gebruik van het feit dat Gwijde van Dampierre verzuimd had Rijks-Vlaanderen in leen te vragen van de Duitse keizer, om het zelf te doen. Rodolf van Habsburg was gevleid door de aanvraag van de graaf van Henegouwen en op 6 november 1279 bepaalde | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
hij uitdrukkelijk dat het graafschap Aalst, de Vier-Ambachten, het Land van Waas en de stad Geraardsbergen aan de graaf van Henegouwen werden gegeven om die gebieden van het Rijk in leen te houden. De oude strijd tussen het huis van Dampierre en dat van Avesnes laaide opnieuw op. Ook de ridders van Roden waren hierbij betrokken, want al de leenmannen van Rijks-Vlaanderen werden op 5 augustus 1281 door de keizer verzocht Jan van Avesnes als hun wettige heer te erkennen. Geraard van Roden, heer van Melle, en Willem van Roden weigerden, zoals ook Rase van Gavere, Hugo, kastelein van Gent, Diederik van Beveren en meer ander riddersGa naar voetnoot(44). Op 15 juni 1282 werd Rijks-Vlaanderen te Worms opnieuw aan Jan van Avesnes toegezegd en op 17 juni (Worms) en 7 december 1282 (Straatsburg) sprak de keizer het banvonnis uit tegen Gwijde van Dampierre en al de leenmannen van Rijks-Vlaanderen, onder wie Geraard en Willem van Roden. Op 20 juni 1283 wordt het vonnis nog eens herhaald. Het hinderde hen niet dat de keizer al hun bezittingen verbeurd verklaarde; ze bekreunden er zich weinig om, daar ze wel wisten dat de keizer de macht niet bezat om zijn bevelen te doen uitvoerenGa naar voetnoot(45). Wie van de vele Geraards van Roden die in het laatste kwart van de dertiende eeuw leefden, werd door het banvonnis getroffen? Slechts de dominus de Roden die heer van Melle was, kan hiervoor in aanmerking komen, dus de ridder die gehuwd was met Isabella van Heestert. De strijd tussen Gwijde van Dampierre en Jan van Avesnes voor het bezit van Rijks-Vlaanderen sleepte nog jaren lang aan en was in februari 1287 nog niet beslecht. Toen werd opnieuw naar een oplossing gezocht en vele ridders uit Rijks-Vlaanderen beloofden de regeling te aanvaarden die tussen de graaf van Vlaanderen en de graaf van Henegouwen zou worden getroffen. Onder de ridders die deze belofte aflegden, bevonden zich de ridders Geraard van Roden, heer van Melle, en Willem van Roden. Vanzelfsprekend is er hier geen sprake meer van Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van Heestert. Die was in 1287 al overledenGa naar voetnoot(46). Wie was Willem van Roden? Hij komt in verband met Rijks-Vlaanderen herhaaldelijk voor: in 1281, 1282, 1283, 1287. Indien wij de Groulart mogen geloven, dan was hij de broer van Geraard van Roden, heer van | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
Melle. Die Willem van Rode die in 1287 door de bisschop van KamerijkGa naar voetnoot(46), op aanvraag van Rodolf van Habsburg, geëxcommuniceerd werd samen met Geraard van Roden, was dezelfde Willem van Rode tegen wie de keizer in 1282 en 1283 het banvonnis had uitgesproken, en dan ook vermoedelijk een broer van Geraard van Roden, gehuwd met Isabella van HeestertGa naar voetnoot(47). Wij hebben in die enkele bladzijden bijna uitsluitend ridder Geraard van Roden, heer van Melle, op het oog gehad, omdat juist die ridder door zijn huwelijk met Isabella van Heestert, weduwe van Zeger van Heule, de ridders van Roden als het ware in het Kortrijkse binnenbracht. Vooral zijn zoon Jan van Roden en zijn kleinzoon Geraard, gehuwd met Isabella van Nevele, hebben in het Kortrijkse een rol gespeeld. Ook Elisabeth van Roden, die met de ridder Jan van Meenen was gehuwd en een naaste bloedverwant van Jan van Roden was, was de stad Kortrijk genegen. Zij en haar man hebben een kapelanij gesticht ter ere van Sint-Jan de evangelist in de O.-L.-V.-kerk te Kortrijk. Jan van Menen werd na de wapenstilstand van 1297 door Gwijde van Dampierre naar Rome gezonden om het onrecht dat de graaf door de koning van Frankrijk werd aangedaan, aan te klagen. Hij vond geen gehoor en op zijn verzoek reisden twee zonen van de graaf, Robrecht van Bethune en Jan van Namen, naar Rome. Op 24 juni 1298 werden zij door de paus ontvangen. Jan van Menen vergezelde hen. Een verzoekschrift werd de paus aangeboden, waarin onder meer gewezen werd op het onrechtvaardig gedrag van het Franse leger, dat na de wapenstilstand nog het kasteel van Jan van Roden te Ingelmunster - ipsi comiti adhaerentem - geplunderd had, omdat hij een vurige aanhanger was van de graaf. Jan van Menen was vermoedelijk niet vreemd aan het verstrekken van die bijzonderheden. Over beide ridders valt meer te zeggen. Jan van Roden verdedigde Rijsel tegen het Franse leger, volgde de graaf, zoals Jan van Menen, naar Parijs en werd er zoals Jan van Menen, in een kasteel opgesloten. Jan van Roden | |||||||
[pagina 329]
| |||||||
werd later uitgewisseld tegen een Franse ridder die gevangen gehouden werd in de Bijloke te GentGa naar voetnoot(48). Plaatsgebrek belet ons hier verder op in te gaan. Wellicht zal Z.E.H. J. De Cuyper in zijn Leiegouw later een plaatsje vinden om de figuur van Jan van Roden, heer van Ingelmunster, over wie zoveel ongerijmdheid werd geschreven, nader te belichten.
Sijsele. J. Noterdaeme. |
|