De Leiegouw. Jaargang 7
(1965)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taaltoestanden in Menen, Komen en MoeskroenGa naar voetnoot+II. De Taaltoestanden.§ 1. Het Nederlands te Menen.a. Door de eeuwen heen.Om de toestand van het Nederlands in Menen te schetsen, hebben we het archief van de stad en van de kerk geraadpleegd, de oude straatnamen opgetekend en alle vroege verschijningen van het Frans opgespoord. Het was ons, alleen al door de tijdsbeperking, onmogelijk alle archiefstukken in te kijken. Daarom besloten we ons te beperken tot een periode van honderd jaar, en wel de periode van 1551 tot 1651. Een tweede reden waarom we besloten ons tot die periode van honderd jaar te beperken, is het feit dat ‘les comptes communaux de Menin sont rédigés en flamand, jusqu'en 1668, époque à laquelle le traité d'Aix-la-Chapelle reconnut à Louis XIV la libre possession de notre ville; à partir de cette date leur rédaction se fit en français’Ga naar voetnoot(1). We wilden de andere archiefstukken uit de periode die het bewind van Lodewijk XIV voorafging, nagaan om te kunnen zien of wij vóór 1668 al Franse stukken aantroffen, welke en hoeveel. Als we het aantal franstalige stukken uit de dossiers van de jaren 1551-1651 hebben nageteld, is dit niet met de bedoeling daaruit te besluiten tot de aanwezigheid van een al dan niet belangrijke groep Franstaligen te Menen, maar vooral om er de nadruk op te leggen dat de bijna uitsluitend franstalige redactie van de archieven uit de periode na 1700 en in de Franse tijd niet noodzakelijk impliceert dat Menen toen franstalig of verfranst was. Vooraf echter nog eerst een woordje over de archieven zelf. De archievenschat van Menen bevat charters en bestuursregisters van de stad, de Roede en het district. De charters tellen zowat 200 octrooien, privileges en andere bescheiden uit de jaren 1351 tot 1793. Vele zijn op perkament geschreven en nog goed bewaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De archieven zijn ingedeeld in oude en moderne: de litterae A tot S klasseren de oude archieven: A bevat de charters, privileges en octrooien, en het additionele cartularium van 1879, dat de kopijen van de oude charters bevat; B tot Q zijn onderverdeeld van 1 tot 838; het tweede deel, dat de moderne archieven bevat, is geklasseerd onder de litterae R tot Z en bevat de nummers 839 tot 1320. Littera S, nrs. 863-864, bevat de plakkaten en drukwerken en werd bij het eerste deel, de oude archieven, gerangschikt. Rekening houdend met de ons opgelegde beperking, hebben we slechts enkele litterae, en daarvan dan slechts enkele nummers, nagekeken. Van de onder littera A geklasseerde stukken hebben we de volgende nummers ter hand genomen (de nummers die hier ontbreken, bevinden zich ook niet in het archief te Menen): 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 22, 23, 23bis, 24 25, 26, 26bis, 28, 28bis, 28ter, 29, 30, 31, 32, 32bis, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 39bis, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 45bis, 45ter, 47, 49, 51, 52, 56, 60bis, 61, 63, 64, 66, 67, 69, 69bis, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 96, 105, 106, 107, 112, 113, 118, 121, 131, 132, 133, 134, 135. Van de onder littera B (1-56) gerangschikte nummers hebben we de nummers 1-31 nageplozen, nl. tot in 1651. Van de onder littera B (208-275) geklasseerde stukken hebben we de nummers 208-210 nagekeken, dus eveneens tot omstreeks 1651. Van de onder littera I gerankschikte stukken (508-575) hebben we de nummers 508-511 bestudeerd, dus weer tot omstreeks 1651. Een onderzoek van de keuren (litt. A) leverde het volgende resultaat op: meestal zijn die documenten in het Nederlands gesteld, met een toegevoegde Franse samenvatting uit de Franse tijd. Toch zijn er enkele franstalige documenten, onder meer een in het Frans gesteld document uit 1612, waaraan de volgende Nederlandse tekst werd toegevoegd: ‘octroy omme de slechte huysen te moeten erbauwen binnen de twee jaeren ofte die te vercoopen op pene dat die in faute blijven mogen verkoght worden door t' magistrat ende interdictie van die te decken met stroy van den jaere 1612’Ga naar voetnoot(2). Verder zijn er nog: een document van 1620Ga naar voetnoot(3), een ‘octroy om tol te lichten’ van 1621Ga naar voetnoot(4), een document van 1654 dat, blijkens de bijgevoegde Nederlandse tekst, handelt over de ‘opleg van de rente’Ga naar voetnoot(5) en een ‘octroy’ door Filips IV toegekendGa naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onderzoek van de registers van de akten, hypotheken, renten, schulden met de namen van schuldenaars en schuldeisers, en van de waarborgstellingen (litt. B) leverde niet alleen interessante gegevens over families van Menen en omliggende, maar ook belangrijke inlichtingen op taalgebied. De nummers 1-31 omvatten de periode van 1538 tot 1651. B nr. 3, dat de jaren 1551-1559 bevat, vangt aan in het Nederlands, maar onderaan fol. 1 staat er een korte Franse tekst, op datum van 2 juni 1693 en getekend door Calmeins en Joannes van Daele. Het eerste Franse stuk is van 17 juli 1555Ga naar voetnoot(7). Verdere Franse teksten vinden we op datum van 24 september 1555Ga naar voetnoot(8), 20 oktober 1556Ga naar voetnoot(9), 3 november 1556Ga naar voetnoot(10), januari 1556Ga naar voetnoot(11), mei 1556Ga naar voetnoot(12), een pachtbrief van 25 juli 1556Ga naar voetnoot(13), stukken van 2 oktober 1557Ga naar voetnoot(14), nogmaals 2 oktober 1557Ga naar voetnoot(15), 15 oktober 1557Ga naar voetnoot(16), 5 februari 1557Ga naar voetnoot(17), 23 februari 1557Ga naar voetnoot(18), 16 april 1558Ga naar voetnoot(19), 25 februari 1558Ga naar voetnoot(20) en 8 juli 1559Ga naar voetnoot(21). In verband met de laatste twee Franse stukken moeten we aanstippen, dat ze in het Frans gesteld zijn, maar in het Nederlands gedagtekend: ‘Comparut en sa persone... du XXVo february XVc ende achtenvichtich’ en ‘Comparurent en leurs persones... den achsten Jully XVc en neghenenvichtich.’ B nr. 3 bevat dus voor 1555: 2 Franse stukken, voor 1556: 5, voor 1557: 5, voor 1558: 2 en voor 1559: 1. In totaal dus 15 Franse stukken op 861, of 1,74%. B nr. 4 bevat de periode 1559-1564. We vinden er twee Franse stukken betreffende een ‘vercoopinghe van Biere’ op 15 maart 1559Ga naar voetnoot(22), een niet nader omschreven stuk van mei 1559Ga naar voetnoot(23), een ‘vercoopinghe van lande’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 3 april 1560Ga naar voetnoot(24), een ‘contract’ van 2 mei 1561Ga naar voetnoot(25), een ‘vercoopinghe van leen’ op 25 mei 1561Ga naar voetnoot(26), een ‘resignatio’ van 20 mei 1562Ga naar voetnoot(27), een ‘procuracy’ van 20 juli 1562Ga naar voetnoot(28), een ‘procuratie’ van ‘6 aougst 1562’Ga naar voetnoot(29), een niet nader bepaald stuk van 5 januari 1562Ga naar voetnoot(30), een ‘procuratie’ van 7 januari 1562Ga naar voetnoot(31), een niet gekwalificeerd stuk van 7 januari 1562Ga naar voetnoot(32), een ‘partage’ van 10 maart 1562Ga naar voetnoot(33), niet nader bepaalde stukken van 9 juli 1562Ga naar voetnoot(34), 25 november 1563Ga naar voetnoot(35) en 1 april 1563Ga naar voetnoot(36), een ‘vercoopinghe van Lande’ van 20 april 1564Ga naar voetnoot(37), een tweede ook over ‘vercoopinghe van Lande’ van 20 april 1564Ga naar voetnoot(38), niet nader omschreven stukken van 5 juli 1564Ga naar voetnoot(39) en van 8 juli 1564Ga naar voetnoot(40), een ‘Accord’ van 21 september 1564Ga naar voetnoot(41) en een niet nader bepaald stuk van 7 december 1564Ga naar voetnoot(42). B nr. 4 bevat dus voor 1558: 3 Franse stukken, voor 1560: 1, voor 1561: 3, voor 1562: 8, voor 1563: 2 en voor 1564: 6. Dus 22 Franse stukken op een totaal van 840, of 1,78%. B. nr. 5 beslaat de periode van 19 augustus 1557 tot 25 januari 1574. Het telt 287 fol. en bevat geen enkel franstalig stuk. B nr. 6 bevat het ‘Registre van de kennessen ende memories ghepasseert voor scepenen’ van 25 januari 1564 tot 1 mei 1568. We vinden er een Franse ‘pachtbrief’ van 17 februari 1564Ga naar voetnoot(43), een ‘vercoopinghe van successie’ van 26 april 1565Ga naar voetnoot(44), een ‘accord’ van de ‘laatste Juli 1565’Ga naar voetnoot(45), een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘permitatio’ van de laatste Augustus 1565Ga naar voetnoot(46), een ‘permessie van Schuit’ van 2 september 1565Ga naar voetnoot(47), een ‘procuratie met specialiteyt’ van 2 december 1565Ga naar voetnoot(48), een ‘procuratie speciale’ van 29 maart 1565Ga naar voetnoot(49), twee niet nader gespecificeerde stukken van 20 augustus 1566Ga naar voetnoot(50), een ‘procuratie speciale’ van einde 1566Ga naar voetnoot(51) en van 10 april 1567Ga naar voetnoot(52), een ‘certifficatie’ van 5 mei 1567Ga naar voetnoot(53), een niet nader omschreven stuk van 10 mei 1567Ga naar voetnoot(54), een ‘certifficatie’ van 7 juni 1567Ga naar voetnoot(55), een ‘procuratie speciale’ van ‘le huyctiesme jour de juing 1567’Ga naar voetnoot(56), een ‘Transport van erfelycke rente’ van 14 juni 1567Ga naar voetnoot(57), een ‘procuratie’Ga naar voetnoot(58), een niet nader bepaald stuk van juni 1567Ga naar voetnoot(59) en een van 6 september 1566Ga naar voetnoot(60), een ‘procuratie speciale’ van 14 juli 1567Ga naar voetnoot(61), niet gespecificeerde stukken van augustus 1567Ga naar voetnoot(62), 4 september 1567Ga naar voetnoot(63), 13 september 1567Ga naar voetnoot(64), nogmaals 13 september 1567Ga naar voetnoot(65), 16 september 1567Ga naar voetnoot(66), 18 september 1567Ga naar voetnoot(67), begin oktober 1567Ga naar voetnoot(68), 25 oktober 1567Ga naar voetnoot(69) en van 3 november 1567Ga naar voetnoot(70). B nr. 6 bevat dus voor 1564: 1 franstalig stuk, voor 1565: 6, voor 1566: 3 en voor 1567: 19. Op een totaal van 398 is dit 29 of 7,28 % franstalige stukken. B nr. 7 bevat het ‘Registre vande kennessen ende memorien ghepasseert voor Burchmeestre ende scepenen van der stede van Meenene beghinnende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den eersten dach van Mey 15c ende achtensestich ende finerende den 18o van Jullius 15 sessentzeventich’Ga naar voetnoot(71). We vinden er een ‘procuratie speciale’ van 18 mei 1568Ga naar voetnoot(72), een ‘certificatie’ van 5 augustus 1568Ga naar voetnoot(73), een ‘renunchiatie’ van 10 augustus 1568 waarbij echter in margine geschreven staat dat ‘Daniël de heule a approuvé present contract en la presence de Cornille van eechoute et Jehan van cruce le 5 octobre 1568Ga naar voetnoot(74), een ‘Transport van schuit’ van 4 september 1568Ga naar voetnoot(75), een ‘Bail de cense’ van 7 november 1568Ga naar voetnoot(76), een ‘procuratie du prez’ van 12 januari 1568Ga naar voetnoot(77), niet nader omschreven stukken van 20 januari 1568Ga naar voetnoot(78), 2e januari 1568Ga naar voetnoot(79) en van ‘le huictièsme jour de febvrier 1568’Ga naar voetnoot(80), een ‘Transport van cedule’ van 23 maart 1568Ga naar voetnoot(81), een ‘Kennesse van schuit’ van 25 april 1569Ga naar voetnoot(82). Van dit ogenblik af zijn de stukken geschreven door een andere klerk en het eerste franstalige stuk van zijn hand is een ‘emancipatie’ van 13 mei 1569Ga naar voetnoot(83). Dan volgen nog enkele niet nader bepaalde stukken van dezelfde hand: twee niet gedateerde stukkenGa naar voetnoot(84), een stuk van 23 februari ‘15c et soixante quatorze’Ga naar voetnoot(85) en een stuk van 13 juli 1575 dat nochtans in het Nederlands eindigt: ‘es ghepasseert de 13o dach van Jullius 15c ende 75’Ga naar voetnoot(86). B nr. 7 bevat dus voor 1568: 10 franstalige stukken, voor 1569: 4, voor 1574: 1 en voor 1575: 2. Dit is dus 17 franstalige stukken op een totaal van 467 of 3,64%. B nr. 8 omvat de periode 1576-1579 en telt een twintigtal stukken van 1586, die waarschijnlijk bij vergissing hierbij werden gevoegd. Van de 311 stukken is er geen enkel in het Frans gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B nr. 9 telt 193 folia. De folia 1-145 omvatten de periode 1574-1579 en van de 203 stukken is er geen enkel in het Frans gesteld. De folia 146-172 zijn niet beschreven. Fol. 173 handelt over 1585. De folia 173-193 bevatten 30 stukken, waarvan slechts 1 in het Frans is gesteldGa naar voetnoot(87). B. nr. 9 bevat dus slechts 1 franstalig stuk op een totaal van 233, hetzij 0,42%. B nr. 10 vangt aan in 1593 en gaat tot 1610. Het bevat slechts 1 franstalig stuk, van 28 november 1606Ga naar voetnoot(88). Op een totaal van 184 stukken treffen we slechts 1 franstalig stuk aan, of 0,54%. B nr. 11 bestrijkt de periode 1609-1613. We vinden er franstalige stukken op datum van 28 september 1609Ga naar voetnoot(89), drie niet gedateerde stukkenGa naar voetnoot(90), drie stukken van 26 oktober 1611Ga naar voetnoot(91), twee niet gedateerde en niet nader omschreven stukkenGa naar voetnoot(92), niet nader gespecificeerde stukken van 10 november 1611Ga naar voetnoot(93), 28 november 1611Ga naar voetnoot(94), 17 november 1611Ga naar voetnoot(95), einde 1611Ga naar voetnoot(96), 23 maart 1612Ga naar voetnoot(97), 27 maart 1612Ga naar voetnoot(98), de ‘penultiesme de May 1612’Ga naar voetnoot(99), 30 mei 1612Ga naar voetnoot(100), ‘7 juing 1612’Ga naar voetnoot(101), 18 mei 1612Ga naar voetnoot(102), een viertal niet gedateerde en niet gespecificeerde stukkenGa naar voetnoot(103), een stuk van oktober 1612Ga naar voetnoot(104), een zevental niet gedateerde en niet nader omschreven stukkenGa naar voetnoot(105), een stuk van 14 maart 1613Ga naar voetnoot(106) en nog drie niet gedateerde en niet nader omschreven stukkenGa naar voetnoot(107). B nr. 11 bevat dus in totaal 38 franstalige stukken op 445 of 8,53%. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B nr. 12 bestrijkt de periode 1610-1612 en bevat 37 franstalige stukkenGa naar voetnoot(108) op een totaal van 609 of 6,07%. Een stuk werd begonnen in het Frans, maar overgeschreven in het NederlandsGa naar voetnoot(109). B nr. 13 omvat de periode 1605-1609 en is een uitzondering op de andere registers in deze zin dat, op enkele stuken na, alle stukken in het Frans gesteld zijn. Van de eerste 92 stukken zijn er 4 nederlandstalige; de 36 volgende zijn alle in het Nederlands gesteld. Hier hebben we dus, op een totaal van 128 stukken, 88 franstalige of 68,75%. B nr. 14 loopt van 1612 tot 1622. Van de 69 stukken zijn er 6 of 8,69% franstalige. B nr. 15 omvat de periode 1613-1616 en telt 76 franstalige stukkenGa naar voetnoot(110) op een totaal van 683 of 11,12%. B nr. 16 gaat van 1616 tot 1619 en telt 45 franstalige stukkenGa naar voetnoot(111) op een totaal van 434, hetzij 10,39%. Eén stuk werd eerst in het Nederlands geschreven, maar dan verbeterd in het FransGa naar voetnoot(112). Van de overige registers geven we nu, behalve voor B nr. 19, alleen het aantal franstalige stukken per jaar. B nr. 17 omvat de periode 1613-1618 en telt 26 of 7,78% franstalige stukken op een totaal van 334. B nr. 18 omvat de periode 1621-1628 en telt 2 of 3,38% franstalige stukken op een totaal van 39, nl. 1 in 1621 en 1 in 1625. B nr. 19 omvat de periode 1619-1621 en telt 52 of 14,52% franstalige stukkenGa naar voetnoot(113) op een totaal van 358. Een stuk begon in het Nederlands, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar werd in het Frans hervatGa naar voetnoot(114). In een ander stuk vergiste de klerk zich blijkbaar en dateerde het in 1612 in plaats van 1621Ga naar voetnoot(115). B nr. 20 gaat van 1618 tot 1625: we telden er 30 of 7,07% franstalige stukken op een totaal van 424, nl. in 1618: 1, in 1619: 6, in 1620: 2, in 1621: 3, in 1622: 0, in 1623: 7, in 1624: 7, in 1625: 4. B nr. 21 omvat de periode 1621-1625: op een totaal van 612 stukken waren er 55 of 8,98% franstalige, nl. in 1621: 1, in 1622: 7, in 1623: 22, in 1624: 13 en in 1625: 12. B nr. 22 loopt van 1625 tot 1633. Het bevat 14 of 3,43% franstalige stukken op een totaal van 407, nl. in 1625: 2, in 1626: 3, in 1627: 2, in 1628: 0, in 1629: 0, in 1630: 2, in 1631: 3, in 1632: 2 en in 1633: 0. B nr. 23 gaat van 1625 tot 1628. Op een totaal van 459 stukken telden we er 32 of 6,97% franstalige, nl. in 1625: 8, in 1626; 9, in 1627: 11 en in 1628: 4. B nr. 24 omvat de periode 1628-1631. Op een totaal van 317 stukken telden we er 26 of 8,20% franstalige, nl. in 1628: 3, in 1629: 13, in 1630: 4 en in 1631: 6. B nr. 25 loopt van 1631 tot 1634. Op een totaal van 383 stukken waren er 35 of 9,13% franstalige, nl. in 1631: 3, in 1632: 13, in 1633: 6 en in 1634: 13. B nr. 26 gaat van 1635 tot 1638. Op een totaal van 348 stukken vonden wij er 18 of 5,17% franstalige, nl. in 1635: 2, in 1636: 9, in 1637: 5 en in 1638: 2. B nr. 27 betreft de periode 1634-1640. Op een totaal van 276 stukken vonden we er 8 of 2,89% franstalige, nl. in 1634: 1, in 1635: 3, in 1636: 3, in 1637: 0, in 1638: 1, in 1639 en in 1640: 0. B nr. 28 omvat de jaren 1638-1644 en telt op een totaal van 534 teksten 34 of 6,36% franstalige stukken, nl. in 1638: 6, in 1639: 8, in 1640: 5, in 1641: 3, in 1642: 5, in 1643: 4 en in 1644: 3. B nr. 29 bevat het ‘Registre van renten, transporten ende Donatien ghepasseert voor Bailliu Burghmeestre ende schepenen der stede van Menene’Ga naar voetnoot(116) van 1644 tot 1655. Wij telden 186 stukken, waarvan er 3 of 1,61% in het Frans gesteld waren, nl. in 1644, 1645 en 1646: 0, in 1647: 1, in 1648, 1649 en 1650: 0, in 1651 en 1652: 1, in 1653, 1654 en 1655: 0. B nr. 30 bevat de jaren 1644-1650 en telt 160 stukken, waarvan 15 of 9,37% franstalige, nl. in 1644: 4, in 1645: 4, in 1646: 7, in 1647 en 1648: 0, in 1649: 1 en in 1650: 0. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B nr. 31 bevat het ‘Registre van passery(ngh)en, vele verbonden en andersyns beghinnende 19 februari 1647 en eyndende 26 Mey 1651’. Op 356 stukken telden wij er 89 of 25%, dus een vierde franstalige, nl. in 1647: 15, in 1648: 28, in 1649: 29, in 1650: 11 en in 1651: 6. Deze 29 registers tellen in totaal 10.245 stukken, waarvan 793 of 7,74% franstalige. Ook een onderzoek van de stukken die betrekking hebben op de wezen en weeskamer en op de staat van goederen van minderjarigen van de stad en de Roede van Menen van de periode 1574-1794 (litt. D) levert inlichtingen op taalgebied. D nr. 208 bevat het ‘Register van de weeserie der stede ende heerlicheyt van Meenene ghenampt den lex. Spes mea deus’ en loopt over een periode die ‘beghent int jaer 1574’ en eindigt in 1621. De 281 folia bevatten geen enkel franstalig stuk. D nr. 209 gaat van 1622 tot 1646 en nr. 210 van 1647 tot 1681. We hebben er geen enkel franstalig stuk in aangetroffen. Kunnen we uit de aanwezigheid van franstalige stukken in de oudste archieven van Menen besluiten trekken met betrekking tot het taalkundig karakter en het taalgebruik te Menen? We menen van niet, omdat we, vooral voor de oudste periodes, onderscheid moeten maken tussen de klerken en de gewone mensen, tussen de geschreven en de gesproken taal. De klerken waren opgeleid in een of andere daartoe bestemde school; ze gebruikten steeds de formules die ze op school geleerd hadden, tenzij ze toevallig over andere modellen en formulieren beschikten. Dat verklaart o.i. de Nederlandse keure van aartshertog Albrecht en Isabella uit het jaar 1618Ga naar voetnoot(117). In dit geval moet de klerk van de centrale kanselarij te Brussel over geen ander formulier beschikt hebben en dus het Nederlandse hebben gebruikt, omdat dit nu toevallig het enige in zijn onmiddellijk bereik was. Immers, andere documenten, uitgaande van dezelfde centrale kanselarij, zoals b.v. de drie franstalige octrooien van 1609Ga naar voetnoot(118), het franstalig octrooi van 1610Ga naar voetnoot(119) en dat van 1612Ga naar voetnoot(120),die eveneens op last van aartshertog Albrecht en Isabella gestuurd zijn, werden in het Frans gesteld. Maar Menen zelf moet van oudsher eentalig Nederlands zijn geweest. Waarom anders zou de klerk te Menen de Nederlandse korte inhoud erbij geschreven hebben, zoals op het octrooi van 1612Ga naar voetnoot(120). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het feit dat de stadsrekeningen van Menen sinds 1668 in het Frans gesteld zijn en dat er in de andere archiefstukken uit de periode 1551-1651 vele franstalige stukken voorkomen, betekent echter niet dat Menen franstalig geworden is. Het tegendeel blijkt immers uit wat volgt. In 1751 vervangt de nieuwe steenweg Menen-Roeselare de vroegere heirweg. Ter gelegenheid van de feesten bij de plechtige ingebruikneming werd volgend dubbel chronogram opgesteld: VIVat De keYserInne, konInghInne Van HongarIen, ooCk sYne konInghLICke HoogheDe CareL Van LorraInen, toestaenDe Den steenWegh Van BrUgghe-Meenen (3502 = 2 maal 1751)Ga naar voetnoot(121). Een ander bewijs van de nederlandstaligheid van Menen in diezelfde Oostenrijkse periode vinden we ter gelegenheid van de terechtstelling op 8 juli 1730 van Roger De Coninck, die beschuldigd werd van publieke godslastering in de kerken van Menen, en dit herhaalde malen. Het slot van het vonnis vermeldt o.m. dat de veroordeelde op borst en rug een bord moet dragen ‘behelsende dese woorden schroomelycken, afgryselycken, ende goddeloosen lasteraer ende blasphemateur...’Ga naar voetnoot(122). Dat de Menenaars toen nederlandstalig waren, blijkt voldoende uit het feit dat de tekst, die de veroordeelde droeg, eentalig Nederlands was. Dat blijkt ook o.m. uit het feit dat, hoewel de stadsrekeningen in 1714-1715 in het Frans gesteld warenGa naar voetnoot(123), het bericht, dat de magistraat liet aanplakken ter gelegenheid van de Sint-Jansprocessie, in het Nederlands gesteld wasGa naar voetnoot(124). Een ander bewijs van de nederlandstaligheid van Menen is de volgende gebeurtenis. Onder de regering van Jozef II had de magistraat, op aanvraag van de Bleuetten, een verzoekschrift gericht tot de keizer om juffrouw Monier, afkomstig van Roubaix ‘terre de France et domination étrangère’, als novice te mogen aanvaarden in het koninklijk hospitaal te Menen. Het verzoekschrift laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘... et comme le nombre de la communauté qui est ordinairement de douze et une prieure, se trouve à présent réduit à celui de neuf, dont quelques unes sont infirmes et que d'ailleurs il ne leur est pas facile de trouver dans le pays des sujets capables de bien enseigner la langue françoise, et que la personne dont il s'agit est françoise de nation et par conséquent plus capable d'enseigner avec succès la dite langue aux Flamands, nous sommes d'avis que la demande | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
faite par la dite requête (des religieuses Bleuettes) aux fins et conditions y reprises soit accordée...’Ga naar voetnoot(125). De systematische verfransingspogingen beginnen eerst met de Franse overheersing. Aanvankelijk werd het Nederlands door de Franse republikeinen nog geduld. Misschien was het wel het feit dat de meeste Menenaars fransonkundig waren, dat hen ertoe aanzette hun berichten voor het publiek in de twee talen te laten drukken. Zo b.v. het bericht nr. LXI van de 17o Pluviose van het jaar VI (17 januari 1798), waarbij de aanstaande verkoop van de aangeslagen goederen van de opgeheven kloosters van de Kapucijnen, Bleuetten (Annunciaten van de H. Augustinus) en Dominikanessen ter kennis van de bevolking werd gebrachtGa naar voetnoot(126). Dit bericht was in de twee talen gesteld. Werd het Nederlands bij het begin van de Franse republiek nog geduld in de geannexeerde gebieden, dan was dit niet meer het geval onder het Franse keizerrijk. Op 10 november werd door de prefect van het Leiedepartement te Brugge een algemeen reglement uitgevaardigd voor de wegenpolitie in de steden en dorpen van het departementGa naar voetnoot(127). De bepalingen voor de steden waren echter veel strenger dan die voor de plattelandsgemeenten. In de brief van de prefect van Brugge aan de onderprefect van Kortrijk zien we, dat hij overal in de steden eentalig Franse straatnaamborden wenst: ‘Je ne puis cependant autoriser les maires des villes de Courtray et de Menin à faire usage de cette traduction en idiôme flamand dans les inscriptions pour l'indication des noms des rues et places: ces inscriptions doivent être en français seulement... Mais dans les villes comme celles de Menin et de Courtray, dont la presque totalité des habitans parle français, cette traduction est au moins inutile et serait inconvenante surtout dans des inscriptions placées par l'autorité...’Ga naar voetnoot(128). Wij durven betwijfelen dat de ‘presque totalité des habitans parle le français’ te Menen, gezien de magistraat nauwelijks een tiental jaren voordien het verzoek van de Bleuetten had gesteund om een juffrouw uit Roubaix als novice te mogen aanvaarden, want voor die zusters, die onderwijs geven o.m. in het Frans, is het ‘pas facile de trouver dans le pays des sujets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
capables de bien enseigner la langue française’. Of hebben de Menenaars op die enkele jaren plots zulke vorderingen gemaakt? Het mag trouwens wel worden aangestipt dat, ondanks de verfransingspolitiek van het Franse keizerrijk, het Menense stadsbeeld zijn nederlandstalig karakter volledig bewaard heeft. Ten bewijze daarvan enkele straatnamen. Drie binnenstraatjes bleven onaangeroerd de eeuwen door: het Kerkstraatje, het Donkerstraatje en het Ieperstraatje (de officiële benaming van deze laatste straat is Esplanadestraat, maar geen enkele échte Menenaar gebruikt die officiële naam). Die binnenstraatjes hebben dus Napoleons taalpolitiek getrotseerd. En niet alleen die van Napoleon, maar ook de verfransingspolitiek gedurende de eerste halve eeuw van de nieuwe onafhankelijke Belgische Staat. Dat de verfransingspolitiek van de jonge onafhankelijke Belgische Staat in de grensstad wel enig uiterlijk spoor moet hebben nagelaten, is niet abnormaal, maar het blijft bij het uiterlijke. Niet alleen op wereldlijk gebied was er taaldwang, maar ook op kerkelijk gebied mogen we van een verfransingstendens spreken. Bij het begin van de XIXde eeuw liet Mgr. Fallot de Beaumont, de Franse bisschop van Gent, in een brief aan minister Portalis weten dat hij van zins was een deel van zijn seminaristen naar Parijs of Lyon te sturen om België zo spoedig mogelijk te verfransenGa naar voetnoot(129). Kunnen we op politiek gebied slechts vanaf de Franse overheersing (Republiek en Keizerrijk) van een verfransingspolitiek gewagen, dan constateren we dat, op religieus gebied, die franciserende invloed al van het begin aanwezig en werkzaam was. In de XIde-XIIde eeuw nam men het zo maar niet meer, dat het bisdom Doornik qua samenstelling tweetalig was, o.m. omdat de bisschop de politiek van de Capetingers verdedigde tegen de politiek van de graven van Vlaanderen in. Eén van de argumenten voor de nieuwe indeling van de bisdommen in de Nederlanden was trouwens het taaiargumentGa naar voetnoot(130). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat leren ons de archieven van Menen aangaande de taal in de kerkelijke milieus van die tijd? De oudste parochiële registers van Sint-Vedastus gaan terug tot 1588 voor de doopsels, tot 10 juli 1601 voor de huwelijken en tot 16 september 1649 voor de overlijdens. De doop- en huwelijksregisters zijn slechts Latijnse kopies uit 1698 voor de oude registers, die oorspronkelijk door lekeklerken van die tijd in het Nederlands opgesteld waren. Die afschriften zijn verre van volledig en de orthografie van de namen is soms zeer gebrekkig. Dit wordt trouwens bevestigd door de volgende aantekening op het schutblad van de twee registers: ‘Hoc registrum latine translatum esse ex veteribus registris tritis, Flandrice a custodibus illius temporis (tunc laicis) conscriptis; adeoque non scrupulose nimium litteris seu orthographiae inhaerendum credidere, sed fide bona, haec scriptio, transcriptio, translatio, facta est 1698’Ga naar voetnoot(131). Behalve de oude parochieregisters van Sint-Vedastus bevatten de stadsarchieven van Menen nog de registers van de doopsels en huwelijken die geregistreerd werden te Menen van 1707 tot 1744 door de bedienaars van de gereformeerde Waalse kerk ‘L'Olive Orientale’Ga naar voetnoot(132). De religieuze archieven van Menen zijn bovendien zeer merkwaardig: benevens de oude parochieregisters en de charters bevatten ze 75 omvangrijke bundels geklasseerde documenten die betrekking hebben op de kerk, de diverse religieuze instellingen en de liefdadigheidsinstellingen van de stad. Vooral de verzameling van de oude rekeningen van de kerk is interessant; zij loopt van 1454 tot 1771, maar de tweede helft van de XVde eeuw vertoont enkele hiaten. Deze registers zijn gerangschikt onder littera I. I nr. 508 bevat de rekeningen van 1454 tot 1473. Op de 530 folia vonden we geen enkele Franse tekst. I nr. 509 en I nr. 510 bevatten geen enkele franstalige tekst. I nr. 511 bevat op datum van 1612 een kopie ‘présenté par Adrien Roelofz...’; onmiddellijk op deze franstalige titel volgt in het Nederlands ‘Rekenynghe ende bewys’, met in margine een Franse tekst, die aanvangt als volgt ‘il appert des lettres patentes...’ en getekend is ‘Jan de Croix 28.2.1612’. Op het schutblad kan men in het Nederlands lezen: ‘Reeckeninghe van drie jaeren van innecompste, ten prouffite van de kereke van Meenene vut crachte van zeker octroy, expirerende den 12o aprilis 16 twaelffue, ghedaen voor myn heere van tCamere van Reeckenynghe tot Rys- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sele’Ga naar voetnoot(133). De jaren 1633-1637Ga naar voetnoot(134) bevatten enkel Nederlandse teksten. De bundel die aanvangt in 1624 en aanvankelijk in het Nederlands gesteld is, bevat in 1625 bijgevoegde aantekeningen in het FransGa naar voetnoot(135). In 1643-1658 vinden we enkel nederlandstalige teksten voor de rekening van vijftien jaarGa naar voetnoot(136). Het enige oude document dat nu nog op de dekenij berust, bevat de ‘Bewyzynghe van alle constituties van thienden gheleghen onder de stede en prochie van Meenen alzoo elcken proprietaris tzynen proffyte zyn deel opheffen moet...’Ga naar voetnoot(137). Op fol. 4 schrijft pastoor Malapert: ‘Hier naer volght in twalsche den pachtbrief van Myne Heere Deken ende Cappittel van Dornyck, zonder te specifieren de breedde ofte palen vande voornomde partyen by de voornomden heeren van t cappittel...’Ga naar voetnoot(138). Op de volgende bladzijde vinden we inderdaad de Franse vertaling van de pachtbrief van 15 maart 1617, maar onder dubbele Nederlandse titel: ‘Pachtbrief van tcappittel van Dornyck’ (tweemaal onder elkaar). Daarna volgt dan de Franse vertaling van de pachtbriefGa naar voetnoot(139). Op fol. 11 krijgen we weer een franstalige uitleg van voorafgaande Latijnse stukkenGa naar voetnoot(140). De ‘Bewyzynghe’ vervolgt in het Nederlands tot we op datum van 10 januari 1518 weer een Franse tekst vindenGa naar voetnoot(141). Na die franstalige tekst kunnen we lezen: ‘Ende op den dos staet ooc t naervolghende’Ga naar voetnoot(142). Onderaan fol. 40 en op fol. 41 vinden we een franstalige tekst die ‘geradieerd’ werd en op fol. 42 verklaart Malapert waarom ‘dit tract en is niet zonder groote redene ende recht gheradieert want alle de thienden...’Ga naar voetnoot(143). Tot fol. 85 zijn alle teksten in het Nederlands gesteld. Dan krijgen we nog het Franse afschrift van ‘den derden pachtbrief’ van 1625Ga naar voetnoot(144). De ‘Bewyzynghe’ eindigt met een Latijnse alinea: ‘Hec scripsi propria manu post multorum annorum laborem, patientiam, penuriam, et coeteras Scyllas atque charybdes...’. Maar het geheel is in het Nederlands getekend op 12 juni 1629Ga naar voetnoot(145). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit document kunnen we alvast besluiten dat Jan Malapert nederlandstalig was. We kunnen ons echter wel afvragen waarom hij van de voornaamste stukken ook een franstalige versie geeftGa naar voetnoot(146). Wellicht doet hij dit ter intentie van de kanselarij van het bisdom Doornik. Dit vermoeden wordt bevestigd door de correspondentie van Melchior Van den Eynden, die ter gelegenheid van de Sint-Jansprocessie van 1764 in conflict kwam met de stadsmagistraat en in een Franse brief een beroep deed op het vicariaat van zijn bisdomGa naar voetnoot(147). Een duidelijker bevestiging van onze mening vinden we nog in de reactie van de stadsmagistraat van Menen, die met het vicariaat van Doornik in het Frans correspondeerdeGa naar voetnoot(148), maar met de raad van Vlaanderen in het NederlandsGa naar voetnoot(149). Het zou echter ook kunnen dat hij dit deed ter intentie van de Rekenkamer van Rijsel. We vinden inderdaad in de ‘Bewyzynghe’ zekere aanwijzingen in die richting, en wel op het eerste binnenblad, waar we kunnen lezen: ‘Nous soussignes notaires avons copie autenticquement certaine baille de cense mot a mot, selon le teneur dicelle Et ce a 1 instance de mre Jean Malapert, pasteur hereditaire de la ville de Menin...’Ga naar voetnoot(150). Misschien kunnen wij voor de oude Franse teksten dezelfde verklaring geven die wij gaven voor de burgerlijke teksten: we vinden Franse teksten waar het gaat om Franssprekenden uit Waals-Vlaanderen (de streek van Rijsel) of om rijke (Franssprekende?) Menenaars. Ook de verhouding tot het vicariaat van Doornik of tot de Rekenkamer van Rijsel speelt een rol. Dat de kennis van het Frans toch wel een voordeel was op het einde van de XVIIde en bij het begin van de XVIII de eeuw, blijkt ook uit de gegevens die we vonden aangaande enkele Minderbroeders die geboortig waren van Menen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was er van katholieke zijde verfransingsinvloed door het feit dat het Menense afhankelijk was van het bisdom Doornik, dan waren er ook van gereformeerde zijde factoren die eventueel de verfransing hadden kunnen bevorderen en die in elk geval wijzen op de aanwezigheid van een niet-Menense franstalige groep in het Menense. Ook in het Menense moeten de Calvinisten werkzaam geweest zijn. Zo weten we dat Jaak Bucere of Buzerus, een afvallige augustijn van het klooster van leper, in 1566 Franse preken gehouden heeft op de markt te MenenGa naar voetnoot(157). Bijna twee eeuwen later hebben wij te Menen zelfs twee protestantse kerkgemeenschappen, o.m. ‘L'Olive orientale’, een Waalse kerkgemeenschap die ook leden had in Moeskroen, Roncq, Linsele, Bondues, Wambrechies en andere gemeenten uit het Rijselse. Die Calvinistische activiteit vinden we bevestigd in de stadsrekeningen van 1740-1741: ‘Item payé au Sr Ricoline, ministre wallon... Item payé a Isaac Bertheux, prélecteur wallon de la prétendue église réformée en cette ville...’Ga naar voetnoot(158). Die verfransingsinvloed was echter niet van die aard, dat het nederlandstalig uitzicht van Menen erdoor aangetast of bedreigd werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. In de XXste eeuw.De administratie van de stad Menen is eentalig Nederlands, maar de bedienden op het stadhuis, op het politiekantoor, in het station en op het post-, telegraaf- en telefoonkantoor spreken de beide landstalen. Wordt op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het vredegerecht een geval van Franssprekenden behandeld, dan vertaalt de griffier wat in het Nederlands gezegd wordt. We hebben ook nagegaan in welke taal de adressen in het telefoonboek opgegeven worden. In het telefoonboek van 1959 vonden we op 1167 adressen: 1048 of 89,80% nederlandstalige, 111 of 9,51% franstalige en 8 of 0,68% tweetalige. Van die 1048 nederlandstalige zijn er 53 of 5,05% (4,54% van het totaal aantal adressen) gedeeltelijk in het Frans gesteld, zo b.v. Declerck Od., bestiaux, Moorselestraat 79; Trachez & Dekens, couleurs & vernis, Wahisstr. 200; Uleyn M., velours, tapis, Grote Markt 16. Zo blijven er 995 of 85,27% zuiver Nederlandse adressen over. Het telefoonboek van 1962 geeft op 1287 adressen 1172 of 92,38% Nederlandse, 107 of 8,31% Franse en 8 of 0,62% tweetalige. Wanneer we die cijfers vergelijken, stellen we vast dat, hoewel er in '62 slechts 120 adressen bijgekomen zijn, de nederlandstalige adressen 124 aanwinsten of 2,58% hebben; de Franse adressen verliezen dus, niettegenstaande de 120 meer-adressen, nog vier adressen of 1,20%; de tweetalige adressen behouden het statusquo wat hun aantal betreft, maar verliezen 0,06% omwille van de 120 meer-adressen. De voertaal van alle scholen is het Nederlands. Wegens de nabijheid van de Franse grens en daar een niet onaanzienlijk deel van de schoolkinderen een forenzertoekomst heeft, wordt een versterkt Frans onderwijs gegeven. Die toestand werd slechts tijdens de oorlog in het reine getrokken, door toedoen van de Commissie voor Taaltoezicht. Hoe het er voor de Tweede Wereldoorlog op taalgebied uitzag in het Menens onderwijs, kunnen we opmaken uit het ‘Antwoord op de vraag nr. 29, van den Heer Grammens, van 30 juni 1939, litt. a, b’ dat de ‘toestand op 31-12-38’ weergeeft. In verband met het lager onderwijs vernemen we dat er op dat ogenblik te Menen 5 Vlaamse gemeentescholen en 9 Vlaamse aanneembare (adoptables) scholen zijn. Er zijn geen Franse scholen, geen transmutatiescholen en geen scholen met twee taaiafdelingen. Er zijn 19 Vlaamse klassen in de gemeentescholen en 46 in de aanneembare scholen. In die Vlaamse klassen werd er geen Frans onderwezen in de 1ste en de 2de graad. Het gemiddeld aantal lesuren per week in het Frans bedraagt in de gemeentescholen 3 uur in de 3de en 4 uur in de 4de graad, in de aanneembare scholen 3 uur in de 3de en 3 uur in de 4de graad. Verder vernemen we dat er 4 Vlaamse gemeentelijke bewaarscholen zijn met 7 klassen en 5 Vlaamse aanneembare bewaarscholen met 9 klassen. Er zijn geen Franse bewaarscholen, geen bewaarscholen met twee taalafdelingen en geen transmutatiebewaarscholen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe de toestand er uitziet in het rijksmiddelbaar onderwijs, vernemen we uit Grammens' ‘Verslag over mijn bezoek van 18 november 1940’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vaststellingen.Het 1ste middelbaar studiejaar der Fransche afdeling, 12 ll., werd vóór zo wat een maand afgeschaft op aandringen vanwege het Ministerie. Het 2de Fransch begon vorig jaar als 1ste met 8 studenten, die volgens de wet recht hadden op onderwijs in hun taal. Een zekere Kestelijn uit Komen vertrok evenwel terug naar Frankrijk vanwaar hij kwam, na een paar maanden verblijf alhier. Hij had zich in de Middelbare school laten inschrijven, omdat juist bij het begin van het schooljaar de toegang tot Frankrijk niet vlotte. Zijn inschrijving in de Middelbare school alhier was dus een noodoplossing voor hem. Enerzijds wordt - strikt genomen - de wet geëerbiedigd door het 2de jaar Fransch te laten bestaan. Anderzijds blijkt het onredelijk het 2de jaar Fransch te laten bestaan, gezien het er in normale omstandigheden niet mocht gekomen zijn. Dit jaar doet zich in het 2de Fransch een zelfde verschijnsel voor, doch op uitgebreide schaal. Door het sluiten der Fransch-Belgische grens zijn verscheidene Vlaamsche studentinnen, uit een in Frankrijk gelegen onderwijsinstelling in het 2de Fransch overgekomen. Ook zijn er enkele uit een ter stede bestaand Fransch vrij gesticht alhier overgewaaid. Ten slotte zijn er enkele die in het 1ste Fransch waren begonnen, bij het verdwijnen dezer klas eveneens in het 2de verzeild. Gelukkig verstaan en spreken alle studenten die hier wederrechtelijk in het 2de Fransch ondergebracht zijn, voldoende Nederlandsch. Op een paar na - zoals ons onderzoek uitwees - zoodat ze zonder groot nadeel voor hen zelf in een andertalige klas kunnen ondergebracht. In het 3de Fransch zijn er van de 18 studenten waarmee begonnen werd in 1938-1939, hog 6 over van Komen en Houtem. Door het wegvallen van verscheidene lesuren, gezien het 1ste Fransch niet meer bestaat, is de Waalsche leeraar, h. Gillis, verplicht in de Vlaamsche afdeeling wetenschappelijke vakken in het Nederlandsch te onderwijzen, wat hem zelf en de studenten voor moeilijkheden plaatst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besluiten.Indien het 2de Fransch dient behouden, dan mogen er op de 15 studenten en studentinnen enkel 4 - gebeurlijk 6 of 8 - in behouden blijven, waarvan hierbij de namen: Carlier (Komen), Termote (id.), Reubbrecht (id.), Permentier (Waasten), Lahaye (in Kain opgevoed), Vandorpe (in Frankrijk opgevoed), Maes (id.), en Malfait (in Frankrijk gewoond). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De andere leerlingen worden overgeplaatst naar de hen passende Vlaamsche studiejaren, sommige in het 1ste, andere in het 2de middelbaar. Daar het meest meisjes geldt voor het Vlaamsch 2de met enkel 14 leerlingen, kan gemakkelijk een zekere aanpassing geschieden. De h. Gillis worde dadelijk verplaatst naar een Waalsche middelbare school. Hij vraagt trouwens niet beter. In geen geval worde hij nog langer verplicht wetenschappelijke vakken te onderwijzen in de Vlaamsche afdeling.
get. Grammens F. Ook nu zijn er nog geen Franse scholen in Menen en evenmin scholen met twee taalafdelingen of transmutatiescholen. Alles verloopt er in het Nederlands. Alleen is het onderwijs van het Frans er nog meer versterkt, in die zin dat men nu reeds in het 3de studiejaar, dus vanaf de 2de graad, Frans onderwijst. De straatnaamborden en de wegwijzers zijn eentalig Nederlands. Ook dit is pas zo sedert de Tweede Wereldoorlog, want op de zitting van de Commissie voor Taaltoezicht van 19 november 1940 deelde Grammens in verband met de ‘Commune de Menin’ mee dat ‘les plaques indicatrices des rues, les avis et appels à la population sont toujours bilingues. Ils doivent immédiatement devenir unilingues’. In verband met deze tweetaligheid kunnen we er misschien op wijzen dat de laatste twee jaar voor de oorlog de h. Deweerdt burgemeester was. De h. Deweerdt was afkomstig van Komen en de voertaal bij hem thuis was Frans. In april 1963 hebben wij de winkelopschriften in de Ieperse, de Brugse, de Kortrijkse en de Rijselsestraat geteld. Hier volgen de cijfers:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een nauwkeuriger en meer gedetailleerde ontleding van het aantal winkelopschriften in de Iepersestraat en de Rijselsestraat is zeer interessant. Wie van leper of Geluwe naar Frankrijk gaat, moet eerst de Iepersestraat nemen en dan de Rijselsestraat. We beginnen dus met de gegevens van de Iepersestraat en geven dan die van de Rijselsestraat. We kunnen de Iepersestraat indelen in twee delen: van de Nieuwe Tuinwijk tot aan de Sint-Franciscuskerk (Kapucijnenkerk) en van de Kapucijnenkerk tot aan de Grote Markt. De Rijselsestraat kunnen we in drie delen indelen, nl. van de Grote Markt tot aan de brug, van de brug tot aan de Moeskroensestraat en van de Moeskroensestraat tot aan de grens. Dan bekomen we het volgende gedetailleerde overzicht:
Vanaf de eerste strook (de helft van de Iepersestraat die het verst van de Grote Markt verwijderd is) tellen we een geringer aantal Nederlandse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
winkelopschriften naarmate we de Grote Markt naderen. In de Rijselsestraat zelf neemt die vermindering van nederlandstalige winkelopschriften een grotere vorm aan naarmate we ons verwijderen van de Grote Markt en dichter bij de Franse grens komen. Tussen de eerste en de tweede strook ligt er een verschil van 58,53% - 56,60% = 1,93%; tussen de tweede en de derde strook bedraagt dat verschil reeds 56,60% - 41,32% = 15,28%; tussen de derde en de vierde strook ligt het maximumverschil: 41,32% - 19,14% = 22,18%; tussen de vierde en de vijfde strook kan het verschil niet meer zo veel bedragen: 19,14% - 16,32% = 2,82%. Tussen de strook die het verst van de grens verwijderd ligt en de strook die aan de grens paalt, ligt een verschil van 58,53% - 16,32% = 42,21%. In de Rijselsestraat alleen reeds vallen de nederlandstalige winkelopschriften van 57,44% aan de Grote Markt terug op 16,32% aan de grens, wat een verschil van 41,12% betekent. In tegenstelling tot de nederlandstalige winkelopschriften, kennen de franstalige een zeer grote aangroei: tussen de eerste strook en de tweede ligt er een stijging van 31,70% naar 37,73% of 6,03%; tussen de tweede en de derde strook ligt een vermeerdering van 37,73% naar 45,28% of 7,55%; tussen de derde en de vierde strook ligt er een stijging van 45,28% naar 65,95% of 20,67% en tussen de vierde en de vijfde strook stijgt het aantal opschriften van 65,95% tot 77,55%, d.i. met 11,60%. Tussen de strook die het verst van de grens verwijderd is en de strook die aan de grens paalt, ligt er een verschil van 77,50% - 31,70% = 45,85%. In de Rijselsestraat alleen reeds nemen de franstalige winkelopschriften met 42,45% toe, nl. van 35,10% aan de Grote Markt stijgen ze tot 77,55% aan de grens. Nog een laatste beschouwing in verband met de winkelopschriften in de vier hoofdstraten van Menen. Als we het totaal van de Franse winkelopschriften onder de loep nemen, stellen we vast dat het totaal van 155 als volgt verspreid is:
En wat de Rijselsestraat nog meer gedetailleerd betreft:
Dit betekent dat er in de zeer kleine strook tussen de Moeskroensestraat en de grens meer franstalige winkelopschriften voorkomen dan in de Iepersestraat (ongeveer 20 minuten gaans). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit die cijfers kunnen weinig conclusies getrokken worden, in die zin dat we uit het franstalig winkelopschrift niet mogen besluiten dat de eigenaars van de winkel franssprekend zijn. Dit blijkt duidelijk uit onderstaande tabel, die een beeld geeft van het gebruik van het Frans in gesprekken met vreemden, familie, vriendenGa naar voetnoot(159) en huisgenotenGa naar voetnoot(160):
Uit die cijfers mogen we besluiten dat meer dan drievierde thuis praktisch nooit Frans spreekt. Het is echter niet van belang ontbloot erop te wijzen dat de handel lange tijd op Frankrijk was afgestemd. Er is echter nog altijd verschil tussen Frans-kunnen-spreken en altijd-Frans-spreken. Maar het belang van de beheersing van het Frans correspondeert met de frequentie van de contacten met het Frans. Een eerste contactpunt met het Frans vormen de grensarbeiders. Volgens BecuweGa naar voetnoot(161) wordt er te Menen Frans gesproken o.m. door de arbeiders die in Frankrijk werken. Enkele regels verder spreekt hij zichzelf tegen, want ‘degenen die te Halewijn werken, horen daar nog veel Vlaams en alle arbeiders komen 's avonds terug in hun Vlaamse huiskring, in een Vlaamse stad’Ga naar voetnoot(162). In dit verband moet men rekening houden met bepaalde gegeven. De meeste grensarbeiders worden, ook in Frankrijk, beschouwd als een deel van ‘de massa van laag-geschoolden die enkel de rol van “bouche-trou” te vervullen krijgen en een toestand van blijvende verkommering ingaan’Ga naar voetnoot(163). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trouwens, ‘de algemene ontwikkeling van de grensarbeiders is niet ver gevorderd; dezelfde konstatatie is toepasselijk op de eigenlijke beroepsscholing verworven langs vakonderricht. Niet minder dan 107 mannen (op 120) volgden enkel lager onderwijs als enige vorm van dagonderwijs; zes onder hen hebben nadien nog avond- of zondagslessen gevolgd. Acht mannen genoten onderricht in een vakschool, doch slechts één behaalde het einddiploma. Slechts twee mannen volgden een deel van het lager middelbaar onderwijs’Ga naar voetnoot(164). Rekening houdend met het lage vormingspeil van deze arbeidskrachten, kunnen we moeilijk aannemen dat zij het taaluitzicht van Menen ook maar in het minst kunnen beïnvloeden. Trouwens, het feit dat de vroegere definitieve emigratie van Belgische arbeidskrachten omgezet werd in een trek naar de grensgemeenten, vindt zijn verklaring o.m. in de gehechtheid aan eigen streek en taalGa naar voetnoot(165). In 1947 telde Menen 22.031 inwoners; de economisch-actieve bevolking bedroeg 10.172 of 46,20%; daarvan waren er 3.858 of 37,92% grensarbeiders. Menen telde in de periode 1947-1960 geregeld 10 à 11% van de Westvlaamse en 7 à 8% van de Belgische grensarbeiders. In verband met de grensarbeid verdient een ander element onze aandacht. Menen stuurde in 1958 slechts 53 bedienden naar Frankrijk. Dit uiterst gering aantal bedienden (1,5% van het totaal grensarbeidersvolume) is tekenend voor de positie van de grensarbeiders in het Noordfranse bedrijfsleven, waar de hogere betrekkingen worden voorbehouden aan de Fransen, terwijl men voor de gewone arbeid, die weinig opleiding en scholing vergt, een beroep doet op Belgische forenzen. Ook het taalverschil speelt hierbij een doorslaggevende rolGa naar voetnoot(166). Ook de grensarbeiders schijnen zich bewust te zijn van hun weinig bevoorrechte situatie, maar voelen het verschil van taal en levenshouding niet of zeer weinig als een negatief element aanGa naar voetnoot(167). Een ander contactpunt met het Frans wordt veroorzaakt door de gemengde huwelijken. In Menen zijn er veel taalkundig gemengde huwelijken. Liefde kent immers geen grenzen en 37,92% van de economisch actieve bevolking werkt in Frankrijk. Uit de enkele gevallen die ik ken, meen ik te mogen besluiten dat in dergelijke huisgezinnen het Frans aanvankelijk de huistaal is, maar dat de Nederlandse streektaal huistaal wordt vanaf het ogenblik dat de kinderen een tijdje schoolgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat er, ten gevolge van de contacten met het Frans, veel Franse woorden in het Menens dialect zijn binnengedrongen, is niet meer dan gewoon. Die Franse terminologie is veel sterker aanwezig in gesprekken tussen oudere Menenaars, omdat de jongeren de gunstige invloed van de school ondervinden en meer in de richting van een beschaafde omgangstaal geleid worden. Opvallend is het verschijnsel dat het gebruik van Franse woorden in de streektaal frekwenter is in de Barakken, de wijk die aan de grens paalt, dan in de overige wijken van Menen. We kunnen zeggen dat in de kerken van Menen (zelfs in de kerk van de Barakken, de wijk aan de grens) alles in het Nederlands verloopt, zonder één woord Frans. Van oudere mensen vernam ik dat er voor de Eerste Wereldoorlog en tot omstreeks 1920 in de Sint-Vedastuskerk, de hoofdkerk van Menen, in de mis van 11 u. nog in het Frans gepreekt werd. We kunnen dit artikel over de toestand van het Nederlands te Menen best besluiten door de slotbewering van Becuwe dat ‘Menen een Vlaamse stad (is) waar men wel veel Frans hoort spreken’Ga naar voetnoot(168), als volgt te corrigeren: Menen is een Vlaamse stad waar men, ondanks de onmiddellijke nabijheid van de Franse grens, bijna geen Frans hoort spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Het Nederlands te Komen.a. Door de eeuwen heen.Komen werd in 1814 definitief gesplitst in Komen en Frans-Komen; van Komen hangt verder nog Ten Brielen af, een zeer bevolkte gemeente die overwegend Vlaams is en door de mensen uit de streek ‘Kapelle’ wordt genoemd. Komen zelf bleef Vlaams tot het einde van de XVIIIde eeuw; de volkslaag werd er slechts geleidelijk, en dan nog slechts gedeeltelijk, verfranst in de loop van de XIXde eeuw. Historisch echter is Komen Vlaams; de oude archieven zijn er eentalig NederlandsGa naar voetnoot(169). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Komen had sinds onheuglijke tijden keuren, zowel voor de politie als voor de gezondheid, de industrie en de handel. Maar in de brand van 1426 ging ook het boek met zijn wetten en keuren verloren. Op 16 maart 1427 werd het echter reeds vernieuwd: ‘Dit zyn de wetten ende costumen van der stede van Comene, ghemaect, vernieuwt ende wel geobserveert by den heere der wet en de ghemeene raet ende advis van den goeden lieden van der steiden, int jaer achter den brant dat de voorschreven steide, halle ende register van dien verlorne, 't welck was den 16 dach van maerte int jaer 1427’Ga naar voetnoot(170). Die keuren werden in 1872 in het Frans vertaald door De Cleene, van het archief van het Département du Nord te RijselGa naar voetnoot(171). Ook de berichten die ten gerieve van de Komenaars aangeplakt werden, waren in het Nederlands gesteld. Een van die berichten luidde als volgt: ‘Men ghebiedt by laste expresse van mynheere den hertoghe van Aerschot, heere van Comene, up ende ooc voor schepenen deser stede, weghen een yghelicken van wat staet ofte conditie die zyn, dat zy hem van nu voorts an niet en ingerere te wandelen up de maerct noch in tavernen te zitten drincken, up sondaghen ende mesdaghen ghedeurende het sermoen ende de hoogmesse, up peyne van de boete van vyf ponden telcken alst ghebeuren sal. Actum den eerste dach van april XVe LXIIII voor paesschen’Ga naar voetnoot(172). In 1627 vroegen de smalwerkers van Komen een driedubbel lood te mogen hebbenGa naar voetnoot(173). Waarom de smalwerkers van Komen een driedubbel lood vroegen, kunnen we opmaken uit het ‘Advis de culx de la chambre des comptes à Lille, onyz ceulx qu'ilz trouveront convenir’. Vooraleer de vertaling van het schrijven van de smalwerkers te geven, leidden de heren van de Rekenkamer van Rijsel de motivering in: 'Au Roy Remonstrent bien humblement les bailly, schevins et manans de la ville de Comines scituée sur la rivière de la Lys en Flandres, que depuis les trèves dernières se retreuvent audict Comines bon nombre d'ouvriers travaillans en divers ouvraiges et estoffes qui se font en plusieurs villes et places des provinces rebelles, nommées en langue flamande, smallewercken, noppen, légaturen, gheplumde festainnen, moccarden, miselaenen, voetcaffaenen et aultres sortes d'ouvraiges avecq fleurs et figures...’Ga naar voetnoot(174). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend daarbij is dat de brief van de smalwerkers van Komen in het Nederlands gesteld is. De bedienden van de Rekenkamer vertalen niet letterlijk. Ze geven wel aan welke de beweegredenen van de smalwerkers zijn, maar vertalen van de brief alleen de passage betreffende de drie loden. Bovendien nemen ze heel eenvoudig de nederlandstalige namen van de verschillende stoffen over: smallewercken, noppen, legaturen, gheplumde festainen, moccarden, miselaenen en voetcaffaenen. Dat alles schijnt ons erop te wijzen, dat Komen eentalig Nederlands was, zoniet zouden ze deze brief zelf wel in het Frans gesteld hebben. Als de schepenen aangeduid waren, moesten ze de eed afleggen. Tot in 1722 legden ze die eed af in het Nederlands. In 1723 werd die eed in het Frans vertaaldGa naar voetnoot(175). In het begin van de XVIde eeuw was er te Komen, benevens het hospitaal, nog een andere liefdadigheidsinstelling, nl. de armentafel van de Sint-Pieterskerk. Ze bleef tot 1789 bestaan als het GheesthuysGa naar voetnoot(176). Ook de archieven van die instelling werden oorspronkelijk in het Nederlands opgesteld, zoals blijkt uit onderstaand overzicht. De archieven zijn in verschillende reeksen ingedeeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ander bewijs van het oorspronkelijk Vlaams karakter van Komen vinden we op het plan van Komen uit de XVIde eeuw. We geven hier enkele namen van straten met hun huidige Franse versie: Leyland (La Pêcherie), Groote strate, 1541 (rue du Faubourg), 't Waesten strackin, 1541 (rue de Warneton), Over Leye of Tusschen de twee brugghenstraat (place entre les deux ponts of rue du Fort), Korte Leyestraet (rue du Pont), Waelstraet (rue du Bassin) en Weststraet (rue de LilleGa naar voetnoot(183). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan Taccoen van Zillebeke, die geboren was te Komen en in 1531 gestorven is, schreef o.m. het volgende: ‘Et moy qui suis Flamen, et en faisant mon voyage le mi tout en Flamen, et moy après mon venue, j'ay translaté de Flamen en Franchoys, qui m'estoit peine et rompement de teste’Ga naar voetnoot(184). Op het einde van de XVIIde eeuw werd het Frans door Lodewijk XIV verplicht gemaakt. Het duurt echter enkele jaren vooraleer de mensen zich naar dat voorschrift willen voegen, en men vindt in Komen zelf niet de nodige leerkrachten die het Frans machtig zijn. Zo is het geval bekend van de onderwijzers die zich in 1713, 1714 en 1755 kwamen aanmelden om de kinderen in de beide talen te leren lezen en schrijvenGa naar voetnoot(185). Komen behoorde tot het bisdom Doornik; de bisschoppen van Doornik hadden sinds 1250 in Komen-Zuid een domein, het ‘Bischop-Hof’Ga naar voetnoot(186). Toch was Komen Vlaams, al behoorde het tot een gedeeltelijk Frans bisdom. De geestelijkheid was eentalig Nederlands. Het voorschrift van Lodewijk XIV, dat het Frans verplicht maakte, bracht die geestelijkheid in een lastig parket. In 1600 vond men moeilijk tweetalige priestersGa naar voetnoot(187) en in 1634 krijgt een pastoor de voorkeur bij een benoeming omwille van zijn tweetalige predikatieGa naar voetnoot(188). In 1607 schrijft de bisschop van Doornik in het Nederlands aan de inwoners van Ten Brielen, een gehucht ten noorden van KomenGa naar voetnoot(189). Op het einde van de XVIIde eeuw schijnt de toestand te Komen toch al enigszins gewijzigd te zijn, want in 1683 ‘tous les dimanches, à la demande du curé, le chapelain y faisait le catéchisme en flamand et en français. Depuis la conquête française, cette dernière langue prend pied et va supplanter l'autre’Ga naar voetnoot(190). Hierbij kunnen we echter opmerken, dat de pastoor niet zelf in het Frans preekt, maar de opdracht aan zijn kapelaan geeft. Dit wijst er dus op, dat deze pastoor zelf fransonkundig is. Bovendien gaat het hier alleen om de catechismus. De kapelaan zal zich hier hoofdzakelijk gericht hebben tot de kinderen en de jongeren, die op school reeds Frans onderricht zullen genoten hebben. De pastoor behield zich de volwassen gelovigen voor, die blijkbaar geen Frans kenden. Waarom anders moest er voor de predikatie onderscheid gemaakt worden? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. In de XXste eeuw.1. Contacten met het Nederlands.We zullen eerst de ontwikkeling van het bevolkingscijfer nagaan, om daarna dezelfde analyse van de definitieve migratiecijfers te verrichten die we voor Moeskroen zullen ondernemen. De evolutie van het bevolkingscijfer kende volgend verloop:
Ook Komen is een grensgemeente, waar veel grensarbeiders zijn komen wonen. De inwijking neemt niet de vormen aan van de inwijking die Moeskroen kent, maar ze wijst in dezelfde richting en laat ons derhalve toe dezelfde conclusies te trekken. We zullen eerst de cijfers van de definitieve migratie analyseren. Ir. DemeyereGa naar voetnoot(192) heeft voor Komen de omschrijvingen waarmee zich de definitieve migraties (inwijking I - uitwijking U) voordoen, als volgt gekozen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de hiernavolgende tabel wordt achtereenvolgens aangeduid:
Het is duidelijk dat de migratie-intensiteit tussen Komen en de Waalse gewesten zeer klein is: 13,57%, waarvan 10,01% van Henegouwen. De frequentie van de migratierelaties met de Vlaamse gewesten is daarentegen zeer hoog:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijken we nu even de migratiecijfers van Komen (K) en Moeskroen (M):
Wat geldt voor Moeskroen, geldt dus nog meer uitgesproken voor Komen: bovenstaande cijfers bewijzen immers duidelijk dat Komen voor meer dan 3/4 op Vlaanderen is afgestemd en voor ongeveer 2/3 op West-Vlaanderen; de relaties met Henegouwen, die amper 1/10 van het totaal bereiken, kunnen we als miniem bestempelen. Komen is dus wel degelijk Vlaams gebleven, echter niet officieel. In de loop van de XIXde eeuw werden de verfransingspogingen doorgezet, maar de talentelling van 1910 toont aan, dat de verfransingsapostels niet in hun opzet geslaagd zijn. Op een totaal van 6641 inwoners werd volgend resultaat bekomen:
Daaruit blijkt vooreerst dat 2830 - 1613 = 1217 Vlamingen beweerden uitsluitend Frans te spreken. Wanneer we er rekening mee houden dat de Franstaligen zelden Nederlands (kunnen) spreken, mogen we die officiële cijfers als volgt interpreteren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die meertaligen zijn meestal allemaal Vlamingen, zo komen we tot 1868 eentaligen + 2844 meertaligen = 4712 of 70,95% Vlamingen. We begrijpen dan ook de achterdocht van ClottensGa naar voetnoot(193) tegenover de telling van 1920, die volgende resultaten gaf:
Na de interpretatieGa naar voetnoot(194) van die cijfers, komen we tot de volgende cijfers:
Zo krijgen we 683 eentalige + 1248 meertalige Vlamingen = 1931 of 43,61% Vlamingen. Vergelijken we nu even de cijfers van die twee talentellingen:
Dit betekent voor het Frans een aanwinst van 32,55% of meer dan het dubbel, voor het Nederlands een teruggang van 27,34%. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oorspronkelijke cijfers van 1930 gaven:
Na de controle kwam men op 7524 personen tot
Een analyse van die cijfers levert het volgende resultaat op:
Na interpretatie komen we tot
Ten slotte geven we de zeer betwiste cijfers van 1947:
Na de gebruikelijke interpretatie komen we tot
Vergelijken we nu nog heel even de cijfers van de laatste vier talentellingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze vergelijkende tabel is zeer interessant en laat verscheidene conclusies toe:
Het aantal meertaligen bedroeg achtereenvolgens:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We kunnen deze vergelijkingen en beschouwingen samenvatten in de volgende vergelijkende tabel en de erop volgende besluiten:
Opvallend is hierbij b.v. dat de Nederlands-eentaligen tussen 1930 en 1947 slechts een kleine achteruitgang kennen, terwijl de Frans-eentaligen van de helft van het totaal op iets meer dan het derde van het totaal terugvallen. Treffend is ook dat de meertaligen tussen 1920 en 1930 met slechts 4,10% toenemen (verlies van de eentalig-Fransen in diezelfde periode: 0,10%, en van de Nederlands-eentaligen: 6,19%), maar tussen 1930 en 1947 met 16,66% (verlies van de Frans-eentaligen in dezelfde periode: 14,75%, en van de Nederlands-eentaligen: 1,61%). Daaruit kunnen we opmaken dat het aantal meertaligen toeneemt ten nadele van het aantal Frans-eentaligen. Eigenaardig is ook het kleine aantal Nederlands-eentaligen, hoewel 76,05% of meer dan de drievierden van de immigranten Vlamingen zijn. Deze cijfers bewijzen ook dat zij die de meertaligen als Vlamingen beschouwenGa naar voetnoot(195), het bij het rechte eind hebben. Dat Komen in feite (maar niet officieel) Vlaams is, blijkt ook uit de gegevens over de taal waarin de processen-verbaal van de rijkswacht ten laste van Komenaars opgemaakt werden: 67% van de processen-verbaal zijn in het Nederlands gesteldGa naar voetnoot(196). Een ander bewijs van dit Vlaams-zijn werd ons gegeven door een deurwaarder uit Wervik, die uit hoofde van zijn ambt dikwijls in Komen moet optreden. Wanneer hij bij gewone mensen komt, wordt hem meestal in het Nederlands naar de betekenis van de franstalige documenten gevraagd. De Wetgevende Kamers hebben met die Vlaamse elementen geen rekening gehouden en op 31 oktober 1962 beslist (zonder voorafgaand onderzoek ter plaatse) dat Komen naar Henegouwen zou overgaan, tot het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
arrondissement Moeskroen zou behoren en het Frans taairegime zou kennen met faciliteiten voor de nederlandstaligen. Kruiseik werd bij Wervik gehechtGa naar voetnoot(197), maar het even Vlaamse gehucht Ten Brielen (in de streek spreekt men altijd van ‘Kapelle’) werd mee overgeheveld naar Henegouwen. Dit betekent de bestendiging van de huidige toestand: eentaligheid van de openbare diensten en van het commerciële leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Openbare diensten.Praktisch alle mededelingen op het stadhuis zijn eentalig Frans. De politie is franstalig, maar sommige agenten schijnen het streekdialect te begrijpen. Wat de P.T.T. betreft: de postdiensten zijn eentalig Frans, hoewel sommige bedienden het Nederlands machtig zijn, althans het streekdialect. Op de regie van telegraaf en telefoon is alles Frans. Nederlandstalige aanvragen worden zonder uitzondering in het Frans beantwoord, en bij aandringen in het Nederlands wordt afgehaakt. We hebben de adressen van het telefoonboek 1959 nageteld, hierbij onderscheid makend tussen Komen, Ten Brielen en Kruiseik. We geven dus eerst de cijfers van de drie afzonderlijk, vervolgens van de drie samen en ten slotte van Komen + Ten Brielen, zonder Kruiseik. Wij telden achtereenvolgens voor
Als we nu Komen, Ten Brielen en Kruiseik samennemen, bekomen we op een totaal van 328 adressen, nl.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als we Kruiseik, dat ten gevolge van de nieuwe wet naar Wervik gaat, buiten beschouwing laten, bekomen we voor Komen een totaal van 318 adressen, nl.
Met tweetalige adressen bedoelen wij die adressen die tweemaal volledig in het telefoonboek opgenomen worden, eenmaal in het Nederlands en eenmaal in het Frans. Als tweetalig beschouwen wij b.v. niet ‘(552.78) Dumortier J., limonaden, vins, liqueurs’, dat wij bij de franstalige adressen gerangschikt hebben, evenmin ‘(552.24) Notredame M., beenhouwer, r. Station’, dat wij bij de nederlandstalige adressen gerangschikt hebben. De twee enige tweetalige adressen zijn die van de Bank van de Société Générale de Belgique en van de dienst van douane en accijnzen. De Kredietbank gaf zijn adres natuurlijk in het Nederlands op. Franstalig waren de adressen van de Adm. communale, het Commissariat, de Pompiers, de Commission d'Assistance Publique, het Athenée Royal, het Collège St-Henri, de spoorwegen, de parochiegeestelijkheid en de Banque de Bruxelles. Ook op Ten Brielen heeft de pastoor zijn adres in het Frans opgegeven (paroisse St-Eloi). De nederlandstalige adressen zijn voor een groot deel adressen van landbouwers, hoewel ook een brouwer en enkele handelaars hun adres in het Nederlands hebben opgegeven. Het telefoonboek 1962 geeft volgende cijfers voor Komen + Kruiseik: op een totaal van 227 adressen zijn er
Als we rekening houden met de laatste taalgrenswet, waarbij Kruiseik bij Wervik gevoegd wordt, bekomen we de volgende cijfers: op een totaal van 219 adressen zijn er
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Onderwijs.Ondanks het onloochenbaar Vlaams karakter van de Komenaars, heeft Komen (d.i. de gemeentelijke overheid) zichzelf als Waalse of beter franstalige stad kunnen laten verklaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemeentelijke overheid is inderdaad de grote verantwoordelijke voor de verfransing van Komen. Die verfransingsactie werd vooral gevoerd en leverde vooral vruchten op in het onderwijsGa naar voetnoot(198). Hoe de toestand op onderwijsgebied er nu is, weten we niet concreet. Hij schijnt echter erger te zijn dan hij op 31 december 1938 al wasGa naar voetnoot(199). Er waren twee Franse lagere gemeentescholen met 14 Franse klassen en drie Franse aangenomen lagere scholen met 17 Franse klassen. Weer geen Vlaamse scholen, geen Vlaamse klassen, geen Vlaamse scholen of klassen met twee taalafdelingen, geen Vlaamse transmutatieklassen of -scholen. In die Franse lagere gemeentescholen werden in de 2de graad gemiddeld 3 uur Nederlands per week gegeven, in de 3de graad 4 en in de 4de graad eveneens 4. In de Franse lagere aangenomen scholen zijn die cijfers: in de 2de, 3de en 4de graad: 6 uur; wat de 3de en 4de graad betreft: gemiddeld 6 uur per week in 2 scholen, in de 3de school is dat een half uur in de 3de graad en 2 uur in de 4de graad. Op gebied van de bewaarscholen dezelfde toestand: geen Vlaamse bewaarscholen, geen transmutatiebewaarscholen, geen bewaarscholen met twee taalafdelingen, noch in het vrij, noch in het rijksonderwijs. Er is een Franse gemeentelijke bewaarschool met één klas en er zijn twee Franse aangenomen bewaarscholen met drie klassen. In het Collège St-Henri zijn de Nederlandse lessen gesplitst. De Vlamingen volgen hetzelfde programma als de studenten van de Vlaamse Colleges; de franstaligen een minder zwaar programma. Zo kwam het dat de leraar Nederlands die in 1962-1963 titularis was van de IVde Latijnse, nooit al zijn leerlingen samen had in de klas. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Kerkelijk leven.Vroeger heeft de geestelijkheid van Komen wel gepoogd de Vlamingen meer ter wille te zijn, maar ze moest wijken voor de protesten van niet-kerkelijkenGa naar voetnoot(200). Nu is het religieus leven in Komen praktisch eentalig Frans. In het Kapelleke op Ten Brielen begint de priester in de avondmis van 17 u. zijn sermoen in het Nederlands en eindigt in het Frans.
A. Vanheede. (Wordt voortgezet.) |
|