| |
| |
| |
Bibliografie 1961-62
§ 1. Geschiedenis.
V. Arickx, Pittemse soldaten in het leger van Napoleon. Tielt, 1962, 28 blz.
Recensie: A. V[iaene], Lotelingen van Pittem in dienst van Napoleon. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 220-221. |
B., In de winkel van de Kortrijkse stadsdrukker 1785. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 315. |
B. Baekelandt, Filips de Goede en de stad Kortrijk (1420-1467). Lic.-verh. Leuven, 1961. |
G.P. Baert, De geschiedschrijving van Deinze en het fonds H. Cassiman. Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze..., 1961, dl. XXVIII, blz. 45-64. |
J. Bauwens, Bijdrage tot de geschiedenis der stadsinstellingen van Kortrijk tot 1494. Lic.-verh. Gent, 1962. |
J.M. B[erteele], Jacob Goethals-Vercruysse en Manten en Kalle. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 261-263. |
A. Cassiman, Punten van betrekking tussen Deinze en Tielt. Bijdragen... Deinze,..., 1961, dl. XXVIII, blz. 27-43. |
C. De Clercq, Le franciscain Verstraete et le Stévenisme à Courtrai en 1812. Franciscana, 1961, dl. XVI, blz. 58-70. |
J. De Cuyper, Kapittel van Kortrijk viert einde van Westers Schisma. Concilie van Pisa 1409. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 183-184. |
J. De Cuyper, De opstand van Gent (1379-1385) en Hulster Ambacht. Aanbevelingen van de tiendontvanger Willem Faytop. Hand. Emulatie, 1961, dl. XCVIII, blz. 137-155.
Een inwoner van Hulster Ambacht, Willem Faytop, vervulde het ambt van tiendontvanger voor het Kortrijks kapittel. Zijn rekeningen (Archief O.-L.-Vrouw Kortrijk) geven ons interessante bijzonderheden over de gebeurtenissen die zich in die streek en in die periode afspeelden. |
J. De Cuyper, De krisis in het kapittel van Kortrijk op het einde van de 14de eeuw. Tussenkomst van hertog Filips de Stoute. § 3. De tussenkomst van hertog Filips de Stoute (1398-1401). De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 157-197.
Laatste deel van de studie verschenen in De Leiegouw, 1960, jg. II, blz. 5-52 en 169-197.
Recensie: A. V[iaene], Het kapittel van Kortrijk voor en na 1382. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 432. |
J. De Cuyper, Bij de blijde terugkomst van Manten en Kalle. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 257-260. |
R. Defrancq, Bijdragen tot de geschiedenis van Wervik, dl. II. Wervik, 1961, 8o, 230 blz., geïllustreerd. |
L. Elaut, Van Gilles li Muisis tot Michel Brisseau en Jan Palfijn of de lange geschiedenis van een staaroperatie uit het jaar 1351. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 199-207. |
L.G., De laatste kanunnik van Harelbeke. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 381. |
| |
| |
G. Gyselen, Het vlas in een schilderijencyclus van Emiel Jacques van Moorslede, 1874-1937. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 15-20. |
M. Gysseling, zie A. Verhulst. |
N. Huyghebaert, De schandpaal van de proosdij Sint-Amand bij Kortrijk. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 209-212. |
G.M., Een noodlanding te Hulste in 1915. Avontuur van de vlieger Roland-Garros. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 245-6. |
O. Mus, De verhouding van de waard tot de drapier in de Kortrijkse draperie op het einde van de 15de eeuw. Hand. Emulatie, 1961, dl. XCVIII, blz. 156-218.
Een samenvatting verscheen onder dezelfde titel in: De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 276-277. |
J. Plumet, L'evêché de Tournai pendant la révolution française. Revue diocésaine de Tournai, 1961, XVI, p. 19-35, 86-95, 148-152, 212-221, 274-295, 339-357. |
Ger Schmook, De Kortrijkse almanakken en de sporentraditie. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 135-149. |
A. Verhulst - M. Gysseling, Le Compte Général de 1187, connu sous le nom de ‘Gros Brief’, et les institutions financières du comté de Flandre au XIIe siècle (Werken Kon. Comm. Gesch.). Brussel, 1962, 8o, 238 blz.
Wij citeren met betrekking tot de kasselrij Kortrijk: p. 92: ‘Courtrai (lardarium et probablement les autres recettes de Courtrai dont le ressort ne peut être déterminé): Châtellerie de Courtrai. - p. 110: “Eustachius: receveur de l'épier d'Harelbeke et de la recette d'Oudenaerde, à identifier probablement avec Eustachius de le Mandre notarius”. - p. 110: 'Hugo notarius: receveur du census de Courtrai; le “gros brief” lui donne le titre de notarius, qu'il porte également dans d'autres documents’. - p. 114: ‘Ogiva: receveur du lardier de Courtrai. Nous n'avons pu identifier cette femme. Peut-être était-ce la fille de Gautier de Locres, peut-être appartenait-elle à la famille courtraisienne de Mosschere qui détiendra au XIIIe siècle l'office du receveur du lardier de Courtrai.’. - p. 115: ‘Henricus: receveur de la recette de Deinze’. - p. 116: ‘Galterus: receveur des brevia d'Harelbeke’. - p. 116: ‘Rogerus: receveur de l'épier de Courtrai’. Daarop volgt uitgave van de rekeningen: Recette de Deinze (Dunsa), p. 164; Brevia de Harelbeke (Harlebecca), p. 170; Lardier de Courtrai (Cortracum), p. 173; Epier de Courtrai, p. 174; Census de Courtrai, p. 174. |
J. Vervenne, De eerste armenschool te Wevelgem. Biek., 1962, jg. LXIII, p. 178-181. |
A. Viaene, Leprozen en leprozerijen in Vlaanderen. Bibliografisch overzicht. Collationes Brugenses et Gandavenses, 1961, jg. VII, blz. 551-561; 1962, jg. VIII, blz. 122-127.
Over Deinze, p. 557-558; Kortrijk, p. 559; Menen, p. 559; Wervik, p. 561; Izegem, p. 123; Rumbeke, p. 123. Verscheen ook in overdruk: Leprozen en leprozerijen in het oude graafschap Vlaanderen (Uitgave Gidsenbond). Brugge, 1962, 8o, 48 blz. |
J. Vindevoghel, Het kapittel van Kortrijk onder de Boergondische hertogen. Lic.-verh. Leuven, 1962. |
A. Wyffels, De evolutie van het Tieltse bevolkingscijfer in de XVIIe en XVIIIe eeuw. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 213-227. |
| |
| |
| |
§ 2. Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde.
P. Debrabandere, Bij de titelplaat van het wezerijregister ‘Ghellinck’. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 243-248. |
J. De Coster, Het museum voor Schone Kunsten van Latem en Leiestreek te Deinze. Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 161-167. |
L. D[evliegher], Geklasseerde monumenten en landschappen in West-Vlaanderen. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 395-401. |
L. D[evliegher], Romeins Kortrijk. Hand. Emulatie, 1961, dl. XCVIII, blz. 242. |
Ed. Frison, Examen anatomique du bois du puits romain no 1 de Harelbeke. Latomus, 1961, t. XX.
Overdruk: Archaeologica Belgica, nr. 59, Brussel, 1961, blz. 800-805. |
L. Impe, Belfort en beiaard te Tielt. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 39. |
Ch. Léva, zie J. Viérin. |
Gh. Pouseele, De beiaard van Harelbeke. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 21-22. |
M. Renard, Note épigraphique sur les sigles et graffiti du tonneau romain de Harelbeke. Latomus, 1961, t. XX.
Overdruk: Archaeologia Belgica, nr. 59, Brussel, 1961, blz. 785-799. |
P. Roelants, De slag der gulden sporen en de kist van Oxford. Gemeentekrediet van België, 1961, dl. XV, blz. 179-183.
Overdruk in Programma Gulden-Sporenspel 1962, blz. 16-20, onder de titel: De koffer van Oxford. De oudst bekende uitbeelding van de Gulden-Sporenslag. |
A. Smeets, Door Gevaert. Van het surrealisme naar de abstractie. W.-Vl., 1962, jg. XI, p. 279-280. |
G. Van Den Abeelen, Kortrijk en Rome. Overwegingen na grote vondsten. Kortrijk, 1962, 4o, 44 blz., gestencild + kaart. |
G Van Den Abeelen, Courtrai et Rome. Réflexions après de grandes découvertes (Conférence donnée le 4 juin 1962 dans la salle de l'Union Patronale de Courtrai au bénéfice de l'œuvre ‘Assistance aux maternités et dispensaires de l'Afrique Centrale’). Kortrijk, 1962, 4o, 44 blz., gestencild + kaart. |
A. Vanhaute, De beiaard van Kortrijk. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 33. |
A. V[iaene], Paramentwerk in het Sioenklooster te Kortrijk, 1526. Biek., 1961, LXII, p. 380. |
J. Viérin - Ch. Léva, Un puits à tonneau romain avec sigles et graffiti à Harelbeke. Latomus, 1961, t. XX.
Overdruk: Archaeologia Belgica, nr. 59, Brussel, 1961, blz. 759-784. |
z. n., Stad Kortrijk - Museum (Kataloog Museum voor Schone Kunsten). Kortrijk, 1961, 8o, 36 blz., geïllustreerd.
M. Duyck, Ter inleiding, blz. 5. - H. Sap, Een roemrijke geschiedenis. Een geestdriftige nieuwe start, blz. 6-9. - Bestuurskommissie van het stedelijk kunstpatrimonium, blz. 9. - Statuten van de V.Z.W. ‘De vrienden van de musea van Kortrijk’, blz 10-12. - Lijst der werken van oude meesters, blz. 13-19. - Enkele biografische nota's over enkele Kortrijkse schilders, blz. 20-27. - De Kortrijkse dieren- en landschapschilders, blz. 28-36. |
Oud Kortrijk (Kataloog van de tentoonstelling in het Stadsmuseum 7 juli - 15 september 1962). Kortrijk, 1962, 8o, 72 blz., geïllustreerd.
Verantwoording, blz. 3-4. - Galerij van oude Kortrijkse instellingen en gebouwen, blz. 5-64. (Bijdragen van J.M. Berteele, G. Billiet, J. De Cuyper,
|
| |
| |
A. Delvoye, A. Deschrevel, L. Devliegher, Mw. R. Goethals-De Ridder, A. Houbaert o.f.m., N. Huyghebaert o.s.b., Dr. H. Pauwels, J. Viérin, L. Viérin). De voornaamste tentoongestelde stukken vindt men blz. 65-70. |
Kortrijk - Gulden-Sporenspel 1962, Programma. Kortrijk, 1962, 4o, 32 blz.
A. Vander Plaetse, Adel verplicht, blz. 1. - W. Putman, Gulden-Sporenspel, blz. 2-12. - L. Gras, De muziek van Prosper Van Eechaute en de nieuwe muziekopname, blz. 13. - C. Mertens, Waarom een nieuwe opname?, blz. 14. - A. Vander Plaetse, Regieopvatting, blz. 15. - Digest van Marcel Notebaert over zijn podium, kostumes en lichtregie, blz. 15. - P. Roelants, De koffer van Oxford, blz. 16-20. - De slag der gulden sporen, blz. 21-23. - Het monumentale stadhuis van Kortrijk, blz. 24-29. - Praalstoet der Nederlandse taal, blz. 30. - Visie 62, blz. 31. - Tentoonstelling ‘Oud Kortrijk’, blz. 32. |
| |
§ 3. Biografie.
V. Arickx, Baljuw Jacob Wybo uit Pittem. Prins van Rederijkerskamer van Tielt in 1539. Biek., 1962, jg. LXIII, 48-50. |
G.P. Baert, De geschiedschrijving van Deinze en het fonds H. Cassiman. Zie § 1. |
G.P. Baert, Frederik Burvenich (Deinze 1837 - Gendbrugge 1917). Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 127-148. |
G.P. Baert, Stijn Streuvels negentig jaar. Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 149-154. |
J. Berteele, zie J. De Cuyper. |
M. Brouns, Bio-bibliografie van Theodoor Sevens. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 59-111.
Werd als overdruk uitgegeven bij Lichtland - Diest, 64 blz. |
P.M. Brouns, Th. Sevens en de Boerenkrijg. Limburg, 1960, jg. XXXIX, blz. 153-158. |
D. Cracco, Priester-Dichter Domien Cracco, 1790-1860. Jaarboek Gesch. en Oudh. Gen. v. Roeselare en Ommeland, 1961, dl. I, blz. 1-47.
D. Cracco was leraar aan het Sint-Amandskollege te Kortrijk van 1844 tot 1852. |
F. Debrabandere, zie J. De Cuyper. |
A. De Bruyne, Joris van Severen. Zulte-aan-de-Feie, 1961, 8o, 342 blz., geïllustreerd. |
J. De Cuyper - J. Berteele - F. Debrabandere, In Memoriam Dr. Jan Soete. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 5-9. |
J. D[e] C[uyper], In memoriam J. Soete. Hand. Emulatie, 1961, dl. XCVIII, blz. 234-235. |
J. Delbaere, Bij de 50e verjaardag van een overlijden. Louis Leys. Rumbeke 1829-1910. Jaarboek G.O.G. Roeselare, 1961, blz. 3-21. |
L. Dendooven, Marcel Coolsaet en Antoon De Candt. W.-Vl., 1962, jg. XI, p. 46-47. |
F. De Vleeschouwer, In Memoriam Dr. Jan Soete. Zonneweelde, 1961, jg. XXXI, blz. 29-30. |
J.G., In Memoriam Pieter Declercq. Biekorf, 1961, jg. LXII, blz. 430-431. |
Ger Schmook, J. Goethals-Vercruysse te Kortrijk herdacht. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 113-134. |
A. Simon, Inventaires d'Archives (Interuniversitair centrum voor hedendaagse geschiedenis). Leuven-Parijs, 1960, 8o, 64 blz.
Blz. 43-49: VII. Papiers de Béthune. Over dokumenten met betrekking op Félix,
|
| |
| |
Paul en Léon de Béthune. F.A.J. de Béthune was burgemeester van Kortrijk van 1836-1852. |
A. Smeets, Kunstschilder August Vandecasteele vereremerkt. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 123-124. |
G. Van Den Abeelen, Léon Bekaert un créateur. Revue générale belge, 1962, jg. 98, p. 99-102. |
z. n., Burgemeester K. Jozef van Risseghem vijfentachtig jaar. Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 7-26. |
| |
§ 4. Letteren.
V. Arickx, Baljuw Jacob Wybo uit Pittem. Prins van de Redekijkerskamer van Tielt in1539. Zie § 3. |
H.D., Toneel in West-Vlaanderen. ‘In Gods handen’ van Jozef Storme. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 272. |
G. de Waard, Het spel van Menen uit de Gentse bundel 1539. De Nieuwe Taalgids, 1961, jg. LIV, blz. 333-336.
Het spel van Menen is opgenomen (blz. 196-212) in: L.M. Van Dis en B.H. Erné, De spelen van zinne vertoond op het landjuweel te Gent. Groningen, 1939. Dit stuk, door de kamer van Menen opgevoerd, heeft als spel weinig waarde. Het is eerder een teologische beschouwing. Schr. besluit: ‘Het spel van Menen is een zuiver religieus stuk, dat vrij zeker stamt uit de subjectivistische stromingen van de zestiende eeuw (...) en waarin de invloed van Erasmus waarschijnlijk kleiner is dan men op het eerste gezicht zou aannemen’. |
F. Germonprez, ‘Het half gezicht’ van Felix Dalle. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 274. |
B. Kemp, Een sociale roman van Fred Germonprez. Hanen en Kraaiepoten. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 186-187. |
H. Maes, Drie refreinen in de 16e eeuw door Deinzenaars gedicht. Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 65-78. |
W. Steurbaut, Bijdrage tot de kennis van de Rederijkerij te Kortrijk in de XVIIe - XVIIIe eeuw met tekstuitgave. Lic.-verh. Gent, 1961. |
G. Van Calbergh, Het toneel en het toneelleven te Waregem vóór de eerste wereldoorlog. Lic.-verh. Gent, 1961. |
M. Van Wesemael, Argumenten. Ovla. Zanten, 1962, jg.XXXVII, blz. 187-189. Prof. em. Dr. P. De Keyser schonk aan de biblioteek van de Bond van Oostvlaamse Volkskundigen een verzameling van 38 18de-eeuwse argumenten, toneelprogramma's van rederijkers of schooltoneel. Deze werden o.m. opgevoerd in Anzegem, Deerlijk, Harelbeke, Heestert, Marke, Moen, Otegem. Enkele van deze tonelspelen werden te Kortrijk gedrukt, nl. in 1769 (Anzegem), 1788 (Deerlijk), 1774 (Harelbeke), 1783 (Heestert), 1766 (Kerkhove), 1783 (Moen), 1766 (Otegem). |
A. Viaene, Rederijkerstriomfen te Wakken, 1783-1785. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 129-133. |
D.V., De eerste uitgave van Streuvels' Lenteleven. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 430. |
A. Westerlinck, Hulde aan André Demedts. W.-Vl., 1962, jg. XI, blz. 110-113. |
| |
| |
| |
§ 5. Dialekt- en Taalstudie.
G. Altoos, Zantekoorn uit Zwevezele. Biek., 1961, jg. LXII, blz.306, 382; 1962, jg. LXIII, blz. 94, 122. |
G. Altoos, (Vooie). Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 29. |
G. Altoos, De radio in de volksmond. Zwevezele en ommeland. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 213-216. |
G.P. B[aert], Nondekuitjes (bastaardvloeken). Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 28. |
G.P. B[aert], Vooie en kleppe. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 62. |
G.P. Baert, Ongewaterd Camelot en zotte Pieter van Deinze. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 187-188.
Schr. verklaart camelot als ‘kammelingen’. Het woord is echter herkomstig uit ofra. camelot, mlat. camelotum. Voor de verklaring zie Verwijs - Verdam, III, 1137-1138: ‘Benaming van eene stof van kemelshaar gemaakt. Soms is zij ook met zijde doorwerkt, en komt zij in vereniging voor met kostbare stoffen, halfzijde’. |
G.P. B[aert], Weegluizen aan het werk. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 188. |
F. Debrabandere, Een lijst Kortrijkse woorden omstreeks 1800. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 31-57. |
K. De Busschere, zie F.V.D. |
J. Delbaere, Klompenmakers (Ambachtstermen Rumbeke). Ons Heem, 1961, jg. XVI, blz. 51. |
L. Vauterin, De apokope van de ‘t’ in het Kortrijks. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 15-18. |
A.P.L. Vermeersch, De taalschat van het laat-Middelnederlands ‘Kuerbouc van Werveke’ (Uitgave Kon. Vl. Academie Taal- en Letterkunde, Vide reeks, nr. 85). Gent, 1962, 8o, VI + 150 blz.
Recensie: A. Van Loey, De taal van het Keurboek van Wervik. De Nieuwe Taalgids, 1962, jg. LV, blz. 187. |
[A. Viaene], Clavicoerdie, Tueteringhe, Pispot. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 319. |
A. Viaene, Woning en handwerk. Bouwstoffen voor een archeologisch glossarium. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 412-416. |
A. Viaene, Vollaard. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 23-25. |
A. Viaene, Gulden Vlies en Gulden Sporen. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 166-168. Schr. wijst erop dat de oorspronkelijke Franse benaming was: esperons dorés en de Ndl. vergulde sporen; achteraf sprak men van éperons d'or en gulden sporen. Schr. wil hieruit afleiden dat de verklaring van het W.N.T. en van Van Dale van gulden in gulden spoor, als het stofadjektief gouden niet historisch is. Schr. verklaart gulden uit vergulden. Wij wijzen er echter op dat S. geen enkel citaat geeft waar de vorm vergulden voorkomt. Zulke vorm bestaat trouwens eenvoudig niet, omdat het werkwoord vergulden zwak is, waarvan het verleden deelwoord verguld luidt en de verbogen vorm vergulde. Het W.N.T. en Van Dale hebben inderdaad gelijk gulden als een oudere vorm naast gouden te verklaren; de twee vormen staan tegenover elkaar als schuld/schout (b.v. in Mnl. scoutete), vullen/vol, veelvuldig/tweevoudig. Uit de bijdrage van Viaene onthouden we dan het volgende: De vroegere naam was esperons dorés en vergulde sporen, later sprak men van éperons d'or en gulden sporen. Trouwens, dat is heel gewoon in de semantiek. Hoe dikwijls noemen wij niet vergulde
|
| |
| |
voorwerpen ‘gouden’? Iedereen spreekt van een gouden kelk, een gouden schaal, gouden armband, een gouden tand, hoewel we goed weten dat ze verguld zijn. Gouden of gulden heeft door betekenisuitbreiding ook de betekenis verguld. |
F.V.D. - E.N., Het paneel van de duivel (Kortrijk). Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 154-155.
Antwoord hierop: K. De Busschere, Voor dat den duvel zijn paneel schudt. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 176-178. - Wij citeren: ‘In tegenstelling met E.N. meen ik dat de duivel vroeg in de ochtend slapen gaat. Hij is een nachtridder, “een macht der duisternissen”. Hij doet zoals de uilen: gaan slapen als de zon opstaat. Dan doet hij wat de mensen verrichten bij valavond en bij het slapengaan, nl. “zijn vensters sluiten, zijn luiken dichtmaken en de grendel ervoor schieten, m.a.w. zijn fentenelen, watervensters (misschien) zijn paneel schutten.” Dat gebeurt vanzelfsprekend heel vroeg, zodat een mens al heel vroeg uit zijn bed moet om de duivel vóór te zijn. Heel, heel vroeg is dus: voor dat de duvel zijn paneel schut’. |
| |
§ 6. Naamkunde.
F. Debrabandere, De familienaam Soete. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 11-14. |
F. Debrabandere, 13de-eeuwse persoonsnamen in de Vier Ambachten. Med. Ver. Naamk., 1962, jg. XXXVIII, blz. 40-53.
Persoonsnamen uit het archief van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel te Kortrijk. |
F. Debrabandere, De familienamen Vlieghe en De Vliegher. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 134-136, 189. |
J.J., Dottignies, Liste des ‘bourgeois forains’ de Courtrai en 1398. De Middelaar, 1962, jg. XVII, blz. 282. |
O. Leys, De grafsteen van koning Sigis te Kortrijk. Het standpunt van de naamkunde. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 25-30. |
J.L.M. Mullie, De familienaam Depreter - Depreester. Med. Ver. Naamk., 1962, jg. XXXVIII, blz. 61-63. |
L. Peene, Vander-, vaer-, van- en ver-namen in het Kortrijkse. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 19-24. |
E. Verstraete, Het renteboek van de heerlijkheid het Bardoense. Zie § 8. |
| |
§ 7. Volkskunde.
G. Altoos - E.N., Poelen. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 89-90. |
G. Altoos, Meelke de toveresse (Zwevezele). Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 154. |
G. Altoos, Het teerlingslaan op de kermissen. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 155-156. |
G.P. B[aert], De pik van Djooske Dekkers. Bijdragen Deinze, 1961, dl. XXVIII, blz. 188-190. |
S. Bohez, Onderzoek naar de sagenmotieven in het land tussen Leie en Schelde. Oostvl. Zanten, 1961, jg. XXXVI, blz. 234-251.
Laatste aflevering van deze studie over sagenmotieven; zie onze Bibliografie in jg. II en III. In deze bijdrage worden volgende motieven behandeld: III. Duivelsagen (blz. 234-242); IV. Framasson (blz. 242-243); V. Verborgen schatten (blz. 243-245); VI. Historische Sagen (blz. 245-246); VII. Etymologische Sagen (blz. 246-250). |
| |
| |
A. Dauw, Een nieuw vagevuurbeeld op Wildenburg - Wingene. Kapel en Beeld, 1962, jg. XIV, blz. 31. |
J. D[e] C[uyper], ‘Manten en Kalle’ terug op het halleken te Kortrijk. Hand. Emulatie, 1961, dl. XCVIII, blz. 248-249. |
O. Du Caju en E.V.J., Sint-Arnoldus te Tiegem. Ons Heem, 1961, jg. XVI, blz. 15. |
J. Geldhof, De verzonken sleutel. Een schapenhistorie op de Roo Poorte te Izegem. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 105-108. |
W. Giraldo, Bedevaartonderzoek in West-Vlaanderen. Ontmoetingen van een reizend folklorist. Biek., 1961, jg. LXII, blz. 385-394. |
G. Speecke, Volkssagen in de Westvlaamse Leiestreek. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 249-255. |
E.I. Strubbe, De Mechagelstoet te Zwevegem. 't Beetje - Volkskundige Almanak, 1962, blz. 6-16. |
R.V. Torhout, Mijn sikkel in het riet. Een oude kruidnaam in een Izegems lied. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 118-119. |
A.V., Molenaers Braet. Ons Heem, 1961, jg. XVI, blz. 78. |
A. Viaene, Vollaard. Zie § 5. |
W., De opkomst van de tabaksteelt in Vlaanderen. Ons Heem, 1961, jg. XVI, blz. 51. |
z. n., Het Maria-halfuurtje in de gewestelijke oproep 25 jaar oud. Kapel en Beeld, 1962, jg. XIV, blz. 19-20. |
z. n., St.-Baafs-Vijve. De heilige Bornkapel. Kapel en Beeld, 1962, jg. XIV, blz. 18. |
| |
§ 8. Genealogie.
V. Arickx, Het Spaans-Brugs geslacht del Rio, 1500-1650. Biek., 1962, jg. LXIII, blz. 77-83.
Anthonio del Rio (11 dec. 1559 - 17 mei 1646) was heer van Dentergem en Egem. |
E.M. Braeckman, Les Belges à l'étranger. Inscriptions de réformés belges dans les registres de bourgeoisie de Genève. De Middelaar, 1952, jg. XVII, blz. 195-197. Noteren wij: ‘25 mai 1556, Jehan Humbert, tisserant de Courtray en Flandres’ (p. 68). |
J. Delbaere, Vangheluwe - Japick (Rumbeke). Ons Heem, 1961, jg. XVI, blz. 79, 111. |
J. Delbaere, Lodewijk Glorieux. Ons Heem, 1962, jg. XVI, blz. 111. |
J.J., Les ‘Familles-souches’ de Kooigem aux 17me et 18me siècles. De Middelaar, 1962, jg. XVII, blz. 97. |
E. Verstraete, Het renteboek van de heerlijkheid het Bardoense (Ingelmunster, Meulebeke, Oostrozebeke). De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 229-241. |
F.D.
|
|