hij ook de taal van de oude archiefbronnen behandeld, de bidprentjes, persoonsnamen, J. Goethals-Vercruysse, de stadsbiblioteek.
Wij gaan niet altijd met alle interpretaties van J. Soete akkoord; dit neemt echter niets af van de waarde van het dialektmateriaal dat in deze lezingen vervat ligt. Waar we het nodig oordeelden, hebben we in voetnoot een opmerking of aanvulling of een bibliografische referentie toegevoegd. De tekst hebben we aan de voorschriften van de Woordenlijst van de Nederlandse taal aangepast en - zoals het onze gewoonte is - in progressieve spelling omgezet. Hier en daar hebben we ook een verouderd of gewestelijk woord vervangen, zonder evenwel aan de stijl te raken. Enkele lezingen slechts, die wegens herhaling of het gelegenheidskarakter minder belangrijk leken, hebben wij achterwege gelaten.
Een grote moeilijkheid was het weergeven van de dialektteksten. In de teksten van 1929-30 gebruikte Soete het fonetisch schrift van Frings. Van 1931 af gebruikte hij een eigen systeem, daartoe om typografische redenen genoodzaakt bij de publikatie van zijn studies in ‘Zonneweelde’. Dit systeem bevredigt ons niet, omdat het alleen voor Kortrijkzanen leesbaar is; daar het alleen gebruik maakt van de letters uit ons gewoon alfabet, kan het nooit alle klanken en nuances precies weergeven. Daarom zullen wij in voetnoot de meeste dialektteksten in fonetische transkriptie, volgens het I.P.A.-systeem, weergeven. Enkele aanwijzingen volgen hier:
Wij gebruiken de epsilon voor de Kortrijkse i in gesloten lettergreep, als in K. wit, mis, lis, lik, lippe, gewichte, maar wijzen erop dat deze klinker niet zo open is als de e in Ndl. wet, mes, les, lek, mep, gevecht, waarvoor men in fonetisch schrift gewoonlijk ook de epsilon gebruikt. De i in K. wit heeft dezelfde klankwaarde als de e in Frans mettre, Duits setzen, Engels wet. Wij vermijden ook de [1] en [˄], gebruikt voor Ndl. wit en put, en gebruiken liever [e] voor de klinker in K. in, wind, wijn, mens, rijp, slim, en [ø] voor K. dun, punt, kruipen, ruite. Deze klanken hebben nl. dezelfde sluitingsgraad als de lange [e:] en [ø:] in weer en deur. Wij geven de voorkeur aan deze tekens, omdat de i en u in Ndl. wit en put, in het Noorden een veropeningstendens vertonen. Wij behouden duidelijkheidshalve de [g] van Ndl. goed, gaan, al hoort men te Kortrijk meestal een stemhebbende, laryngale frikatief. Bij verscherping in de assimilatie hoort men echter haast altijd een stemloze, velare frikatief, die we normaal weergeven met [x].
Mw. J. Soete en de heer P. Vandenbussche, direkteur-generaal van de B.R.T., gaven ons bereidwillig de toestemming tot het publiceren van de radiolezingen. ‘De Leiegouw’ dankt hun daarvoor hartelijk.
F. Debrabandere.