Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
2.Gij zijt mijn bruid, mijn moeder,
Mijn troost, mijn toeverlaat;
Door wie, als teder Broeder,
Gods Zone mij bestaat:
Gij zijt, die ik beminne,
O Heilge Koninginne!
| |
3.Och, had ik zoo veel monden
Als sterren 't firmament,
'k Ging uwen lof verkonden
Alomme, zonder end,
Want Gij, mijn Koninginne,
Gij zijt het, die ik minne.
| |
4.Och, had ik zoo veel zielen
Als water, lucht en land
| |
[pagina 154]
| |
Van 's Heeren schepslen krielen -
Ik schonk ze u t' eener hand.
Gij zijt het, Koninginne,
Gij zijt, die ik beminne.
| |
5.Eilaas! o bitter klagen!
Dat ik, vervallen mensch,
U nimmer zal behagen
Als ik zoo vurig wensch.
Heb deernis, Koninginne -
Toch zijt ge die ik minne.
| |
6.Ik wil mij dag aan dagen
En dat ter uwer eer
In alles beter dragen,
En dienen Onzen Heer!
Zoo blijke 't wie ik minne,
O Englenkoninginne!
|
|