Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 148]
| |
Des Hemels neêrgezonden!
Van verscheiden bloemtjens schoon,
Als een kroon,
Gevlochten, gevlochten en gebonden.
| |
2.Edel kransjen, dat wel staat
Voor sieraad
Op 't hoofd van Gods vriendinne;
Gulden kroone, die bekroont
En verschoont
Des Hemels, des Hemels Koninginne.
| |
3.Liefelijke Roos-plantsoen,
Gij staat groen,
En draagt sneeuwwitte rozen;
Op elk blaadtjen zeer bekwaam
Staat de naam
Maria, Maria, Gods verkozen'?
| |
4.Dit uw Kransjen, Moeder-maagd,
God behaagt:
'k Zie tusschen vijf robijnenGa naar voetnoot1
Van ons' Heeren Gods gebed,
Wonder net,
| |
[pagina 149]
| |
Uw roosjens, uw roosjens lieflijk schijnenGa naar voetnoot1.
| |
5.PsaltertjenGa naar voetnoot2, uw schallen vreest
Satans Geest,
Die Saül kwam bespringen;
Als hij hoort met zoete taal
Menig maal
Het Ave, Ave Maria zingen.
| |
6.Kostelijkste ketentjen,
Dat ik ken!
Nooit beter was te vinden,
Om den vijand, boos, en fel,
Van der Hel,
In uwe, in uwe macht te binden.
| |
7.Kransjen zoet, zoo vaak ik ging
Voor een ring
U dragen aan mijn vinger,
Tegen dat hoovaardig vat
Goliath,
Zijt gij mij, zijt gij mij Davids slinger.
| |
8.Zie, gij helpt mij waar ik ga,
| |
[pagina 150]
| |
Waar ik sta;
Zal ik naar buiten reizen,
Met u kort ik weg en tijd,
Die ik slijt
Met bidden, met bidden en bepeizen.
| |
9.Als ik in mijn kamerken
Met u ben,
Te kerken, in een hoekjen,
Dikwijls strekt ge mij te met
Voor 't gebed,
Een lieflijk, een lieflijk, zinrijk boekjen.
| |
10.Dat ik steeds u medevoer,
Kostelijk snoer
Gij, die mij kunt geleiden
Tot Mariaas heilgen schoot:
In den dood,
O doe ons, o doe ons nimmer scheiden.
| |
11.Laat dees bloemkrans, mild en fijn,
't Bindkoord zijn,
Dat mij met haar voegt samen,
Wie ik met der harte dien:
Wie 'k moog zien
In 't eeuwig, in 't eeuwig leven - Amen!
|
|