Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Daar kon geen hooge Vrouwe
Ooit rijker Moeder zijn;
Ze is reine Maagd gebleven;
En smarte leed zij niet:
O Moeder zoo verheven,
U zij ons glorielied.
| |
2.De Maged had ontvangen;
Gods licht woonde in heur hart;
En Joseph voelt zich prangen
Door diepe duistre smart.
Hij dacht: ‘ik wil begeven
Wie mij tot schanden is,
En gaan mijn eind beleven
In stille droefenis.’
| |
3.Maar van des Hemels Troone
Sprak de Engel Joseph toe:
‘O Joseph, Davids zone,
Wees niet zoo droef te moê.
Blijf met uw bruid te gader;
't Is meer dan aardsche kracht,
Die God, de Almachte Vader,
Heeft over haar gebracht.’
| |
[pagina 14]
| |
4.En weinig tijds na dezen
Ging van den Keizer uit
Een lastbrief, rondgelezen,
Geroepen overluid -
Dat alle man mocht hooren,
En naar de stede kwam
Van waar hij was geboren,
Tot telling van den stam.
| |
5.En met Sint Joseph mede
Toog ook Maria heen
Tot Bethlehem, ter stede
Waar Davids luister scheen.
Doch nergens mocht zij toeven,
Men wees haar altoos voort:
De Toevlucht van de Droeven
Zij werd daar niet gehoord.
| |
6.Maar toen zij verder kwamen,
Daar stond in 't veld een hut,
Waar zij hun intrek namen,
Naauw voor den wind beschut.
Daar werd de Maged moeder,
En zonder angst of pijn,
| |
[pagina 15]
| |
Van 's Menschen Zoon en broeder:
Kon Hij ons nader zijn?
| |
7.Hoe blijde was 't Marië,
Aanschouwende haar Kind!
Zij vlijt Hem op haar knië
Dien zij zoo teêr bemint.
Zij kuste Hem zijn wangen,
Zij kuste 'em menigvoud
Die kwam om zijn gevangen
Te vrijden, jonk en oud.
| |
8.Gij, wie met welgevallen
De Heer tot rustplaats nam!
Bid, Moeder, voor ons-allen
Tot Jesus, 't heilig Lam:
Dat Hij ons in wil laten
In de Eeuwge Hemelsteê,
Daar vreugd is boven maten,
Bij liefde en zoete vreê.
|
|