Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
2.De bange nacht der zonden,
In deze wereld woest,
Heeft onzen geest gebonden,
Die opwaart klimmen moest!
Wanneer zal, na dit dwalen,
De Zon ten Hemel staan,
En stieren, met haar stralen,
Ons schip ter rechter baan?
| |
3.Gij, Heemlen, hoog verheven,
Wilt ons met uwen dauw
Den Zaligmaker geven,
En troosten onzen rouw!
Gij, Aarde, vol van kruiden,
| |
[pagina 8]
| |
Gesierd met bloemen schoon,
Waar blijft de roem der bruiden,
De bloeme - Godes Zoon?’
| |
4.Toen zag ik blij verrijzen
De schoone DageraadGa naar voetnoot1;
Klaar, zuiver, hoog te prijzen,
Zij voor de Zonne gaat.
Zij was van Hemelkleure,
Van maagdlijk wit en rood;
Met zoeten bloesemgeure
Zij ons de Zonne bood.
| |
5.Een Jonkvrouw uitverkoren,
In blanke deugden rijk,
Uit Konings-stam geboren -
Is geene haars gelijk.
Om Moeder Gods te wezen
Was zij gesierd alom:
Maria, wees geprezen!
Ave, wees wellekom!
| |
6.Ave, gij vol van trouwe,
Maria, wees gegroet!
| |
[pagina 9]
| |
Gij, boven alle vrouwe,
Genadevol en goed!
Ave! van smart en rouwen
Gij ons verlossen zult!
Ons scheepjen wordt behouên,
Vernietigd onze schuld.
| |
7.Ave, o blijde Morgen!
De Zonne brengt gij aan!
't Is met geschrei en zorgen
En doffe smart gedaan.
Geloofd, gedankt, geprezen,
Zij God in Eeuwigheid!
Die u heeft uitgelezen,
En ons den Dag bereid.
|