De Franse middeleeuwen in vertaling
De Franse cultuur heeft in de Middeleeuwen een niet onaanzienlijke invloed uitgeoefend op de Lage Landen. Men denke slechts aan het paradepaardje van de Middel-Nederlandse literatuur, Van den vos Reynaerde, dat zonder de Roman de Renart nooit tot stand zou zijn gekomen. Het is dan ook een bijzonder aardig idee van de Hilversumse uitgeverij Verloren om onder de naam ‘MemoranduM’ een reeks op te starten waarin vertalingen zullen worden opgenomen van Oud-Franse teksten die van belang zijn geweest voor de Europese en in het bijzonder de Middel-Nederlandse literatuur. Met de eerste twee deeltjes, een Arthurroman van Chrétien de Troyes en een anoniem traktaat over de liefde, wordt de aandacht geconcentreerd op het typisch adellijke twaalfde-eeuwse modeverschijnsel van de hoofsheid.
Chrétien de Troyes is de auteur van een vijftal Arthurromans. Behalve uit niet meer te traceren, mondeling overgeleverde verhalen kende hij de legendarische Keltische legeraanvoerder of vorst Arthur uit de Historia Regum Britanniae (ca. 1136) van Geoffroy of Monmouth, dat in 1155 door de Normandische schrijver Wace vrij bewerkt werd in het Frans (de Roman de Brut). In deze laatste kroniekachtige tekst wordt voor het eerst over de Ronde Tafel gesproken. Chrétien zelf stond aan het begin van een indrukwekkende literaire traditie: zijn Erec et Enide (ca. 1170) is met 6.950 verzen de oudste bewaard gebleven Arthurroman. Erec et Enide vertelt het verhaal van de voortreffelijke Ronde Tafel-ridder Erec, die na zijn huwelijk met de knappe Enide volledig opgaat in de liefde voor zijn vrouw en niet meer geïnteresseerd is in ridderlijke daden. Zijn omgeving begint hierop kritiek te leveren en als dit Erec - via zijn vrouw - ter ore komt, vertrekt hij stante pede samen met haar op een queeste. Dit leidt tot een reeks gevaarlijke avonturen en gevechten op leven en dood die Erec in staat stellen zijn uitzonderlijke moed en kracht ten overvloede te bewijzen. Van Chrétien de Troyes is bekend dat hij zich opstelde als een zelfbewust auteur die veel belang hechtte aan een verzorgde tekststructuur. Hoewel Erec et Enide op het eerste gezicht een wat rommelige indruk maakt, zit er wel degelijk een diepere thematiek achter de verschillende verhaalfasen verborgen. Chrétien wilde blijkbaar in de eerste plaats een spiegel van hoofsheid schrijven, met Arthur als de ideale vorst, Erec als de uitmuntende Ronde Tafel-ridder en Enide als de volmaakte vrouw, prachtig van uiterlijk en puur van innerlijk. Eén van de belangrijkste hoofse idealen was het rekening houden met de meningen en de gevoelens van anderen, zodat een vreedzame, altruïstische gemeenschap
gesticht kan worden. De verhouding individu-maatschappij, en meer bepaald de rol van de ridderschap binnen een maatschappelijke context, vormt ook het centrale thema van Chrétiens eerste roman. Het verhaal wordt in gang gezet door een conflict tussen enerzijds de ridderlijke plichten (de gemeenschap dienen) en anderzijds de hoofse liefde (de Vrouwe dienen), waardoor de aandacht wordt gericht op het gevaar dat een ridder zich bij een liefdesrelatie gaat afsluiten van de anderen en van zijn roeping als ridder. De laatste episode van de roman (de Joie de la Cort of de Vreugde van het Hof) werkt in dit verband erg verhelderend. De ridder die zich in de lusttuin met zijn geliefde heeft teruggetrokken (op háár verzoek), geeft aan wat er van Erec zou geworden zijn indien hij niet opnieuw op avontuur was vertrokken: hij zou zich met Enide hebben ingesponnen in een cocon en verzaakt hebben aan het verrichten van ridderlijke daden, waardoor zijn omgeving hem grondig zou beginnen misprijzen zijn. Het is mijns inziens nog maar de vraag of zulke probleemstellingen ook een breed hedendaags publiek nog kunnen bezighouden, zoals René Stuip (die overigens een voortreffelijke prozavertaling van het geheel bezorgde) in zijn inleiding beweert. En al is Chrétien met zijn levendige fantasie en onmiskenbare vertellersgaven zeker niet van de minst getalenteerde middeleeuwse auteurs, zijn Erec et Enide bevat toch ook een aantal aspecten die van de moderne lezer een zekere inspanning bij het verwerken van de tekst vragen. Bij de Clef d'Amors (De sleutel der minne), een Oud-Franse vrije bewerking van Ovidius' Ars amatoria, is dat - ongetwijfeld dankzij het onderwerp - iets minder het geval. Dit uit 3.426 octosyllabische verzen bestaande liefdestraktaatje dateert waarschijnlijk uit de dertiende eeuw (wellicht uit 1280) en sluit volledig aan bij het
verschijnsel van de hoofse liefde. Julia C. Szirmai bezorgde, net als Stuip in het eerste deeltje, een bijzonder vlotte en leesbare prozavertaling die slechts een twaalftal beknopte verklarende aantekeningen nodig heeft om de lezer over een lastige passage heen te helpen. In de proloog vertelt de anoniem gebleven auteur dat hij in een droom de liefdesgod Amor heeft ontmoet, van wie hij de opdracht kreeg een voor iedereen bevattelijke liefdesleer op schrift te stellen. Daarna volgen er twee delen met lessen in de liefde en erotiek, waarvan het eerste (meest uitgebreide) gericht is aan de jongens, en het tweede aan de meisjes. De meeste van deze lessen zijn gedrenkt in een typisch hoofse, idealiserende sfeer. Zo wordt de jongens aangeraden een geliefde te kiezen die niet alleen mooi, jong, teder, fris en zuiver is, maar ook nog eens eenvoudig, zacht, vriendelijk, wijs en fatsoenlijk. Om hen niet reeds van bij de aanvang te ontmoedigen, wordt daar echter snel aan toegevoegd dat alle vrouwen het leuk vinden om door een man versierd te worden en dat geen enkel meisje een elegante en hoofse jongeman uiteindelijk zal afwijzen, ook al stuurt ze je aanvankelijk met een ‘neen’ naar huis. Typisch hoofs is ook dat er geen graten worden gezien in het zoeken van een partner buiten het huwelijk. Zo krijgen getrouwde vrouwen allerhande raad bij