Veelzijdig Spanje
Kees van Doorens boek over Spanje, een turf van ruim 400 bladzijden, is niet de zoveelste blitse reisgids of, godbeware, gelardeerde toeristische brochure. Neen, het is precies wat het pretendeert te zijn: een veelzijdig handboek, iets wat je hanteert, en wel een dat je uitnodigt tot grondige lectuur en zelfs studie.
De Spaanse cultuur, zo stelt Van Dooren in zijn ‘Voorwoord’, wordt hier ‘opgevat in haar ruimste betekenis. Dat wil zeggen dat aandacht wordt geschonken aan belangrijke [...] gedragskenmerken, normen, mentaliteit en leefgewoonten en aan factoren [...] zoals bestuursvormen, godsdienst, sociaal en juridisch stelsel, schoolsysteem, geografische gegevens en economie’. Geen literatuur, ‘want daarvoor zijn in het Nederlandse taalgebied al goede publicaties voorhanden, maar aan cultuur in enge zin wordt veel aandacht geschonken’.
Het boek zet in, vrij klassiek voor dergelijke werken, met een bondige ‘Fysische geografie’: reliëf, klimaatgebieden, hydrografie, flora en fauna. Waarna een hoofdstuk ‘Politieke indeling en bevolking’, met aantekeningen over de Spaanse eenheid-in-verscheidenheid, vastgelegd in de grondwet van 1978, die tot de creatie van 17 Autonomias of autonome regio's heeft geleid. Komen hier verder aan bod: de positie van de koning als staatshoofd, provincies en gemeenten, bevolking (met emigratie en immigratie), talen en dialecten.
Hoofdstuk drie, ‘Belangrijke instituties en voorzieningen’, behandelt achtereenvolgens regering, parlement en wetgeving; de strijdkrachten en hun democratisering na Franco; misdaad, politie en justitie; vakbonden en sociale voorzieningen (met gedetailleerde statistische gegevens); belastingen; cultuurbeleid; verkeersverbindingen (waarbij ik, ter visuele verduidelijking, wel graag een paar kaartjes had gezien, al was het maar schematisch). Over die gevarieerde concrete gegevens kon de auteur o.m. beschikken ‘door het jarenlang verzamelen van materiaal, vooral uit regelmatige publicaties van de Spaanse overheid en de Europese Unie’. Even leerrijk en vaak vermakelijk is de lectuur van ‘Hoe Spanjaarden leven en denken’. Hun trots en individualisme, hun carpe diem-mentaliteit, hun lawaaierigheid en kinderverwennerij... Komen hier verder aan bod: opvoeding en onderwijs; godsdienst; familieleven, met o.m. prostitutie, abortus en vrouwenemancipatie; wonen, eten en drinken; ontspanning en feesten, met daarbij de onvermijdelijke corrida maar ook de minder bekende volksmuziek; leesgewoonten en massacommunicatie; en als uitsmijter ‘Een verslaving met merkwaardige gevolgen’, nl. de goklust van de Spanjaarden.
U merkt het aan mijn prozaïsche litanie: dit handboek gaat de richting uit, zonder dat met zoveel woorden te zeggen, van een heuse encyclopedie over het huidige (en historische) Spanje. Als land, als maatschappij en, in de resterende hoofdstukken, als gediversifieerde cultuurgemeenschap door de eeuwen heen, als economische entiteit en als regionaal zeer gedifferentieerde natie. Neem dus, lees en leer!
Het onderwerp kunst, dat zowel bouw-, beeldhouw- als schilderkunst omvat (geen literatuur), beslaat vijf hoofdstukken, ruim 200 bladzijden, de helft dus van het boek. Vooreerst de prehistorie, de Romeinse en Visigotische bouwkunst, de preromaanse arte asturiano (800-1000), het romaans (1000-1250) en de gotiek (tot zowat 1500). De Gouden Eeuw (die, op z'n Spaans, twee eeuwen omvat) wordt uitvoerig en indringend besproken, waarbij talloze kunstenaars de revue passeren, o.m. Velázquez. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de typisch Spaanse stijlkenmerken: plateresco (16e eeuw), barok en tenebrismo.
Een apart hoofdstuk krijgen ook de 18e en 19e eeuw. Van rococo, neoclassicisme en costumbrismo (met zijn voorkeur voor de uitbeelding van het volkse) over de geniale Goya tot romantiek, eclecticisme, realisme, naturalisme, historicisme en regionalisme. De auteur besteedt hier, terecht, apart aandacht aan het modernismo (de Spaanse art nouveau) met als centrale figuur Antoni Gaudí i Cornet, maar ook Lluis Domènech i Montaner, architect van o.m. het Palau de le Música Catalana in Barcelona.
Het overzicht van de hedendaagse kunst krijgt heel toepasselijk en laconiek de titel ‘Spanjaarden koplopers, Spanje achterblijver’ mee. Bouwkunst: van de functionele Internationale Modernistische Stijl over eclecticisme en monumentalisme tot het neoclassicistisch gerichte postmodernisme, met Ricardo Bofill als voornaamste architect. Schilderkunst: een overzicht van zowat alle stromingen die in heel Europa van belang zijn geweest, met als buitenbeentjes het neorealisme van de jaren '30 en de triomfalistische franquistische stijl in de jaren '40 en '50. Ook de vernieuwing in de beeldhouwkunst komt aan bod, met o.m. Manuel Hugué en de grote Pablo Gargallo; de Spaanse avant-garde in Parijs, met Julio González, Pablo Picasso en Joan Miró; en, na de Franco-periode, de moeizame heropleving, met Jorge de Oteiza en zijn leerling Andreu Álfaro.
Hoofdstuk negen is geheel gewijd aan de ‘Moorse [bouw]kunst en afgeleide mengvormen’, toch wel essentieel voor Spanje. Volgen pertinente karakteriseringen van de Omeya- of kaliefenstijl (8e-11e eeuw), de Almohadenstijl (13e eeuw) en de Nazarístijl