Elke tijd zijn eigen Reinaert
Op dit ogenblik loopt in Damme onder de titel ‘Reinaerts streken’ een bescheiden maar boeiende tentoonstelling waarin de Vlaams-Nederlandse beeldvorming rond Reinaert de vos, van de Middeleeuwen tot nu, centraal staat. Vanaf 21 april tot 28 oktober verhuist de tentoonstelling naar Hulst, waarna zij definitief zal ondergebracht worden in het Stedelijk Museum van Lokeren. De organisatoren, professor Jozef Janssens van de KU Brussel en dr. Rik van Daele, schreven in het kader hiervan een begeleidend boek. Het werd een cultuurhistorische kanjer van ruim 300 bladzijden.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog liep de socialistische politicus Camille Huysmans als burgemeester van Antwerpen rond met het plan om aan weerszijden van de Schelde twee reusachtige standbeelden op te richten: op de rechteroever Tijl Uilenspiegel en op de linkeroever de vos Reinaert. Het project werd nooit gerealiseerd, maar de achterliggende idee toont aan hoe in het midden van de 20e eeuw Tijl en Reinaert als nauw met elkaar verwante iconen van de Vlaamse volksziel werden gezien. De vos kan daarbij op een iets langere voorgeschiedenis bogen dan Uilenspiegel, maar het merkwaardige is dat beide figuren in de loop der eeuwen een gelijkaardige cultuurhistorische evolutie hebben doorlopen, van duivelse schurk tot sympathieke schelm en romantisch symbool van de vrijheid. Voor wat de Uilenspiegelfiguur betreft, onderzochten Jozef Janssens en zijn medewerkers in 1999 deze betekenisverschuiving reeds in een boek en een tentoonstelling met de naam Uilenspiegel: de wereld op zijn kop (Li 1999, p. 252). Dat het nu de beurt is aan Reinaert, is in feite dus niet meer dan logisch.
De fraai klinkende ondertitel van het boek, ‘Van 2000 voor tot 2000 na Christus’, suggereert dat het hier gaat om een cultuurhistorisch overzicht van vierduizend jaar, maar dat is een klein beetje overdreven. Er wordt weliswaar aandacht besteed aan de Griekse fabeldichter Aesopos en aan een meer dan intrigerend Akkadisch Verhaal van de vos dat teruggaat tot het tweede millennium vóór Christus, maar over de vos in de Oudheid zou veel meer te vertellen zijn. Dat dit niet gebeurt, is echter zeer begrijpelijk: de plaatsruimte in een boek is beperkt en bovendien bestuderen Janssens en Van Daele hier niet de vos als dusdanig, maar één exemplaar in het bijzonder. En wat voor een exemplaar!
Reinaerts streken bestaat uit twee grote onderdelen. In de eerste zes hoofdstukken, die werden geschreven door Janssens, komt de middeleeuwse Reinaert aan bod, terwijl Van Daele in de volgende hoofdstukken uitgebreid ingaat op de nawerking van deze figuur, van de 16e eeuw tot nu. Centraal in het deel over de Middeleeuwen staat uiteraard Van den Vos Reynaerde, het 13e-eeuwse Middelnederlandse meesterwerk van ene Willem, van wie men alleen met zekerheid weet dat hij een knap satiricus was die via zijn dierenverhaal het egoïsme en de slechtheid van de mens te kijk zette. Niet vanuit een machteloos pessimisme, aldus Janssens, maar om de lezer aan te sporen het tegenovergestelde te doen van de boosaardige vos en zijn collega's.
A. Roels, ‘Reinaertspelgrim’ (1958)
Het interessante van dit eerste deel is echter vooral dat de lezer in staat wordt gesteld kennis te maken met de literaire traditie waaruit Willems tekst ontsproten is, waarbij o.m. de Latijnse, rond 1150 in Gent geschreven Ysengrimus en het Franse verhalencollectief dat bekend staat onder de naam Roman de Renart, aan bod komen. Daarnaast gaat Janssens ook dieper in op de literaire erfenis van Willem tot 1500, met aandacht voor o.m. Reynardes vulpes (de Latijnse bewerking van Van den Vos Reynaerde), Reinaerts historie (het 14e-eeuwse vervolg op Willems tekst) en de laatmiddeleeuwse drukken. Dit alles wordt afgerond met een hoofdstuk dat via een overtuigende argumentatie de middeleeuwse Reinaert afschildert als een perfide figuur en een compleet onbetrouwbare, bloeddorstige seriemoordenaar. Waarbij Janssens overigens - en dit is zeer typerend voor zijn aangename schrijfstijl en leesvriendelijke betoogtrant - vertrekt van de Polanski-film ‘The fearless vampire killers’ om een vergelijking tussen de vos en het Dracula-personage uit te werken.
Het zonet beschreven onderdeel van het boek omvat 100 pagina's. De volgende 200 werden (afgezien van hoofdstuk 11) geschreven door Rik van Daele. Het lijkt een wat onevenwichtige balans en inderdaad had ik graag nog veel meer horen vertellen over de Ysengrimus of over Reinaerts Historie, maar dit heeft - toegegeven - wellicht vooral te maken met mijn persoonlijke voorkeur voor de Middeleeuwen. Bovendien is de stof die door Van Daele behandeld wordt, zo omvangrijk dat zij binnen het bestek van deze beknopte recensie onmogelijk naar behoren kan worden samengevat. Van Daele toont aan hoe zich vanuit de 16e-eeuwse Plantijnse drukken een Noord- en Zuid-Nederlandse prozaboekentraditie ontwikkelde, hoe Goethe met zijn Reineke Fuchs de internationale verspreiding van de stof een verdere impuls gaf, hoe in de 19e