Vertaald proza
Australië anders bekeken
De Olympische Spelen in Sydney liggen alweer een tijdje achter de rug. Zij hebben voor de Belgen niet echt een grote medailleoogst opgeleverd. Wel werd de aandacht van de wereld gericht op Australië, die grote onbekende. Bij Atlas verschenen drie Australië-boeken: Tim Flannery reist door Australië en door de tijd. Bill Bryson presenteert op humoristische toon een land van extremen.
Van Tim Flannery verscheen onlangs nog Gooi weg die been (Li 2000, p. 627), een reisverhaal waarin de auteur de lezer laat kennismaken met zijn ontdekkingsreizen als bioloog en antropoloog doorheen Nieuw-Guinea. Deze keer is hij zowel voor Op zoek naar Australië als voor Sydney, een geschiedenis de samensteller van dienst. Flannery kiest twee keer voor dezelfde aanpak. Hij verzamelt reisverslagen en -impressies, brieven en dagboekfragmenten en tracht op die manier een beeld op te hangen van de indruk die Australië en Sydney doorheen de eeuwen op bezoekers, ontdekkingsreizigers en immigranten gemaakt hebben. Af en toe komen ook de aborigines aan bod.
Op zoek naar Australië begint in 1606, wanneer Willem Jansz., kapitein van het Hollandse schip ‘Duyfken’ voet aan land zet. Zijn relaas is erg somber, want hij ‘heeft vastgesteld dat grote gebieden ervan merendeels woest zijn en dat sommige plaatsen door wilde, wrede, zwarte, barbaarse mensen worden bewoond’. Het boek eindigt ergens in de jaren '70 van de 20ste eeuw. Tijdens een periode van grote droogte trekt dokter Peasley erop uit om te zien of een oud aborigines-echtpaar dat in de Gibson-woestijn leeft, in deze barre levensomstandigheden geen hulp nodig heeft. Hij vindt inderdaad Warri en Yatungka en brengt hen naar de ‘beschaafde’ wereld. Niet voor niets verwijzen beide fragmenten naar de oorspronkelijke bewoners van Australië. In heel wat van de ruim zestig tekstfragmenten komt de confrontatie tussen aborigines en blanken aan bod. Frappant is het fundamentele verschil in levenshouding. De oorspronkelijke bewoners kijken met grote verwondering naar de ongebreidelde bezits- en veroveringsdrang van de blanken. Vrij veel getuigenissen laten 19de-eeuwse ontdekkingsreizigers aan het woord. Hun expedities zijn heel vaak evenzoveel verhalen van mislukkingen: het nieuwe grasland blijft onvindbaar; de verloren gelopen voorganger dood of spoorloos... Soms is zo'n verhaal ronduit arrogant. Zo claimt John Forrest de ‘ontdekking’ van een waterput, die in werkelijkheid al sinds mensenheugnis door de aborigines gebruikt wordt. En ‘De slag bij de Mitchell’ is in werkelijkheid niets meer dan een vulgaire slachtpartij, waarbij tientallen inboorlingen kansloos afgemaakt worden. Gelukkig bevat het boek ook erg ontroerende passages. Ik denk aan de tranen van de aboriginal Jackey Jackey bij het overlijden van John Kennedy tijdens een expeditie. Ook humor ontbreekt niet; hoogtepunt op dat vlak is het verslag van William Wall. De stoere taal van deze would-be ontdekkingsreiziger
suggereert dat hij is doorgedrongen tot het hart van de wildernis. In werkelijkheid volgt hij een route waar wekelijks een postkoets passeert. Zijn kreupele taal werkt ongewild op de lachspieren.
In Sydney, een geschiedenis kiest Tim Flannery voor dezelfde formule. Wel dateert de eerste tekst pas uit 1770, toen James Cook het anker van de Endeavour uitwierp in een baai die hij vervolgens Botany Bay noemde, misschien wel de beroemdste plaatsnaam in Australië. Het laatste tekstfragment werd geschreven in 1896. Het is de periode waarin Sydney uitgroeide van strafkolonie voor Britse gevangenen tot een bruisende stad, ruim een eeuw later. Alle teksten samen vormen een niet altijd even fraai, maar wel boeiend portret van het ontstaan van een stad, bekeken door de ogen van inwoners en bezoekers. Ook in dit boek wisselen empathie en dom onbegrip, wreedheid en mededogen elkaar af. Het ontroert te lezen hoe luitenant Ralph Clark in februari 1788 op aandoenlijke wijze trouw belooft aan zijn vrouw Betsy. ‘Mijn liefde voor jou zal me behoeden’, schrijft hij. Maar twee jaar later is van die hooggestemde gevoelens niet veel meer overgebleven. Hij leeft dan samen met Mary Branham, een gevangene. En de verontwaardiging waarmee eerwaarde Richard Jonhson zijn beklag doet wanneer enkele soldaten de kerkdienst verstoren en naar buiten lopen, heeft iets komisch: ‘Ik was toen nauwelijks drie kwartier bezig met de dienst en was halverwege mijn preek’... Gunstiger klinkt de brief van Elizabeth MacArthur aan haar vriendin in Engeland. Zij is er met haar echtgenoot in geslaagd op twee jaar tijd een welvarend landgoed uit te bouwen. Verder voert Flannery in zijn selectie de lezer mee langs schermutselingen met inboorlingen, publieke terechtstellingen, een bezoek aan de tandarts in 1859, een opstand onder Ierse gevangenen.
Op zoek naar Australië en Sydney, een geschiedenis bevatten een schat aan historische documenten. Zij bieden geen afgeronde geschiedenis van Australië of Sydney, maar vormen als bronnenmateriaal een interessante aanvulling van bv. De fatale kust van Robert Hughes. Wel vragen zij door hun fragmentair karakter soms wat meer leesinspanning.
Van een heel andere aard is Tegenvoeters. Bill Bryson heeft al eerder zijn sporen verdiend met reisverhalen zoals Een klein eiland en Het verloren continent. In Tegenvoeters reist Bryson van deelstaat naar deelstaat, nu eens alleen, dan weer in gezelschap.
De auteur stelt vast dat wij weinig of niets weten over Australië. Het land haalt niet of nauwelijks de internationale pers. Bryson wil daar duidelijk wat aan doen. Zijn boek steekt dan ook vol weetjes over Australië. Wie weet bv. dat de zes kolonies van Australië in 1901 een federatie zijn gaan vormen en voordien elk zijn eigen postzegels, een eigen tijd op de klok, een eigen belastingstelsel hadden? Of dat er meer wezens leven die je kunnen doden dan waar ook ter wereld? In Tegenvoeters maak je o.m. kennis met de Megascolides australis, de grootste aardwormen ter wereld, die wel drieënhalve meter lang kunnen worden en een diameter hebben