[Nummer 4]
Nederlands proza
Vijftien jaar is een niemandsland
De titel, Vanuit nergens met liefde, vat het best Karl Vissers' scherpe ontleding van de liefde en bij uitbreiding alle menselijke relaties samen. De fundamentele eenzaamheid die uiteindelijk iedereen ervaart, belet de mens niet om waarachtig en o zo pijnlijk lief te hebben. Een substantiële bestaansreden in het ‘nergens’ is de liefde.
Maar hoe paradoxaal het ook mag klinken, die liefde - en met name de eerste liefde - confronteert de mens juist met zijn existentiële eenzaamheid. De liefde is immers zo complex en fragiel dat ze de geliefden des te nadrukkelijker met de neus op hun (potentiële) alleen-zijn drukt. Het klinkt allemaal als een gemeenplaats, maar Karl Vissers weet zijn inzichten subtiel aan te brengen.
De herkenbaarheid in dit verhaal zit niet zozeer in het aloude thema van de liefde. Hoewel het onderwerp er zich toe leent, vermijdt de auteur elke wereldvreemde lyrische schoonschrijverij. Zijn analyse van de liefde is immers onlosmakelijk verbonden met een accurate en vaak schrijnende, ontleding van de hedendaagse samenleving. Dit aan de oppervlakte schijnbaar onschuldige liefdesverhaaltje over een opgroeiende 15-jarige jongen, onthult een wereld van misverstanden, vermiste kinderen, drugs en valse helden. Op elke bladzijde speelt Karl Vissers het absolute ‘nergens’ uit tegen datgene wat de mens rechthoudt: de liefde.
Rico komt uit een ogenschijnlijk perfect gezin. Zijn vader heeft een goedlopende tandartsenpraktijk, zijn moeder werkt thuis voor een bekend damesblad en zijn zus Nele is een lieve, levenslustige vriendin. Achter de façade gaat echter een ontregelde familie schuil. De incompetentie van de vader om te communiceren belet hem de problemen van zijn vrouw en kinderen te erkennen. Bovendien meent hij dat tucht en discipline leiden tot een harmonieus gezin. Daarnaast is de moeder volledig in beslag genomen door haar midlifecrisis. Wanneer Rico's zus met hersenvliesontsteking in het ziekenhuis belandt, kan hij bij niemand meer terecht. Maar hij ontmoet Marion en het klikt. Ze zien elkaar stiekem, want Rico vreest dat zijn vader hun liefde zal afkeuren. De geliefden ontdekken elkaars wereld en ook die van de volwassenen in hun omgeving. Liesbeth, Marions moeder, tracht haar relatie met haar overspelige man Jules te redden. De druk van maatschappelijk succes saboteert niet alleen hun huwelijk, maar ook dat van Rico's ouders en dat van zijn tante Judith en oom Frederik. Frederik kan zijn maatschappelijk falen niet aan en rijdt zich te pletter. Maar in de eerste plaats zijn de jongeren slachtoffer en ook de liefde van Rico en Marion houdt geen stand. Jules verlaat zijn vrouw en verdwijnt spoorloos met zijn dochter. Rico's kernachtige conclusie kan de lezer (her)lezen in het eerste hoofdstuk: ‘Vijftien jaar is een niemandsland.’ Het ‘nergens’ komt als overwinnaar uit de strijd die het leven is. Niet voor niets vergelijkt de auteur, bij monde van het personage Reinders, het leven met de Grote Oorlog: ‘De enige weg is de weg vooruit, naar de loopgraven aan de overzijde. [...] Onderweg halt houden is dan waarschijnlijk verleidelijk. Schuilen achter brokstukken waarover je struikelde en gewoon nergens zijn.’ Maar dat kan niet, want er zijn steeds de anderen en de liefde.
Met dit inzicht is Rico opgenomen in de wereld van de volwassenen. De lezer volgt de hele ontwikkeling van de wat naïeve jongen tot een volwassene die, geconfronteerd met het verlies van dierbaren, besluit dat de mens er steeds alleen voor staat. De manier waarop het boek is ingedeeld in hoofdstukken weerspiegelt de volwassenwording van Rico. Ze krijgen als titel telkens een kleur mee. Die kleuren staan voor een gordel uit de oosterse verdedigingssport jioe-jitsoe, Rico's favoriete sport. De jioe-jitsoeka begint met een witte gordel en kan ten slotte door ervaring een zwarte gordel verdienen. De ervaringen waarover het in Vanuit nergens met liefde gaat, hebben vaak te maken met definitief verlies: Frederik pleegt zelfmoord, Marion verdwijnt en oma is gestorven.
Vanuit nergens met liefde is doordacht geconstrueerd zonder daarom voorspelbaar of vervelend te worden. De lezer verwerft gemakkelijk zijn zwarte gordel: het boek is vlot geschreven en een geloofwaardige psychologische karakterontleding draagt bij tot een interessante lectuur. Vissers roept onnadrukkelijk een aantal maatschappelijke problemen op (drugs, sociale druk, familiedrama's). Hij benoemt ze echter niet en vermijdt daarmee eender welke modieuze of sloganeske populaire literatuur te produceren en geeft zichzelf de kans om genuanceerd de diverse gevoelige onderwerpen te benaderen. En dat in een sobere poëtische stijl. Met een minimum aan woorden weet hij een maximum aan betekenissen op te roepen. Behalve dan die van het ‘nergens’. En dat is jammer, want dat laat toe om het boek louter als een dramatische liefdesgeschiedenis te lezen. Maar dat is muggenzifterij bij een sterke roman.
[Jan Stuyck]
Karl Vissers: Vanuit nergens met liefde
Manteau, 2000, 238 p., 675 F
ISBN 90-223-1547-9
liefde