Het huis der herinneringen
Wat betekent het wanneer je broer zelfmoord heeft gepleegd en ook je zus gestorven is? Hoe ga je daar mee om? Rond dit thema van rouw en verlies heeft Helena McEwen (geb. 1961) haar debuutroman Het grote huis opgebouwd. Zij gebruikt daarvoor geen grote dramatische gebeurtenissen en gevoelens, maar laat haar hoofdpersonage Elizabeth onderduiken in de herinneringen aan haar kindertijd. Het resultaat is een fijnzinnige roman over betoverende én bittere jeugdherinneringen.
Aan het begin van de roman keert de verteller, Elizabeth, als volwassene terug naar het huis in Schotland waar zij haar jeugd doorbracht. De meubels worden ingepakt voor de veiling. De stoelen staan in rijen klaar om naar beneden te worden gebracht. Het huis wordt binnenkort verkocht. Elizabeth heeft op korte tijd haar oudere broer en zus verloren; James heeft zelfmoord gepleegd en wanneer Kitty tijdens het zwemmen verdrinkt, is dat meer dan Elizabeth kan verdragen. Zij kan niet denken aan Kitty's bange strijd op leven en dood of aan de pijn die James ertoe dreef de trekker over te halen. Zij voelt zich in de steek gelaten.
Met haar onverwerkte gevoelens dwaalt Elizabeth door het grote familiehuis van haar jeugd en door de herinneringen aan haar kindertijd. Het huis wordt opnieuw die wonderlijke plek vol geheimzinnige hoekjes en mysterieuze, voor kinderen verboden maar o zo aantrekkelijke plekken, waar zij als kind met James en Kitty zoveel zalige uren heeft doorgebracht. Een verhaallijn is er nauwelijks in Het grote huis. We bekijken met Elizabeth de wereld uit haar kindertijd door de ogen van een zesjarig meisje. Haar herinneringen zijn fragmentarisch en huppelen alle kanten uit, precies zoals het een zesjarige past. Overheersend aan het wereldje van Elizabeth, James en Kitty is het fantasievolle, het betoverende. De kinderen spelen soldaatje, gaan op ontdekkingstocht in de natuur en in het mysterieuze labyrint die het grote huis voor hen vormt. Zij spelen bij het water en in het ruigste deel van het bos, waar bijna nooit iemand komt, dromen zij zich ‘de wereld van zingende kabouters’. Hun omgang met de vele bedienden van het huishouden roept een sfeer van geborgenheid op.
Maar onder deze oppervlakte van geluk is er meer. Onder het ogenschijnlijk idyllisch beeld van Elizabeth is een bedreigende ondertoon onmiskenbaar aanwezig. Hier en daar, haast terloops, krijgt de lezer minder gunstige signalen doorgestuurd. De moederfiguur maakt een afstandelijke, haast koude en kille indruk. Elizabeths verwachtingen zijn groot wanneer zij voor haar mama een cadeautje onder de kerstboom legt. Zij kijkt naar haar mama, hoe ze haar cadeautje uitpakt: ‘Ik zie hoe ze het roze zijdepapier eraf haalt, [...] en nog steeds knipperend zie ik dat ze mijn boek heeft gevonden, ingenaaid langs de rug [...] Ik kijk toe terwijl ze het opzij legt zonder het te lezen of in te kijken of zelfs maar om te draaien, ze keert zich om en pakt het volgende cadeautje’. De passage spreekt boekdelen. Voor Elizabeths moeder zijn enkel het huis en het ontvangen van gasten in het mooie decor van tel. Haar kinderen ziet zij enkel als deel van dat decor. Die hunker naar affectie richt zich ook op haar papa, die echter aan alcohol verslaafd is. Toch vinden de kinderen bij de vader méér nestwarmte dan bij de moeder, al is het maar omdat ze af en toe zijn hand mogen vasthouden. Ook financieel zijn er grote moeilijkheden: er zijn schulden en onontkoombare successierechten. Het is een van de redenen overigens waarom de vader wegvlucht in de roes van de alcohol. De kinderen worden grotendeels toevertrouwd aan de zorgen van elkaar opvolgende gouvernantes. Ook dat zorgt voor de nodige trauma's. Als de kleine Elizabeth op een nacht de weg naar het toilet niet kan vinden en ten einde raad in de cowboyhoed van haar broertje plast, wordt ze door het kindermeisje ongenadig hard aangepakt. Ze wordt ruw een emmer en een dweil in de handen gestopt en moet de boel zelf schoonmaken.
In Het grote huis wordt alles bekeken door de ogen van de kleine Elizabeth. Maar ook James en Kitty delen dezelfde pijn en hetzelfde gemis. Aan het einde van het boek vertrekt eerst James naar de kostschool. Elizabeth is nog geen zeven en kan het afscheid en de scheiding niet bevatten. Het is een gebeurtenis die de definitieve scheiding van haar broer door zijn zelfmoord voorafschaduwt. Wanneer wat later ook Kitty naar het internaat vertrekt, blijft Elizabeth achter in het reusachtige huis dat ‘galmt van hun afwezigheid.’ Aan het einde van het boek zit Elizabeth in het schemerlicht van de oude kinderkamer. Haar herinneringen hebben haar misschien een glimp laten zien van de verborgen angsten die het leven van haar broer in een fatale richting gestuwd hebben.
Opvallend aan Het grote huis is het gemak waarmee Helena McEwen buitengewoon trefzeker en indringend de magie en de angsten van Elizabeths kindertijd weet op te roepen. Het verhaal baadt in een sfeer van duistere nostalgie, verzacht door een lichte toets kinderhumor. De taal is subtiel, dromerig en toch helder. McEwen wisselt momenten van grote schoonheid af met angst en droefheid. Vooral de onderlinge relaties tussen de personages en hun emoties worden door de auteur haarscherp accuraat verwoord. Helena McEwen slaagt erin door de ogen van een kind te kijken en doorheen het kinderverdriet de afgrond van de wanhoop te laten aanvoelen. Het tilt haar debuut ver boven de middelmaat uit.
[Geert Swaenepoel]
Helena McEwen: Het grote huis De Bezige Bij, 2000, 169 p., 599 F ISBN 90-234-3899-X. Vert. van: The big house door Gerrit de Blaauw
kinderwereld (vertelperspectief)