[Nummer 3]
Zuid-Afrikaanse literatuur
Van apartheids- tot regenboogtaal
Toen Jan van Riebeeck in 1652 voor de Oost-Indische Compagnie aan de Kaap de Goede Hoop een verversingspost opzette, bouwde hij tegelijkertijd op het Afrikaanse vasteland een bruggenhoofd voor het Nederlands. Toch begon bijna gelijktijdig een ontwikkelingsproces dat zou leiden tot het ontstaan van het Afrikaans.
Het Afrikaans heeft zich geleidelijk uit het Nederlands ontwikkeld om reeds in de loop van de 18de eeuw zijn karakteristieke vorm te krijgen. Het bleef echter bijna uitsluitend een gesproken taal, totdat het door de inspanningen van de taalstrijders van de Eerste en van de Tweede Taalbeweging in het laatste kwart van de 19de en het eerste van de 20ste eeuw erin slaagde het juk van het Nederlands af te werpen.
De oprichting van het Genootschap van Regte Afrikaanders in 1875 betekent een eerste doelbewuste poging om het gebruik van het Afrikaans als geschreven taal te propageren. Volgens het Genootschap kan immers slechts in het Afrikaans uitdrukking gegeven worden aan het op Afrikaanse bodem ontstane besef van eigenheid en samenhorigheid. Het Afrikaans is immers de taal van alle ‘Afrikaanders met Afrikaanse harte’, zoals in het manifest van de Eerste Taalbeweging wordt gesteld. In het werk van de voormannen van deze beweging staat de cultuurstrijd voorop. Propaganda en didactiek primeren. Hun inspanningen blijven niet zonder gevolg. Met de aanvaarding in 1925 van het Afrikaans, naast het Engels, als een officiële landstaal van Zuid-Afrika, is de strijd om erkenning definitief beslecht.
Het Afrikaans heeft als cultuurtaal een erg kort verleden. Maar in die beperkte tijd heeft het, mede als gevolg van sociale ontwikkelingen en van het feit dat de Afrikaner erin slaagde een dominante politieke positie in Zuid-Afrika te verwerven, een rijk cultureel erfgoed opgebouwd. Terwijl er in het begin van de eeuw nog heel wat stemmen opklinken die de culturele draagkracht van het Afrikaans in twijfel trekken, staan nu de verworvenheden van deze jonge taal buiten kijf.
Het Afrikaans is de moedertaal van 5 à 6 miljoen Zuid-Afrikanen, blanken en zwarten, en de tweede taal van meer dan 13 miljoen andere Zuid-Afrikanen. Het heeft zich ontwikkeld tot een volwaardig communicatie-instrument op alle domeinen van het maatschappelijke leven. De kombuis- en boerentaal van weleer is nu ook de taal van de kansel, de aula, het laboratorium, het sportstadium, het klaslokaal, de stad, het parlement, de rechtbank, het bankgebouw, het industrieterrein en zelfs van de township. Kranten en tijdschriften, radio en tv gebruiken het Afrikaans als medium en ook op het internet geeft een website als ‘Die Knoop’ (www.dieknoop.co.za) blijk van de dynamische veelzijdigheid en ongebreidelde levenskracht van de hedendaagse Afrikaanse cultuur en samenleving.
Een cultuurtaal maakt zich vooral waar door haar literaire verwezenlijkingen: ‘maar ons hele strewe om deur ons taal voort te bestaan, kan geregverdig word alleen deur die rykdom van onvervangbare waardes wat ons in dié taal voortbring’ is de mening van N.P. van Wyk Louw. Juist op dit vlak scheert het Afrikaans hoge toppen. Na een aarzelende start heeft de Afrikaanse literatuur een merkwaardige groei gekend en zowel op het gebied van de poëzie als van het proza een benijdenswaardig niveau bereikt. Verheugend is bovendien dat de jongste jaren de stem van de zwarte schrijver krachtiger begint door te klinken.
De ontplooiing van het Afrikaans werd geschraagd door een uitgebreid netwerk van cultuurorganisaties. Naast een overkoepelend lichaam als de FAK (Federasie van Afrikaanse Kultuurorganisasies) liet ook de ATKV (Afrikaanse Taal- en Kultuurvereniging) zich niet onbetuigd. Op het domein van de taalpolitiek speelde vooral de Suid-Afrikaanse Akademie vir Taal, Lettere en Kuns (nu de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns) een sleutelrol. Eerst ijverde de Akademie voor de standaardisering en uitbouw van het Afrikaans, daarna voor de promotie en verdere ondersteuning ervan. Het gevolg was dat binnen een relatief kort tijdsbestek een stevig taalkundig kader voor het Afrikaans tot stand kwam. Doordat het Afrikaans ook de taal van de Nasionale Partyregeringen en van het staatsapparaat was, verwierf het vanzelfsprekend een bevoorrechte positie in de Zuid-Afrikaanse maatschappij.
De machtsgreep van de Afrikaner beperkte zich overigens niet tot de politieke arena, hij eigende zich ook het Afrikaans als zijn exclusieve bezit toe. De rol en het aandeel van de anderskleurige Afrikaanssprekende in de uitbouw ervan werd bijna volledig geïgnoreerd. Als tweederangsburger werd hem zijn rechtmatige plaats binnen de Afrikaanse taalgemeenschap decennialang ontzegd. Deze exclusiviteitsaanspraken hebben er onvermijdelijk toe geleid dat de gecanoniseerde cultuurproducten hoofdzakelijk van blanke makelij zijn en dat de standaardtaal op blanke, Europees-geïnspireerde leest is geschoeid. Met de overgang naar een democratisch bestel en de verkiezing van een zwarte meerderheidsregering is in deze situatie grondig verandering gekomen. Samen met het teloorgaan van de machtspositie van de Afrikaner heeft het Afrikaans ook aanzienlijk aan belang en daardoor aan prestige in de Zuid-Afrikaanse samenleving ingeboet. De grondwet van het nieuwe Zuid-Afrika ruimt plaats voor 11 officiële talen. Op radio en tv is het aandeel van het Afrikaans teruggeschroefd, terwijl ook het gebruik ervan in het openbare leven drastisch is afgenomen.
De gewijzigde politieke verhoudingen na de eerste democratische verkiezingen in april 1994 hebben voor de Afrikaanse cultuur ongetwijfeld verregaande implicaties. Er zijn dan ook een aantal doemdenkers die een verdere aftakeling van de positie van het Afrikaans voorspellen. Dat dit allicht een overdreven vrees is, bewijst een Afrikaanse literatuur die, bevrijd van het juk van de apartheid, een sterke dyna-