[Nummer 1]
Nederlands proza
Woordentapijt met vele losse draden
Koos van Zomerens vorige roman, Sneeuw van Hem (Li 1998, p. 179), was het verhaal van een depressie van een schrijver en zijn writer's block. Een deur in oktober is een verhaal van een auteur die helemaal niet om stof verlegen zit en zeer precies weet wat hij de lezer wil vertellen. En wat meer is, de slotregel van de roman luidt: ‘Hij had het gevoel dat zijn verhaal nog moest beginnen.’
Van Zomeren is zo overtuigd van zijn vertelkunst dat hij je op de eerste bladzijde het verloop van het verhaal uiteenzet: de kaarten liggen open en bloot op de tafel, het spel moet alleen nog gespeeld worden en wel zo boeiend dat de lezer niet afhaakt. Het hoofdpersonage, W.B. Walter, is een galeriehouder in Den Haag, zeer ironisch ‘een enigszins verstedelijkt dorp in het westen des lands’ genoemd. Hij heeft een zwager die romans schrijft. En wat blijkt? Walter ontmoet in zijn galerie een vrouw, die er net hetzelfde uitziet als een vrouw in de roman en in het verhaal van zijn zwager met de titel ‘Wil je meerijden?’ Die vrouw heet Louise Smit en presenteert een veel en graag bekeken tv-programma. Louise is de muze van zijn schrijvende zwager en zij is ook de vrouw met wie Walter een in de toekomst geprojecteerde overspelige relatie beleeft. Van Zomeren zorgt op die manier dus voor een schitterend repeteer- of Droste-effect: Louise is een figuur van de televisie die als personage in een roman en een verhaal fungeert. Die roman en dat verhaal worden op hun beurt geciteerd in Een deur in oktober, waarin het personage Louise de galerie van Walter binnenstapt. Ze toont er heel veel belangstelling voor een schilderij, ‘Landschap met boom’, van Eddy Paas, een van de drie coryfeeën van de galeriehouder. In Nederland is indertijd veel commotie ontstaan door de bomaanslag op de auto van Rob Scholte, een van de iconen in de kunstscène. De bom onder zijn auto heeft van Scholte een rolstoelpatiënt gemaakt, het kluwen van complottheorieën en hypotheses over de mogelijke dader(s) is nog altijd niet ontward.
Het lot dat de bijzondere landschapsschilder Eddy Paas in Een deur in oktober beschoren wordt, doet daar soms aan denken. In de kelder onder de galerie, waar een rijke collectie van de Haagse School bewaard wordt, slaat W.B. Walter een wijnfles stuk op het hoofd van de recalcitrante schilder, die een royaal voorschot op de verkoop van zijn doeken was komen vragen. Als je niet uit het oog verliest dat Een deur in oktober wezenlijk een roman is over de vele mogelijkheden waarover een schrijver souverein beschikt om zijn verhaal te ontwikkelen, dan neem je gewoon nota van de toevalligheden die de auteur construeert en begin je niet te zeuren over alternatieve oplossingen van het probleem of betere versies van de afloop. Maar het motief waarom deze galeriehouder een van zijn zelf gekozen exposanten zou vermoorden is wel erg troebel en hetzelfde kan worden gezegd over de functie van de aanschaf door Walter van een houtskooltekening van Leon Spilliaert. Die heeft de titel aan de roman gegeven en komt ook geregeld ter sprake om het fictionele karakter van het verhaal nog eens extra te beklemtonen: de waarneming door de personages van de deur op de tekening van Spilliaert lijkt immers zeer variabel. De wind van hun verbeelding geeft ze zeer uiteenlopende graden van openheid!
Koos van Zomeren spuit in zijn roman met een zichtbaar genoegen kritiek op de hypes, de roddels, de corruptie, de glitter en het trendy taalgebruik in het wereldje van de kunsthandel. Een ander punt van kritiek is de verloedering van het Nederlandse landschap, dat volgens de zwager van W.B. Walter zelfs de eigenlijke kern vormt van zijn verhaal ‘Wil je meerijden?’ Daarin wordt een personage opgevoerd met een originele job: hij runt een modellenbureau voor landschappen. Makers van soaps, dramaseries en commercials kunnen bij hem te rade gaan voor het vinden van een passend landschap bij hun product. Deze leverancier van landschappen vergelijkt het Nederlandse landschap plastisch en cynisch met een uitgewoond huis: ‘Het dak is er verzakt, de ramen aan diggelen, kozijnen verrot, deuren uit de hengsels gelicht.’ Van Zomeren, die in de jaren '90 ook furore gemaakt heeft als schrijver van columns over de natuur in ‘NRC Handelsblad’, lijkt via dit personage af te rekenen met een mentaliteit van lezers die stukjes over de natuur fraai vinden als ze haar verder maar ongestoord voor eigen doeleinden mogen misbruiken. Van Zomeren ironiseert de oppervlakkige social talk van verkopers, of het nu om kunst of landschappen gaat. Hij laat zijn personages lustig doordrammen. Het is aandoenlijk de vergelijkingen te noteren die Walter gebruikt om zijn gedachten of gevoelens te verduidelijken. Zo vergelijkt hij kunst met topsport, met dit verschil: ‘atleten lopen tegen elkaar, een kunstenaar loopt tegen zichzelf.’ One-liners over de geliefde vrouw (‘Je houdt niet van haar omdat ze bijzonder is, ze is bijzonder omdat je van haar houdt’) wisselen af met constateringen dat neuken net zoals autorijden in de file is (‘Iedereen kon het en niemand schoot er veel mee op’) of met een citaat van Luuk Gruwez: ‘Ik ben nog nooit zo oud geweest als vandaag. Gisteren, bijvoorbeeld, was ik een dag
jonger.’ Op dat geouwehoer in de mond van zijn personages, hoezeer ook als persiflage bedoeld, geraak je toch vlug uitgekeken. Een deur in oktober is bovendien een woordentapijt met vele losse draden: de gewoonte van Walter om naar dubbeltjes te speuren, de metafictionele bespiegelingen van zijn romans schrijvende zwager, de Turkse mannen die Eddy Paas om ik weet niet welke reden op de hielen zitten... Van Zomeren heeft blijkbaar geen behoefte om al die draden te verknopen.
[Joris Gerits]
Koos van Zomeren: Een deur in oktober
De Arbeiderspers, 1999, 237 p., 799 F
ISBN 90-295-5843-1