Zuid-Nederlands, Belgisch Nederlands, Verkavelingsvlaams
Van Dale wil in deze nieuwe editie alleen maar beschrijven en de gebruiker niet meer voorschrijven welke woorden hij wel of niet mag gebruiken. De vermanende vinger van de Neerlandicus t.o.v. taal die afwijkt van degene die in de toonaangevende taalgemeenschap wordt gesproken, is met het verwijderen van labels als ‘germanisme’ of ‘gallicisme’ ook verdwenen. Waar je voorheen wist dat je fout zat tegenover het algemeen Nederlands als je de genoemde barbarismen gebruikte, mag je nu zelf beslissen of je fout bent of niet. Dirk Geeraerts, hoofdredacteur van de Elektronische Grote Van Dale vindt dat dat ‘afhangt van de normatieve houding die je zelf wilt aannemen’.
Je leest het wel eens in Vlaamse schrijfsels, zoiets als: ‘hij had goesting om hem eens goed zijn frak uit te kloppen’. Dr. C. Kruyskamp, hoofdredacteur van de Van Dale tot de 10de editie (1976) was daar zeer duidelijk over: ‘frak’ en ‘goesting’ zijn Zuidnederlandse woorden, opgenomen in Van Dale ‘In de eerste plaats [...] om de Noordnederlandse gebruikers van Van Dale van nut te zijn [...] In de tweede plaats [...] ten gerieve van de Zuidnederlanders zelf, die in deze aanduiding de waarschuwing vinden dat het daarmee gekenmerkte woord of woordgebruik niet algemeen Nederlands is’. ‘Frak’ is in de nieuwe Van Dale ‘gewestelijk’, ‘goesting’ is ‘Belgisch Nederlands, spreektaal’. C. Kruyskamp hanteerde een nogal onbehouwen taalpolitiek: het Nederlands uit België (Zuidnederlands) is fout. De huidige redactie doet er alles aan om dat soort bedilzucht weg te werken. Ze doet dat bv. door het classificatiesyssteem aan te scherpen, want Belgisch Standaardnederlands bestaat wel degelijk.
De redactie heeft vastgesteld dat de beschrijving van het Nederlands in België aandacht vraagt voor de verschillende taallagen. Je hebt enerzijds de woorden met een ondubbelzinnig standaardtalig karakter (de kwaliteitskranten waren daarvoor een belangrijke bron) die in Nederland mogelijk wel begrepen (hoewel) maar niet gebruikt worden: watergladheid, blokrijden, fruitsap, wafelijzerpolitiek, onthaalmoeder... Wordt bij het samenstellen van het corpus vastgesteld dat de relatieve frequentie van zo'n woord groter is dan de Nederlandse variant, dan wordt ervan uitgegaan dat het tot het verzorgde Standaardnederlands in België behoort. En dat wordt simpelweg als een nationale variant van het Nederlands beschouwd, zoals je bv. ook Brits en Amerikaans Engels hebt.
De sterke positie van de dialecten zorgt er in Vlaanderen echter voor dat de afstand tussen Standaardnederlands (Belgisch of niet) en het actieve taalgebruik opvallend groot is. De doorsnee Vlaming bedient zich - zeker in informele situaties, maar ook daarbuiten - veelvuldig van wat Geert van Istendael ‘Verkavelingsvlaams’ noemde (waarmee hij overigens deze 13de editie haalde), dat wijd verspreide tussentaaltje dat gesproken wordt om de plaatselijke dialecten te overstijgen. Het is een taalvorm die Nederland niet kent. Van Dale heeft dat, zoals zijn opdracht het wil, onbevooroordeeld geregistreerd. Op basis van het label ‘Belgisch Nederlands, spreektaal’ kan je als gebruiker dus uitmaken dat woorden als ‘kieken’, ‘goesting’, ‘pateeke’ in een bepaald taalregister thuishoren, zonder dat er een normatieve uitspraak wordt over gedaan. Maar het punt is hier dat, hoewel de afstand tussen standaardtaal en effectief taalgebruik groot is, de Vlaming zich in zijn taalattitude bijzonder normgevoelig toont. We hebben jaren aan een stuk, terwijl we enerzijds lustig ons eigen taaltje brouwden, in kranten en op televisie taaltuiniers van allerlei slag bezigheid verschaft, omdat we toch ook graag willen weten hoe het nu eigenlijk hoort. De taaltuinen hebben nu dan wel hun beste tijd gehad, maar nog steeds wordt vanuit een grotere (historisch gegroeide) taalonzekerheid naar Nederland gekeken. Omgekeerd is dat niet het geval. Maar dat zijn allemaal bedenkingen waar de lexicograaf niet over gaat. Hij registreert. Feit is natuurlijk, dat de Van Dale, tegen de bedoelingen van de lexicografen in, algemeen als de norm wordt beschouwd. Voor scrabbelaars - en niet alleen voor hen - bestaat een woord pas als het in Van Dale staat. Door een woord op te nemen,