luistert, merk je dat dit woord nagenoeg alle grammaticale functies kan hebben die er in een natuurlijke taal bestaan. Dit woord is ook een belangrijk onderdeel in alle romans van Doyle. Zijn drie bekendste romans, die allemaal verfilmd ájn en die verzameld werden in de Barrytown trilogie (Bibnet), beschrijft niet alleen een arbeidersfamilie uit een voorstad van Dublin, de romans spreken ook hun taal. Dit is ook nog het geval in de twee romans die op de trilogie volgden (Paddy Clarke ha ha ha (1995) en in De vrouw die tegen de deur aan liep - Li 1996, p. 447) maar de hele atmosfeer is veranderd. In de eerste roman, waarvoor hij in 1993 terecht een Booker Prize kreeg, maakt hij de overgang. Als je begint te lezen denk je dat je in een sixties aflevering van de Rabbites bent terechtgekomen: dezelfde wilde humor, hetzelfde gevoel voor avontuur, maar nu in een nog jongere versie. Stilaan verandert de atmosfeer en begint er een ander verhaal te verschijnen dat de lezer zelf moet samenstellen uit de stiltes in het verhaal dat Paddy Clarke vertelt. De vrouw die tegen de deur aan liep gaat nog een stapje verder: hoewel er ook hier lichtere momenten zijn, kan een boek over vrouwenmishandeling nooit echt een vrolijk boek zijn.
Roddy Doyle heeft nu een nieuwe roman die nog een stapje verdergaat, zowel in de ruimte als in de tijd. Voor het eerst gaat Doyle de binnenstad van Dubhn in, en voor het eerst schrijft hij een historische roman. Niet toevallig gaat hij daarvoor naar het begin van deze eeuw. Dit is het eerste deel van een cyclus die ‘The Last Roundup’ gaat heten, wat in de Ierse context allerlei leuke connotaties heeft. De ster van Henry Smart vertelt het verhaal van de titelfiguur, van zijn geboorte in een arm gezin in een Dublinse achterbuurt tot het ogenblik dat hij, 20 jaar later, besluit om Dublin en Ierland te verlaten. Daar tussenin krijg je een overzicht van de belangrijkste en meest dramatische gebeurtenissen van de Ierse geschiedenis: de Paasopstand, zowat de oorsprongsmythe, en de daaropvolgende meedogenloze strijd tussen de Ierse revolutionairen en de Britse troepen. Dit verhaal is al vele keren verteld, zowel door historici als door romanschrijvers, maar Doyle zou Doyle niet zijn als hij er niet zijn eigen verhaal van had gemaakt. Henry Smart, die niet voor niks een volledig Engelse naam heeft, is de zoon van een eenbenige buitenwipper van een bordeel en een moeder die in een rozenkransfabriek werkt. Hun huwelijk en familieleven is ondertussen al meer dan een keer beschreven: Doyle maakt niet alleen gebruik van de nationahstische mythen, hij doet hetzelfde met de mythe van het dappere en eerlijke proletariaat zoals dat bv. in Trumpet City van James Plunkett wordt beschreven.
Van zijn eerdere romans neemt Doyle de aandacht over voor het leven in een familie en in een wijk. Henry Smart en zijn familie zijn schooiers en bandieten, maar ze zijn loyaal tegenover hun familie en tegenover andere sukkelaars. Ook de oneerbiedige houding tegenover de Ierse basismythen is niet nieuw. Ook in de eerdere romans ging Doyle niet echt voorzichtig om met wat men in Ierland als heilig beschouwt. Wel nieuw is een epische en magisch-realistische dimensie die in de andere romans ontbreekt. Hij heeft daarbij heel wat opgestoken van Salman Rushdie, die het op zijn beurt van Günter Grass leerde.
De geboorte van Henry Smart is een hele gebeurtenis en hij wordt op de wereld verwelkomd als een jonge God. Zijn grootmoeder leest alles wat los of vast zit (met een heel vooruitziende voorkeur voor werk door vrouwen), zijn vader kan iedereen aan met zijn houten been, heeft een bijzondere relatie met water en kan overal in Dublin verdwijnen in het systeem van riolen en overdekte riolen. Henry groeit op als een proletarische Hercules, verliest zijn jonge broertje, beledigt de Engelse koning en gaat lang genoeg naar school om verliefd te worden op zijn schooljuf. Een paar jaar later zien we hem terug als een van de deelnemers aan de Paasopstand. Henry behoort tot de socialistische vleugel van de bevrijdingsbeweging en hij heeft heel weinig sympathie voor de bekrompen kwezels van de nationalistische revolutionairen. Maar zijn aandacht wordt al vlug afgeleid als hij zijn juf tegen het lijf loopt en het duurt niet lang of hij ligt met haar in de kelder van het postgebouw te vrijen. Deze ervaring is zo overweldigend dat hij niet alleen nog dagen later postzegels aan zijn achterwerk heeft plakken, maar de passie is blijkbaar zo groot dat de tepels van zijn juf putjes nalaten in zijn voorhoofd.
Als een van de weinigen ontsnapt Henry dankzij zijn kennis van de Dublinse riolen aan de Britten, en als held (er worden liedjes over hem gezongen) komt hij terecht bij het prille IRA die het schrikbewind van het Britse leger eerst uitlokt en dan beantwoordt met een even groot aantal martelingen en moorden. Als de beweging steeds rechtser en zelfs antisemitisch wordt en steeds meer geleid wordt door enge mannen uit het Westen, geeft Henry er de brui aan en gaat hij op zoek naar de opdrachtgever van zijn vader, een geheimzinnige figuur die nu naast de onderwereld van Dublin ook de IRA in zijn zak heeft zitten. Als hij zijn man gevonden heeft, blijft er niets anders over dan Dublin te verlaten (naar Amerika, uiteindelijk) maar dat verhaal krijgen we waarschijnlijk in het tweede deel van de cyclus.
Voor het eerst in zijn carrière heeft Roddy Doyle huiswerk moeten doen (hoewel er ook in Paddy Clarke ha ha ha iets te veel details uit de jaren '60 zaten om enkel uit een goed geheugen te komen): op het einde van dit boek staat er een volledige bladzijde met bronnen (met niet alleen historische monografieën zoals een ‘studie in stedelijke geografie’ maar ook verhalen en romans als Dubliners en Ulysses van James Joyce). Met De ster Henry Smart plaatst hij zich dus zelfbewust in een heel erg grote traditie.
[Geert Lernout]
Roddy Doyle: De ster Henry Smart
Nijgh & Van Ditmar, 1999, 357 p., 799 F, ISBN 90-388-1394-5
Vert. van: A star called Henry door Aad van der Mijn
historische roman / sociale roman / ierland; 1900-1918