Een zwemmende monnik
In De as van mijn moeder (Bert Bakker, 1996) vertelde de Ierse Amerikaan Frank McCourt het verhaal van zijn jeugd. Geboren in New York, gaat hij als jongen met zijn straatarme ouders terug naar Limerick in Ierland. Zijn vader is een bekrompen nationalistische dronkelap, Ierland een bekrompen nationalistisch land, dat daarenboven ook nog eens ongelooflijk nat is. Het verhaal van deze McCourt eindigt wanneer hij als jongeman opnieuw in New York aankomt. Het verhaal van zijn broer Malachy McCourt, Een zwemmende monnik, begint bij aankomst in het Beloofde Land
Waar de oudere McCourt zijn reis bekostigde door een tijd in Dublin te gaan werken, krijgt Malachy zijn bootticket van zijn broer. Dit belangrijke verschil zet de toon voor de rest van het boek en voor een belangrijk deel ook voor de rest van het leven van beide broers, tot en met deze twee boeken. Zelfs de foto's op de kaft vertellen een eigen verhaal: op het boek van Frank kijkt een jongen van een jaar of vier met een pet achteraan op zijn bolletje de fotograaf glimlachend in de ogen. Alleen zijn vuile en blote voeten verraden zijn armoede. Op het boek van Malachy staat een jongen van elf of twaalf die net een trekje doet aan zijn sigarettenpeuk. Ook hij is sjofel gekleed en ook hij kijkt de fotograaf recht in de ogen, maar hij doet dit met zo'n blik van ‘heb ik soms iets van jou aan?’
In een paar korte schetsen krijg je een beeld van de jeugd van Malachy dat nauwelijks afwijkt van dat in De as van mijn moeder, maar het grootste deel van het verhaal volgt onze held vanaf zijn aankomst in New York in 1952 tot een paar jaar later als hij na een flink aantal buitenlandse avonturen totaal berooid terug in Amerika belandt. Malachy is nauwelijks op de boot of het gaat al mis. Hij is maar tot zijn 13de op school geweest en heeft zelfs zijn diploma lagere school nooit gehaald. Dus begint hij te liegen dat hij dokter gaat worden, chirurg, piloot, ingenieur, officier. Gelukkig moet hij bijna onmiddellijk zijn dienstplicht vervullen. Hij wordt natuurlijk geen officier, en als hij op zijn 23 afzwaait, weet hij nog steeds niet wat hij met de rest van zijn leven moet aanvangen. Hij begint als dokwerker in de haven van New York, waar de Ieren met de Italianen de dienst uitmaken, maar speelt in zijn vrije tijd rugby in een ploeg die vooral bestaat uit immigranten uit Engeland, Nieuw-Zeeland en Australië, en uit Amerikanen die eigenlijk liever Engelsman willen zijn. Het is deze ploeg die hem in contact brengt met de meer begoede middenklasse. Op die manier speelt hij niet alleen tegen Ted Kennedy, hij praat op een receptie zelfs uitgebreid met Elisabeth II en haar gemaal. Ondertussen heeft hij ook de genoegens van het alcoholische welbehagen leren kennen en hij wordt zo'n graaggeziene gast in de Ierse kroegen van de stad, dat hij op de duur gevraagd wordt als zakenpartner van zo'n bar. Na een vertoning van een paar eenakters van de Ierse schrijver John Synge slaagt hij erin de producent te overtuigen om hem bij de Irish Players als acteur in dienst te nemen.
Omdat hij vooral onder de invloed van geestrijke dranken heel goed is in het cassante geroddel en gebabbel waar Ierse pubs wereldberoemd voor zijn, is hij een tijd niet alleen acteur, maar plaatselijke televisiepersoonlijkheid. Hij gaat (of zwalpt) van de ene receptie naar de andere fuif en leert steeds meer beroemde filmsterren en drinkebroers kennen: Richard Harris, Peter Falk, Robert Mitchum, Jackie Gleason, Barbara Steisand, Grace Kelly en het hele corps diplomatique van de Ierse republiek. Maar de drank heeft ook andere gevolgen. Net als Brendan Behan en Dylan Thomas wordt hij de Keltische beroepsdronkelap, die alleen maar zijn eigen zinnetje wil doen en die altijd klaarstaat een robbertje te vechten met iemand die het daar niet mee eens is. Zo is er het incident in een sjieke bar als men hem geen drank wil geven voor hij zijn overjas bij de vestiaire heeft afgegeven. Hij loopt op hoge poten weg, gaat in de auto zitten mokken en vindt dan een manier om wraak te nemen. Naakt onder zijn overjas gaat hij opnieuw naar binnen en laat zijn overjas in de armen van de juffrouw van de garderobe glijden. Als hij na een korte strijd op straat wordt gezet, beseft hij dat zijn autosleutels natuurlijk nog in de zakken van de overjas zitten. Nuchtere mensen weten dit vooraf en komen niet in dergelijke situaties terecht. Maar zij hebben later natuurlijk minder anekdotes te vertellen.
Malachy heeft op een onbewaakt ogenblik een echtgenote verworven die van hem op heel korte termijn meteen ook een vader maakt, maar voor al die complicaties heeft hij