invullen die de biograaf - soms enkel door de ordening van zijn gegevens - suggereert. Geld, eerzucht, gefnuikte ambitie, wraak en het voortdurend de eerste en enige willen zijn, lijken een groot deel van Hermans' doen en laten te bepalen. In andere gevallen blijft het gissen naar zijn ware motieven: zijn haat-liefdeverhouding tegenover Eddy du Perron bv. of zijn afkeer van de nochtans in vele opzichten met hem verwante Menno ter Braak. Enkele critici rekenen Van Straten het gebrek aan uitdieping van Hermans' verborgen dromen en verlangens zwaar aan. De zeldzame keren dat hij met een Freudiaanse verklaring op de proppen komt, gebeurt dat haast verontschuldigend en ironisch. Wie belangstelt in Hermans' drijfveren kan echter al heel wat vinden in de talrijke openhartige en diepgaande interviews die hij heeft weggeven, en die gebundeld zijn in Scheppend nihilisme (1979). Van de Grote Drie is Hermans ook degene wiens werk het sterkst autobiografisch getint is en het volledigst uiting geeft aan zijn persoonlijke gedachte- en gevoelswereld.
Wat nu precies de band is tussen leven en werk bij Hermans, bespreekt de biograaf slechts zijdelings. Hij geeft verschillende concrete voorbeelden van de ‘Sitz im Leben’: de schrijver tovert mensen uit zijn omgeving om tot personages, voor De donkere kamer van Damokles verwerkt hij eigen ervaringen met de verzetsgroep C6 en steunt hij op verslagen van de Parlementaire Enquête-commissie. Dat was al uit andere studies bekend. Anderzijds wordt elk boek, soms zelfs uitgebreid, naverteld - uittreksels voor ‘jonge, nog schoolgaande lezers, die er een wegwijzer in kunnen vinden naar werken die hun nog onbekend zijn’. Het zijn niet de boeiendste gedeelten in deze biografie, al houdt Van Straten de gevorderde lezer ook hier wakker door geregeld op fouten in de intrige te wijzen. Bv,: in de laatst genoemde roman laat Hermans iemand met een ballpoint schrijven, hoewel zo'n pen in de Tweede Wereldoorlog in Nederland nog onbekend was. De plot van Au pair zou zelfs geheel op een juridische misgreep berusten. Bij een schrijver die zijn wortels heeft in het surrealisme, kun je je de vraag stellen of feitelijk realisme voor Hermans altijd een absolute voorwaarde was. Dat het werk, afgezien van enkele kritische uitlatingen, nauwelijks op zijn literaire verdienste wordt beoordeeld en evenmin thematisch of structureel wordt geanalyseerd, kun je Van Straten moeilijk verwijten. Het boek is nu al vuistdik, en aan studies en interpretaties over Hermans' fictionele wereld is er geen gebrek.
Interessant is de manier waarop Van Straten Hermans' gedrag en boeken een plaats geeft in hun tijd. Zo werd de schrijver in 1952 gerechtelijk vervolgd wegens vermeende belediging van de katholieke bevolkingsgroep in de roman Ik heb altijd gelijk. Het verslag van de wijze waarop de morele, in niet geringe mate politiek gemotiveerde verontwaardiging werd georkestreerd en de serene juridische afwikkeling werpen een licht op de bijzonder verzuilde en lichtgeraakte samenleving die Nederland toen was. Het is jammer dat de biograaf de dwarsverbanden tussen tijd en oeuvre niet systematischer heeft toegelicht. De oorlog en de verwerking ervan komen wel aan bod (de zaak Weinreb!), ook de demonstraties van politieke correctheid na Hermans' bezoek aan Zuid-Afrika, maar het maatschappelijk proces van ontzuiling en democratisering in de jaren '60 en '70, waar zijn werk toch de uitwassen van bekritiseert, krijgen nauwelijks aandacht. Het slalommen tussen onthullings-journalistiek, receptiegeschiedenis, anekdoten en literaire schandaalkroniek is vaak niet bevorderlijk voor de samenhang in deze biografie. Dat op het einde Hermans' horoscoop moet dienen als indirect psychologisch portret en de fotobijlage op zijn minst willekeurig is samengesteld, doet vragen rijzen over het tempo dat de biograaf zich bij het schrijven heeft opgelegd.
Hans van Straten heeft de biografie geschreven die op dit ogenblik en met de huidige beperkingen van hem kon worden verwacht: een disparaat boek. Een schatkamer (soms ook een vergaarbak) vol feitenmateriaal over een intrigerend man, een belangwekkend maar onvolledig stuk Nederlandse mentaliteitsgeschiedenis, een gedegen kroniek van het naoorlogse literaire leven, een vlot geschreven verzameling anekdotes. In afwachting van een échte biografie, die weinigen onder ons na 2045 zullen kunnen lezen, en van een geautoriseerde biografie, die wellicht een hagiografie wordt, is het een boek dat elke Hermansliefhebber (en wie het worden kan) toch niet ongelezen zal laten. Daarvoor bevat het - ondanks zijn onbenulligheden en vlakke compositie - genoeg boeiend materiaal om de persoon achter het werk te leren kennen. Wie genoeg heeft van dat mensje kijken en het van Hermans' querulantisme op de heupen krijgt, wijst het de weg naar een oeuvre dat, ook al gaat het over de nietigheid van het menselijk streven, alle kleinheid overwonnen heeft.
[Erik de Smedt]
Hans van Straten: Hermans: zijn tijd, zijn werk, zijn leven
Aspekt, 1999, 606 p., 1598 F, ISBN 90-75323-62-X
*857.6 / willem frederik hermans
Begin 1999 werd in De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een nieuw literair instituut gewijd aan Willem Frederik Hermans. Doelstelling is boeken van hem te publiceren, te bestuderen en te bewaren.