anen te winnen. In de persoon van pater Laforgue schetst hij de problematiek van het conflict tussen botsende culturen, tussen geloof en heidendom, maar ook tussen een godsdienst die zich schikt naar het politieke spel en in conflict komt met het transcendente. Naar mijn mening is dit overigens het beste wat ik van Brian Moore gelezen heb. En nog in 1997 verscheen The magician's wife (De vrouw van de magiër - Li 1998, p. 445). Deze keer vormt het 19de-eeuwse Algerije het decor. Om de macht van de charismatische plaatselijke leiders te ondermijnen, stuurt de Franse keizer Napoleon III de illusionist Henri Lambert er naar toe. Voor zijn vrouw Emmeline zal de reis alleszins ingrijpende gevolgen hebben. Brian Moore schreef ook verschillende thrillers, of beter geformuleerd: hij gebruikte het thrillergenre als vehikel voor de problemen die hem bezighouden. Met die vermenging van de thriller met de psychologische roman, is hij trouwens een soort trendsetter geweest.
In The colour of blood (1987 - De kleur van bloed, 1988), gebruikt hij die thrillerformule om ernstige politieke en religieuze kwesties te onderzoeken: de relatie tussen kerk en staat, de geldigheid van de bevrijdingstheologie, de betekenis van vrijheid en verantwoordelijkheid in een totalitair regime. Hoofdpersonage in het boek is kardinaal Bem. Hij heeft jaren geleden een concordaat met de door communisten geregeerde staat gesloten. Het land in kwestie wordt niet bij name genoemd. Maar de overeenkomsten met Polen zijn duidelijk en werden door Brian Moore in een interview overigens bevestigd. Aan het begin van het boek ontsnapt de kardinaal ternauwernood aan een bomaanslag en kort daarna wordt hij opgepakt. Bem kan echter ontsnappen. Hij begint te beseffen dat ‘men’ het concordaat met het communistisch regime op de helling wil zetten. Een groep katholieke nationalisten wil de viering van de 200ste verjaardag van drie martelaren in het bedevaartsoord Rywald ombuigen tot een heuse volksopstand. Als de eerste minister hem bovendien duidelijk maakt dat elke opstand bloedig de kop zal worden ingedrukt komt kardinaal Bem in een nachtmerrie terecht. De kardinaal staat voor een dilemma waarin goed en kwaad confuus in elkaar overvloeien. Precies om de evocatie van die vervreemding is het Moore te doen. Ook in Lies of silence (Stille leugens, 1990), bij ons misschien wel Moore's bekendste werk, maakt hij gebruik van het thrillergenre. Hij hangt een scherp beeld op van het terrorisme in zijn geboorteland, Noord-Ierland. Michael Dillon wordt voor een onmogelijk moreel dilemma geplaatst. Zijn huwelijk met de mooie Moira is langzaam doodgebloed. Michael denkt eraan om met zijn minnares naar Londen te trekken. Dan worden Michael en Moira op een morgen in hun bed overvallen door een groepje IRA-soldaten. Michael moet zijn auto met een bom dicht bij het hotel plaatsen om een protestantse
leider te doden. Moira blijft gegijzeld achter... Michael Dillon heeft de keuze tussen het leven van zijn vrouw of dat van zijn maitresse. Op de achtergrond wordt de vraag naar de legitimiteit van het IRA-geweld gesteld. De kracht van Stille leugens ligt in de vanzelfsprekendheid waarmee de auteur die complexe morele problematiek in een spannend verhaal verpakt. In The statement (1995 - De verklaring, 1997) tracht de oude Brossard aan een moordenaar te ontkomen. Lezers kiezen spontaan, haast instinctief de kant van de slachtoffers. Maar ook op dat vlak maakt Moore het hun niet gemakkelijk, want Brossard is een oorlogsmisdadiger. In hem portretteert Brian Moore de banaliteit van het kwaad.
Niet echt een thriller, maar wel zeer sterk aanleunend bij de politieke actualiteit was dan weer No other life uit 1993. Verteller is een blanke Canadese priester die in het arme Caribische eiland Ganae leeft. De gelijkenis met Haïti is frappant. Eén van zijn discipels op de missieschool, de zwarte Jeannot, wordt priester en later president. Het volk dweept met hem, zijn woorden zwepen de armen op tot geweld, in zijn naam én in Christus' naam. Maar langzamerhand verliest Jeannot de hoop op beterschap voor zijn land. De twijfel - ook aan de eigen geloofsovertuiging - sluipt in zijn hart. Het portret dat Moore hier neerzet, hoort zonder meer tot het sterkste wat hij heeft geschreven: complex en genuanceerd en toch ook raadselachtig. Vooral de laatste tien jaar speelt Moore met zijn werk in op de actualiteit: de Ierse kwestie, Haïti, de affaire Papon, communistisch Polen...
Wie de romans van Brian Moore overschouwt, kan - naast de verscheidenheid - toch ook heel wat constanten ontdekken. Een vast gegeven bij zijn helden is de vertwijfeling. Zij blijven stuk voor stuk zitten met een gevoel van machteloosheid. Moore biedt geen oplossingen. Hij schetst hun verhaal zonder clichés, onopgesmukt, maar precies daardoor des te krachtiger. Zijn personages zijn doodgewone mensen, die door toeval in een uitzonderlijke situatie belanden of uit hun evenwicht gebracht worden. Hij beschrijft hen in hun breekbaarheid en tracht het crisis-moment bloot te leggen, waardoor de rol die mensen gewoon zijn te spelen, wegvalt.
In elke roman demonstreert Brian Moore ook zijn vermogen om beknopt, helder en zorgvuldig te formuleren en op die manier de aandacht van de lezer vast te houden. Zijn ervaring in de filmwereld - Moore zorgde voor het scenario van Hitchcock's ‘Tom curtain’ (1966) - is daar wellicht niet vreemd aan. Zijn boeken tellen nooit meer dan 200 bladzijden. Die bondigheid is door sommige critici als een minpunt ervaren. Sterker, het zou hem zelfs de Booker Prize gekost hebben. Maar voor de lezer is die combinatie van beknopte helderheid én diepgang een aangename verrassing.
[Geert Swaenepoel]