Uit de tijdschriften
‘Vrouwen kopen de meeste boeken en laten zich informeren door de tijdschriften die zij lezen. Uitgeverijen storten zich daarom nu massaal op de vrouwenbladen. “We hebben te laat ontdekt hoe belangrijk ze zijn.”’, zo begint het artikel ‘De vrouwenbladen als belangrijke publiciteitsmachine’ (‘Boekblad’ Nr. 38,1997). Deze ‘erkenning’ als marketingpotentieel voor een marktsegment zal niet iedereen in dank aanvaarden. Vandaar dat uitgeverijen het niet altijd makkelijk vinden die bladen te benaderen. Een van de goede kanten van het fenomeen is het Meulenhoff-bulletin over boeken en schrijvers ‘Het Seizoen’ (1997, Nr.2) dat in bijlage bij het oktobernummer (1997) van ‘Opzij’ verscheen met voornamelijk vrouwelijke auteurs. Maar naast het vrouwenbladengamma van het fluttige ‘Margriet’ tot het serieuze en strijdvaardige ‘Opzij’ - volgens het Rankingboek 1997 resp. met een matig en zeer in literatuur geïnteresseerd lezerspubliek - blijft er een kwalitatief hoogstaand landschap van feministisch geïnspireerde periodieken en bulletins door en voor vrouwen die door factoren als oplage minder gegeerd zijn, ondanks de nog grotere belezenheid van hun lezers. Een greep uit het aanbod.
Schoppenvrouw is een Vlaams ‘onafhankelijk driemaandelijks feministisch tijdschrift’ dat thema's i.v.m. de positie van de vrouw in de samenleving aansnijdt. Vooral de rubrieken ‘Vrouwenbeweging’, ‘Cultuur’, ‘Internationaal’, ‘Arbeid’, ‘Recht’, ‘Muziek’ en ‘Vrouwenstudies’ komen aan bod. Elk nummer bevat een portret van een opmerkelijke vrouw van historische betekenis: bv. de auteur Johanna Schopenhauer (1766-1838) en de Nederlandse dichteres en socialistische theoretica Henriëtte Roland Holst (1869-1952). Daarnaast nog aandacht voor de culturele creativiteit met: lesbische muziek, een verfrissende kijk op literatuur van Maaike Meijers, constricties van mode en het schoonheidsideaal, een epische kijk op Lydia Chagoll, vrouwen & geld & kunst, en vanzelfsprekend een vaste recensierubriek ‘Boeken’.
‘Schoppenvrouw’ (vier nummers/jaar), 1997, Nr. 90-93
‘Tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap’, zo profileert het Nederlandse Lover zich. Concreet kristalliseert zich dat in een thematische aanpak met in het oog springende titels als ‘Digifeminisme’ (Nr.3) en ‘Couleurs locales’ (Nr.4). Het feminisme heeft de digitale boot niet gemist, getuige het grote aanbod aan sites door en voor vrouwen. Het internet biedt heel wat potentieel als uitlaatklep voor creativiteit en uitwisseling van informatie met een groter bereik dan de traditionele kanalen. (Post)feministische e-zines, cyberfictie, virtuele bibliotheken, links etc. komen in het ‘Digifeminisme’-nummer aan bod. Het middenkatern brengt een bibliografie over vrouwen en internet. ‘Couleurs locales’ gooit het over de etnische boeg. Representatie van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen in ‘Opzij’, een interview met Gloria Wekker (kopstuk van zwarte vrouwenstudies in Nederland), het taalgebruik van de Antilliaanse schrijfster Diana Lebacs etc. kleuren dit nummer. Het middenkatern biedt o.m. een selectie van rake teksten over gender en etniciteit en een overzicht van alle recente studies op het gebied van vrouwenstudies en vrouwenbeweging. Vaste plaats wordt ingeruimd voor een vijftal paginagrote tijdschriftenrecensies.
‘Lover’ (vier nummers/jaar) 1997, Nr. 3-4
Het driemaandelijkse Nederlandse literair damesblad Lust&Gratie valt vooral op door het essayistische karakter waarmee de thema's/dossiers samengesteld worden.
‘Ik kan niet toestaan dat het land verdort’ (Nr.53) tracht sporen uit te zetten ‘waarlangs het werk van vijf Nederlandse auteurs ontgonnen kan worden’. Een literair klimaat wordt in kaart gebracht aan de hand van ‘spitters’ als Gertrude Starink, Wanda Reisel, Marie Kessels... Met ‘Wie spreekt: hoe beter er wordt gelogen hoe beter er wordt geschreven’ (Nr.54) wordt gepeild naar de vraag hoe de leugenaar zich in een literaire tekst wenst voor te doen. Literaire mystificaties, de vrouwelijke stem in erotische poëzie... Vrouwelijke auteurs kapen de prijzen weg in ‘Dossier Frankrijk’: gesprekken met laureaten uit 1996 als Geneviève Brisac (Prix Fémina voor Drijfjacht op een moeder), Nancy Huston (Prix Goncourt des Lycéens voor Instruments des ténèbres), Pascale Roze (Prix Goncourt voor Jager Zero) en Jacqueline Harpman (Prix Médicis voor Orlanda). Vaste waarden zijn de rubrieken ‘Portofolio’ - foto's geflankeerd met proza of essay - en ‘Proza’.
‘Lust&Gratie’ (vier nummers/jaar) 1997, Nr. 53-55
Surplus is in hoofdzaak een Nederlands recensietijdschrift met besprekingen van recent verschenen werk (fictie en non-fictie) van vrouwelijke auteurs. ‘Louter genot!’ (Nr.1) brengt een interview met Lydia Rood, eetlustopwekkende boeken, schandelijke boeken om van te smullen etc. In ‘Zussen’ (Nr.2) wordt de zusterhand tussen auteurs en/of personages nader belicht: de Brontë-zusjes, Jane Austen, de zusjes Van der Wey, de tantes van Eric de Kuyper... ‘Hype!’ (Nr.3) tenslotte behandelt het fenomeen ‘overspannen media-aandacht’, het hype-geval Connie Palmen, schandelijke literaire blikvangers in de 19de eeuw, kassa! vóór het boek in de winkel ligt ofte Lulu Wangs Het lelientheater etc. Kortgeboekte recencies, recente titellijsten, een interview en wisselende, terugkomende rubrieken zorgen voor een constante.
‘Surplus’ (zes nummers/jaar) 1997, Nr. 1-3