Uit de tijdschriften
Ivo Michiels werd op 8 januari 75. Het tijdschrift Revolver (Jg. 24/3, januari) wijdt een themanummer aan de auteur, waarin de verschillende aspecten van zijn schrijverschap aan bod komen. Michiels opent zelf met een fragment uit De verrukking, het nog te verschijnen deel negen in de ‘Journal brut’.
In ‘Onzuiverheid als credo’ volgt Cyriel Offermans zijn persoonlijke leeservaring van Michiels werk vanaf de jaren '60 tot nu, het achtste deel van de ‘Journal brut’. ‘Michiels wil zijn lezers enthousiasmeren [...] anderen met de bron van dat extatisch gevoel deelgenoot maken, [ze] steken elkaar aan, ze vormen “een keten”’. Dat is ook wat Offermans' enthousiasme voor Michiels werk opwekte. Bij aanvang naar eigen zeggen ‘zonder voorbehoud’, gaandeweg werd het door lichte reserve gestoord: het ‘ikjes sprokkelen’, het herschrijven van het leven van de schrijver en het al schrijvend een zin af te dwingen die het in se niet had. En dan vooral daar waar Michiels nadrukkelijk als ethisch bewogen schrijver optreedt. Waar er sprake is van ‘intentioneel overschot [...] het verlangen dingen te zeggen of te bewerkstelligen die boven het concrete, aan tijd en ruimte gebonden omstandigheden van de tekst uitstijgen’.
Ludo Abicht distilleert uit de problematiek van ‘oorlog en na-oorlog’ in het oeuvre van Michiels, en meer bepaald in Een tuin tussen hond en wolf en Dixit, de ideologemen zwart, wit en joods, de elementen die de maatschappelijke dimensie van het werk blootleggen. Zwart was de figuur van Adriaan, de idealist die de Dietse Zaak ging dienen, François de ‘witte’ verzetsman. In Dixit is de fascinatie voor en identificatie met het jodendom sterk, het heeft ‘het universele karakter gekregen van het slachtofferbestaan’ en het is als dusdanig een ‘logische, moreel verantwoorde afsluiting van De alfa-cyclus, het einde van een lange tocht door de “roerige en beroerde tijd” tussen 1939 en 1979’. Verder komt uiteraard Sissi ook aan bod in een bespreking van Hugo Bousset, Joris Gerits schetst een beeld van de schrijver als redactiesecretaris van het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’, Philippe Degryse focust op de kunstkritische bijdragen, Lex Bohlmeijer analyseert de taalmuziek van het muziektheaterwerk ‘Scherven’. En Jan H. Mysjkin noteerde zijn persoonlijke herinneringen aan Michiels tijdens zijn ritten in de Parijse metro.