Chinees afhaalmanoeuvre
Met zijn nieuwe roman, De laatste dagen van Hongkong, speelt Paul Theroux handig in op de actualiteit. De Britse kroonkolonie Hongkong, die in 1898 voor een periode van 99 jaar door het Chinese Keizerrijk aan Groot-Brittannië werd afgestaan, zal op 1 juli 1997 als Speciale Administratieve Regio (SAR) weer deel uitmaken van de Volksrepubliek China. Deze politieke aardverschuiving die op til is, zorgt voor flink wat onrust.
‘De Overdracht (zij noemden het “de Chinese afhaalmanoeuvre”); het ging tegenwoordig over niets anders. Het was het enige nieuws in Hongkong, of nieuws dat ermee samenhing: de economie, landwinning, verkoop van bedrijfspanden, de benzineprijs, de nieuwe luchthaven, de onzekere politici die hun angst niet onder stoelen of banken staken - dat alles hield verband met de Overdracht’.
Hoofdpersonages in Theroux' boek zijn moeder en zoon Mullard. Moeder Betty is met wijlen haar echtgenoot George uit Engeland naar Hongkong geëmigreerd. Haar zoon Neville ‘Bunt’ Mullard is 43; hij is geboren en getogen in Hongkong, maar nog Britser van inborst dan zijn moeder. Moeder en zoon wonen samen in Albion Cottage, niet ver van Lugard Road op een steile heuvel boven de brandweerpost van Victoria Peak. Als vrijgezel wordt Bunt door zijn moeder haast als een kind behandeld. Seksueel soelaas vindt hij in stiekem bordeelbezoek en bij Meiping, een naaistertje uit zijn atelier. Bij helder weer kan je vanuit hun huis door de ramen op het oosten China zien liggen. Maar Bunt is er, net zomin als zijn moeder of zijn vader, nooit geweest. Waarom zou je ook? De Mullards leiden naar hun gevoel een prettig, conservatief maar wat saai leventje. Elke ochtend serveert de huisbediende Wang het Engels ontbijt, waarna Bunt met hun zwarte Rover uit 1958 naar het werk rijdt. De Mullards bezitten, samen met hun Chinese vennoot Chuck, een naaiatelier, de Imperial Stitching, een wat pompeuze naam voor een veeleer bescheiden werkplaats waar vooral labels en etiketten worden gefabriceerd. Het bedrijfje is opgericht na de Tweede Wereldoorlog door vader Mullard en meneer Chuck. Nu zorgt Bunt voor de dagelijkse leiding. De Mullards leven midden de Chinezen en toch geïsoleerd. De mensen en hun gewoonten zijn hun vreemd gebleven. Ze leven als Britten in een verkeerd decor. ‘Het is niet persoonlijk bedoeld’, zei Betty. ‘maar wij eten nooit Chinees. We hebben er nooit een hap van genomen. Al dat vet, al die gelatine, en het is altijd zo waterig. Ik word er niet goed van’. Zij eten liever oer-Engelse rosbief in Fatty's Chop House. Enige xenofobie is de familie Mullard alleszins niet vreemd. Aanvankelijk zijn Betty en Bunt ervan overtuigd dat hen weinig kan gebeuren, ook niet na de communistische machtsovername. Ze verwachten dat
hun leventje ook na 1 juli zonder veel strubbelingen zijn oude gang zal gaan. Het zal een illusie blijken. Wang sterft en de Mullards erven zijn aandeel in het bedrijf. Maar daarmee krijgt Bunt de volle verantwoordelijkheid voor Imperial Stitching op zijn schouders. Als zijn vriend Monty hem op een goeie dag in de Cricket Club aan een zekere mister Hung voorstelt, worden de Mullards meegesleurd in een draaikolk van veranderingen. Hung wil hun pand kopen. Eerst wijst Bunt dat aanbod van de hand, maar Hung laat niet af. Hij bestookt moeder Mullard met bloemen, pralines en geschenkjes. Het duurt niet lang voor het bij de zoon gaat dagen dat mister Hung geen doorsnee-Chinees is, maar een hoge officier uit het Rode Leger. Met ‘zachte’ dwang en een smak geld haalt Hung eerst de moeder over de streep. Bunt kan niet anders dan verbijsterd volgen. En een voor een verliest hij alle illusies en houvast. Dat de auteur niet hoog oploopt met het regime van Peking is overigens ook goed te merken in de manier waarop hij de sinistere mister Hung uittekent. Paul Theroux zit duidelijk niet om een boek verlegen. Met de regelmaat van een klok verschijnt nieuw werk van hem. Dat hij zijn nieuwe roman zo duidelijk aan de politieke actualiteit linkt, zal de verkoop zeker ten goede komen. Dat mag echter geen schaduw werpen op de literaire waarde van deze nieuwe Theroux. De laatste dagen van Hongkong is een goed boek, laat daar geen twijfel over bestaan. Vlot leesbaar met een knap opgebouwde, spannende intrige sluit de auteur opnieuw aan bij zijn betere werken als Muskietenkust, Het fotopaleis en Saint Jack (De Arbeiderspers, resp. 1993,1981 en 1987). Maar er is meer dan de romanintrige en het beeld van Hongkong dat Theroux ophangt. De figuur van Neville ‘Bunt’ Mullard groeit doorheen het boek van onbenullig figuur uit tot tragikomische held. Vooral omwille van dit aspect verdient deze roman een ruim publiek.
[Geert Swaenepoel]
Paul Theroux: De laatste dagen van Hongkong
Atlas, 237 p., 740 F, ISBN 90-254-2102-4
Het verre Oosten is geen onbekende voor Paul Theroux. Aan het eind van de jaren '60 was hij docent in Singapore. Hij koos die stad als decor voor zijn roman Saint Jack (1987), waarin hij de psychologische verschillen tussen Chinezen en westerlingen uittekent. In 1990 verscheen China, per trein, het relaas van een lange trip door het land, net vóór de Tienanmen-tragedie. Hij combineert die ervaringen in De laatste dagen van Hongkong.