De ‘Spiegel historiael’ in beeld
Het zwaartepunt van het onderzoek naar middeleeuwse teksten ligt nu al ettelijke jaren in Nederland. Vooral Frits van Oostrom oogstte ook op de algemene boekenmarkt succes. In Vlaanderen is Jozef Janssens nu al goed 20 jaar nogal eenzaam bezig de Middeleeuwen aanschouwelijk aan een ruim publiek voor te stellen. Aanvankelijk lag dat niet voor de hand, want de Middeleeuwen heetten donker en naïef te zijn. Als Janssens' pogingen al eens op roepen in de woestijn hebben geleken, dan werd hij intussen onvermijdelijk gehoord, want hij spreekt en schrijft met een haast bezwerende overtuiging.
Deze imponerende uitgave van de Spiegel historiael is een Vlaams-Nederlands werkstuk. Bij de lectuur van Jacob van Maerlants magnum opus wordt professor Jozef D. Janssens bijgestaan door kunsthistorica Martine Meuwese, wetenschappelijk medewerkster aan het Leidse pioniersproject Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen. Deze samenwerking mag zeer gelukkig heten, want het 14de-eeuwse handschrift dat hier onderwerp van studie is, blijkt naast een literair-historisch meesterwerk ook miniatuurkunst van een zeldzaam niveau te bevatten.
Over middeleeuwse auteurs zijn doorgaans weinig (biografische) gegevens bekend. Van Jacob van Maerlant is o.m. geweten dat hij leefde van ca. 1230 tot ca. 1293 en een van de belangrijkste 13de-eeuwse schrijvers in de volkstaal was. Maerlant heeft een pioniersrol gespeeld als vulgarisator van wetenschappelijke werken. Hij deed over de landsgrenzen heen zijn invloed gelden en met zijn encyclopedisch werk in de volkstaal was hij de andere Europese landen voor. Cultuurhistorisch speelt hij dus een eersterangsrol, hij is een schakelfiguur tussen de vroege en de late Middeleeuwen, tussen het gezagsdenken en het rationele denken in de natuurwetenschappen.
Maar dat hij, op Ruusbroec na, de belangrijkste middeleeuwse schrijver was, heeft niet kunnen voorkomen dat vandaag in ruime kring zijn naam nog hooguit een belletje doet rinkelen. Nog een restant van op de schoolbanken meestal en daar is een didacticus doorgaans niet populair. Maerlant schreef de Spiegel historiael in opdracht van Floris V, graaf van Holland. Het is een ‘vertaling’ in de volkstaal van de Speculum historiale van Vincentius van Beauvais. Een gigantisch werk was dat, 32 boeken waarin de wereldgeschiedenis opgetekend werd, vanaf het scheppingsverhaal tot de eigen tijd (1250). Maerlant is er niet in geslaagd het te voltooien. Lodewijk van Velthem maakte de ‘Vierde partie’ af en voegde er een ‘Vijfde partie’ aan toe, die de periode 1256 tot 1316 behandelt. Later schreef Filip Utenbroeke nog een ‘Tweede partie’, die Maerlant had overgeslagen.
Dit laatste illustreert meteen waarom Maerlants werk een ‘vertaling’ tussen aanhalingstekens is. Naar eigen goeddunken en met zijn specifieke publiek voor ogen liet hij ongeveer de helft van de brontekst weg (de theologie bv. laat hij wegens slechte ervaringen met zijn Rijmbijbel liever aan het ‘paepschap’ over), daarnaast voegde hij zowat 10.000 verzen toe, waaronder een aanzienlijk stuk over de leer van Seneca. Voor het deel over koning Artur verlaat hij de (korte) brontekst volledig en hij vertaalt in de plaats Galfridus van Monmouths Historia Regum Britanniae. Hij tekent ook een veel geprononceerder en daarenboven flatterend beeld van het ridderleven - denk daarbij ook aan zijn opdrachtgever -; hij zet de geschiedenis van de eerste kruistocht omstandig uiteen en hij voorziet daarin een mooie plaats voor Godfried van Bouillon. ‘Nutscap ende waer’, want hij was tenslotte een didacticus, maar een pittig verhaal was blijkbaar toch ook niet weg... De auteurs geven de tekst van de 13de-eeuwse wereldgeschiedenis op rijm fragmentair weer. Noodzakelijk vanwege de omvang (90.000 verzen) en gelukkig, want de Spiegel historiael mag voor wetenschappers dan wel een goudmijn zijn, al die wetenschappelijke rijkdom zou menig liefhebber na enige tijd doen afhaken, vermits - met Maerlants woorden - dit alles ‘den leken is te zwaer’. Uitgangspunt van de uitgave en grootste aandachtstrekker zijn de miniaturen. Van de verluchte folio's werd een facsimile afgedrukt - niet geïllustreerde scènes werden weggelaten -, bij elke miniatuur werd het bijhorende tekstfragment in moderne spelling en met woordverklaring opgenomen. Elk fragment wordt telkens kort gekaderd.
Van de verschillende handschriften waarin de Spiegel historiael bewaard is gebleven, is het Haagse handschrift het enige dat de eeuwen heeft getrotseerd. Het dateert van ca. 1330, is zeldzaam fraai geïllustreerd en wellicht gemaakt in de regio Gent of Brugge. Het is het enige dat de volledige tekst zoals Maerlant hem heeft geschreven, heeft overgeleverd - wat niet betekent dat niet een en ander is verloren gegaan want de kopiist ging vrij slordig te werk. Maar dat is een ander verhaal.
De verluchters in die tijd probeerden in hun illustraties de essentie van de tekst te vatten en daarbij gingen ze niet altijd louter illustratief te werk. In sommige gevallen vertellen de miniaturen een verhaal op zich en wie de conventies kent, kan er heel wat uit aflezen. Zo heeft bv. de lees-