Het is weer tijd...
Op 19 augustus 1895 kwam de vaste pianist van de nachtsociëteit Het Wapen van Habsburg in de Amsterdamse uitgaansbuurt niet opdagen. Eduard Jacobs maakte toen van de gelegenheid gebruik om een paar Franse liedjes te vertolken, geplukt uit de Parijse Montmartre-traditie van music-hall. Het Nederlandse cabaret was geboren en dat betekent meteen dat het al meer dan 100 jaar bestaat. De eerste 75 levensjaren werden al eerder vastgelegd in boekvorm. En nu vonden Patrick van den Hanenberg en Frank Verballen de tijd gekomen ‘om te bepalen waar het allemaal op staat’.
Zo opent trouwens ook het tweede en misschien wel belangrijkste hoofdstuk: dat over Neerlands Hoop, de roepnaam van de toenmalige beeldenstormers Freek de Jonge en Bram Vermeulen. Zij domineerden vanaf de jaren '70 het cabaret bij onze noorderburen, nadat het ietwat was ingedommeld. Een aantal cabaretiers hadden de brug gemaakt van de oude periode van vóór 1970 naar de actuele kleinkunst. Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans waren de brugfiguren, die de samenstellers aangrijpen als overgang naar hun inventariserend werk - dat mag bovendien als een soort vervolg worden gezien op Wim Ibo's En nu de moraal van dit lied (Sijthoff, 1981). Deze ‘cabaretbijbel’ is momenteel veeleer een soort Oud Testament, dat al jaren om opvolging schreeuwt.
De rode draad bij de brugfiguren was hun gebrek aan engagement in het tekstmateriaal. Ongenadig hakken de auteurs in op een aantal gevestigde groten: Hermans, die hier en daar wat teksten leende; Seth Gaaikema, die een gebrekkig zangtalent tentoonspreidt met opdringerige lachpauzes, fout geïmiteerde Wim Kan-maniertjes en een overdosis woordspelingen; de misschien wat te zachtmoedige Paul van Vliet; de (in het begin toch) braaf-katholieke Fons Jansen... Kortom, het was tijd voor vernieuwing, verandering, engagement. Op Freek de Jonge en Bram Vermeulen hebben Van den Hanenberg en Verhallen het duidelijk goed begrepen. Eerstgenoemde beweerde voor de Vara-microfoon toentertijd dat het met de heersende cabaretgarde niet veel zaaks was en van kleinkunstpromotor Han Pekel vertelde hij erbij: ‘Die hadden ze tijdens de zoutschaarste moeten uitstrooien over de Nederlandse wegen’. De Jonge werd in het begin zelfs wat miskend door de grote lbo, maar later toch ook als toonaangevend bestempeld. Freek de Jonge wordt populair en gaat zich op een bepaald ogenblik zelfs danig storen aan de kritiekloze instemming van zijn publiek. Enfin, het wordt voor intellectueel links in Nederland een must om te houden van Neerlands Hoop. Ten dele terecht, omdat zij de impulsen bezorgden voor een vernieuwd actiecabaret. Het boek schetst het totstandkomen van het fysieke, toneelmatige en muzikale cabaret en de schijnbare neergang van het politiek-geëngageerde. Een overtuigend hoofdstuk onder de titel ‘De hoerenkast van de poëzie’ behandelt bovendien de wederzijdse bevruchting van de literatuur en kleinkunst. De auteurs gaan op zoek naar de raakvlakken tussen poëzie en kleinkunst en komen ontegenzeggelijk terecht bij baanbrekers als Willem Wilmink of Hans Dorrestijn, die gaandeweg en systematisch - vooral Wilmink - poëtische taal en kleinkunsttekst met elkaar hebben vereenzelvigd. Aparte hoofdstukken in
Het is weer tijd... verdienen Herman van Veen, Joop Visser, Paul de Leeuw, Youp van 't Hek, Freek de Jonge, Robert Long en Leen Jongewaard, en Kees van Kooten en Wim de Bie, ook bekend als het Simplisties Verbond. In 1993 werden zij in een enquête gecatalogeerd als de opiniemakers van het ogenblik. In hun programma durven zij met vragen te worstelen die voor een groot deel van de publieke opinie reeds een uitgemaakte zaak zijn, zoals bv. vergeldingsmaatregelen tegen de Iraakse leider Saddam Hoessein. Met hun televisieprogramma ‘Keek op de week’ presenteerden Koot en Bie een heldere, originele en kritische kijk op de werkelijkheid, waarbij ze de geplooide en al te gemakkelijke trends uit de weg gingen.
Nederland is gezegend met veel theatertalent. Om de haverklap dienen zich een aantal nieuwe namen aan. Ik ga ervan uit dat deze aanbellers door dit aardige boek weten waar zich aan te houden indien zij kwaliteit willen leveren. De auteurs hebben zich geen enkele moeite gespaard; hun werk is de vrucht van jarenlange observatie, kritische arbeid en handenvol lectuur. Ze hebben er zich niet voor gehoed om tegen heilige huisjes te trappen of standbeelden even van hun sokkel te lichten. Hun persoonlijke voorkeur blijkt overduidelijk; hij is ingegeven door smaak en vooral ook inhoudelijke motieven. Het is hun goede recht - misschien wel hun plicht - om puntjes op de i's te zetten en zich nergens slaaf te tonen van een soms te voor de hand liggende publieke appreciatie of kijkcijfers of van vlekkeloze reputaties. Als afsluiter zorgden zij voor een overzicht van de Nederlandse cabaretprogramma's, een lijst met de sedert 1970 uitgereikte prijzen en een uitgebreide biblio- en discografie.
[Stefan van den Bossche]
Patrick van den Hanenberg en Frank Verhallen: Nederlands cabaret 1970-1995: het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat
Nijgh & Van Ditmar, 356 p., ill., 1500 F, ISBN 90-388-3097-1