Foto's van het verleden
Colum McCann behoort tot een nieuwe generatie Ierse prozaschrijvers die zich, nog meer dan de auteurs voor hen, niet alleen Iers maar ook Europees voelen. Zijn debuut, de kortverhalenbundel Vissen in de nachtzwarte rivier, verried een fundamenteel kosmopolitische blik. In Zanghonden, zijn eerste roman, combineert McCann twee Ierse met twee buitenlandse verhaallijnen. De titel verwijst naar de Navajo-legende die het ontstaan van de wereld toeschrijft aan de kreet van de coyote.
Er zijn zeven hoofdstukken voor de zeven dagen van de week die de jongeman Conor Lyons doorbrengt in het huis van zijn vader in landelijk Ierland. Hij heeft een turbulente jeugd gehad, is van huis weggelopen naar Londen, waar hij zijn draai niet kon vinden. Dan besluit hij zijn moeder te gaan zoeken, die waarschijnlijk naar haar geboorteland Mexico is gevlucht. Hij volgt daar een spoor dat er eigenlijk geen is omdat hij in werkelijkheid in de voetsporen van zijn vader loopt. Terug in zijn geboortedorp kijkt hij naar zijn vader die in de rivier aan het vissen is: ‘Ik zat op mijn rugzak achter de heg, waar de ouwe me niet kon zien, en keek hoe traag de rivier en hij waren’. In één beeld vat McCann de afstand tussen zoon en vader, hun verschil in ritme en datgene wat hen tegen alle verwachtingen in toch nog bindt. Zelfs voor zeven dagen is vader Lyons een moeilijke en norse huisgenoot; zijn leven wordt eerst verteld. Hij werd geboren op het randje van Europa, op een klif boven de Atlantische Oceaan. Zijn moeder is gek geworden toen zijn vader sneuvelde in het verre Vlaanderen en ze verdwijnt onmiddellijk na de geboorte. Het jongetje wordt opgevoed door twee protestantse dames, die op hun beurt verdrinken; zijn leven begint pas echt als hij een fototoestel vindt.
Hij begint alles op de gevoelige plaat vast te leggen, behalve zichzelf; de rest van zijn leven blijft hij in beweging. Hij gaat naar de burgeroorlog in Spanje, niet om er te vechten, maar om foto's te nemen. Na de nederlaag van de republikeinen komt hij in Mexico terecht waar hij zijn vrouw leert kennen. Samen trekken ze naar de Verenigde Staten om daar het geluk te zoeken: San Francisco, Wyoming en New York, om uiteindelijk uit te komen waar het allemaal begon, in Ierland.
De drie andere verhalen behoren de zoon toe: zijn eigen jeugd tot hij in Londen besluit om zijn moeder te gaan zoeken, de zoektocht in Amerika naar sporen van zijn ouders, en het verhaal in het heden, de zeven dagen die hij bij zijn vader logeert. Zijn jeugd in Ierland was niet eenvoudig met een vader die erin slaagde het omgekeerde te doen wat voor Ierse emigranten normaal is: hij ging rijk uit Ierland weg en kwam arm terug. Als de moeder beseft dat deze ‘tijdelijke tussenstop’ een leugen is, weet ze dat ze in Ierland altijd een vreemde zal blijven en dat ze ooit alleen zal vertrekken. En dat doet ze. In Amerika vindt haar zoon slechts hier en daar een aanwijzing dat zijn ouders er geweest zijn: de wereld waarin ze leefden, is onherroepelijk verdwenen, de mensen die hen kenden, overleden of veranderd. Toch is er nog altijd genoeg over (landschappen, herinneringen van overlevenden) om als basis te gebruiken voor een reconstructie van wat hen overkwam.
Het kaderverhaal sluit aan bij een lange traditie. Het te grote huis met de oude norse man is een belangrijk thema in de Ierse literatuur en geschiedenis. Sinds de 19de eeuw bestaat er een Big House-roman waarin de spanning centraal staat tussen de bewoners van het Grote Huis (protestants en Engels) en de boeren op het land eromheen (katholiek en Iers). Eerst was de toon van deze romans komisch (met de grappige misverstanden tussen domme maar grappige boeren, en beschaafde heren en dames), maar door de steeds grimmiger wordende anti-Britse sfeer ging de Big House-roman zich ook bezighouden met de donkere kant van het onbegrip tussen de twee bevolkingsgroepen en men begon ook het standpunt van de uitgebuite keuterboeren bij de zaak te betrekken. Nog later verschoof de aandacht opnieuw, o.m. onder invloed van de dichter William Butler Yeats die het in zijn hoofd had gehaald dat hij zelf tot de klasse der landeigenaars behoorde. Nu waren de bewoners van het Grote Huis opeens de Ierse neven en nichten van E.A. Poe's familie Usher geworden: Aidan Higgins en John Banville maakten van het Grote Huis een locatie van moderne (en postmoderne) romans. De manier waarop McCann deze vier verhalen door elkaar heen vertelt, bewijst dat deze kortverhalenschrijver van niet veel romanciers nog veel te leren heeft. De rivier die door het hele verhaal loopt, de zanghonden of coyotes van de titel, de foto's die een venster naar het verleden zijn, alles vormt uiteindelijk een geheel als een oude foto. Het motto komt uit F. Scott Fitzgeralds The great Gatsby brengt de belangrijkste elementen van het boek mooi bij elkaar: ‘En zo laveren we voort, schepen tegen de stroom op, onophoudelijk teruggedreven naar het verleden.’ Dit is een mooie eerste roman over een van de eerste mysteries waarmee je in je leven wordt geconfronteerd: wie zijn toch die mensen die zich mijn ouders noemen?
[Geert Lernout]
Colum McCann: Zanghonden
De Harmonie, 226 p., 800 F, ISBN 90-6169-497-3