Geen weg terug
Vorig jaar debuteerde Edzard Mik met de surrealistische roman De bouwmeester. Een architect krijgt er de opdracht in een Zuid-Aziatische stad vol zwerfkinderen een gebouw zonder functie te ontwerpen. In Yak (zie p. 704), een zwarte ‘comedy of errors’, gaat een grensganger op zoek naar zijn vader en broer. Opnieuw fascineert de helderheid waarmee Mik de raadsels van zijn grillige fantasie gestalte geeft. Een uitgave van De Arbeiderspers.
‘Citroens broer overleed aan een trage, verstikkende ziekte, zijn vader sloeg kort daarop de hand aan zichzelf, en toen vervolgens ook zijn advocatenpraktijk ter ziele ging na verdachtmakingen in de media, werd Citroen licht van het leven, dat gewoon doorging’. Via een krantenadvertentie komt hij in contact met een firma die een haargroeimiddel op de markt brengt, genoemd naar het langharige rund, de yak. Citroen meent in de charismatische verkoopleider Padlina zijn overleden vader te herkennen, die hij de schuld geeft voor de dood van zijn 18-jarige broer Daniël. Hoewel zijn vader chirurg was, ‘heerser over leven en dood’, heeft hij niet tijdig onderkend dat zijn zoon kanker had. Citroen infiltreert als verkoper in de organisatie met de bedoeling Padlina een hak te zetten. Maar stilaan blijkt dat niet hij, maar Padlina de touwtjes in handen heeft en dat zijn poging tot afrekening gedoemd is te mislukken. Meer nog, Padlina verovert Citroens moeder en ontvreemdt zijn kostbaarste bezit: het kistje met vlinders die Daniël ooit zo zorgvuldig heeft opgeprikt.
De hoofdfiguur is in zijn hart geraakt. Nu is zijn jeugd afgenomen, de laatste draad doorgesneden. Hij vlucht in een regressieve daad. Op de hotelkamer die Padlina en zijn moeder betrekken, verscheurt hij kleren en laat hij een pop praten als zijn jonge broer, om tenslotte vertwijfeld te erkennen: ‘Daniël beweegt niet meer...’ Het hele boek is Treuerarbeit van een man die zich niet kan neerleggen bij het verlies van iemand die hem dierbaar was, en die ontspoort. Het originele is dat Mik deze tragische verhaaldraad contrasteert met het succesverhaal van het middel tegen kaalheid, waardoor mensen, aldus Padlina, ‘een hernieuwd leven binnenstappen’. De schrijver trekt hier alle satirische en groteske registers open om de verkooptrucs, het piramidesysteem en de quasi religieuze allures van Yak te ontmaskeren. De beste potentiële klanten, legt Padlina aan de beginnende distributeur uit, zijn onopvallende mensen. ‘Zij snakken naar een nieuwe huid, zij willen uit de cocon van hun dagelijks bestaan breken, zij zijn de dromers die zo graag zouden willen fladderen van bloem naar bloem’. Op dit oppervlakkige terrein kan het verdwijnen wél worden ongedaan gemaakt. Naar aanleiding van De bouwmeester wezen critici op de afwezigheid van psychologie in Miks werk. Zijn manier van vertellen lijkt zo zakelijk, zo op gebeurtenissen geconcentreerd, dat er geen ruimte is voor gevoelens. Er waren reminiscenties aan de gewapend-betonstijl van Bordewijk. Mik verpakt evenwel de psychologie in de handeling en de wijze waarop ze wordt beschreven. Het gevoel dat Citroen voor zijn overleden broer koestert, blijkt in een scène op het kerkhof uit de totaal andere toon waarop de anders zo norse Citroen spreekt, meer dan uit de inhoud van zijn woorden. Sterker nog dan in zijn vorige roman valt op hoe Mik zijn kerngegeven laat uitdijen over haast alle voorwerpen en nevenfeitjes en de hele
ruimte in het boek. Via motieven als bloemen, vlinders en gras of de beschrijving van een roltrap waarvan de treden opnieuw te voorschijn komen, word je doordrongen van de thematiek van afbraak en groei, vergankelijkheid en bestendigheid.
Uiteindelijk wordt, als bij primitieve stammen, de natuur bezield, is er sprake van ‘beuken met vlezig gespierde stammen’ en ‘morrend struikgewas’; mensen zijn ‘van levend hout, gebakken klei, van lillend, met bloed doordrenkt vlees’. Maar in de wereld van algehele commercialisering, snelverkeer en wolkenkrabbers die Mik oproept, heeft de ziel het hard te verduren. Citroens afrekening met zijn vader is in feite een worsteling met Vader Tijd. Een vergeefse strijd, zoals we al in Shakespeares Comedy of errors kunnen lezen: ‘Er is voor een man die door de natuur kaal wordt geen tijd waarop hij weer haar krijgt. [...] de Tijd zelf is kaai en zal daarom tot het einde der tijden kale volgelingen hebben’. Padlina mag zijn klanten dan met een haargroeimiddel gelukkig maken, hij is ook een kleptomaan, die overal wel iets persoonlijks wegneemt. In zijn poging om verhalend - humor en ernst vermengend - in het reine te komen met het onbegrijpelijke, krijgt Yak de zuigkracht van een heden-daagse mythe. Achter de satiricus met zijn groteske scènes schuilt ook hier een verkapte moralist. In De bouwmeester leidde de almachtige economie tot een zinloos bouwsel en bleven de zwerfkinderen in de kou staan. In Yak dient de commercie als bliksemafleider voor de gevoelens van verlies en onmacht die het leven met zich meebrengt. Als een chauffeur vóór een congrescentrum het grote Yak-embleem ziet, gelooft hij dat er gestreden wordt voor een bedreigde diersoort. ‘Don't worry’, antwoordt Citroen, ‘he is more alive than ever’. In Miks wereld is vooral de mens met uitsterven bedreigd.
[Erik de Smedt]